DAGBLAD. N°. 7339. Eerste Blad. Maandag 21 Januari. A0. 1884. LEIDSOH PRIJS DEZER COURAST: Toor Leiden per 3 maanden.L10. France per post1.40. Afzonderl^ke Nommers.0.05. Deze Conrant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRU8 DEE ADVERTENTIES: Tan 1—6 regels 1.05. Iedera regel meer O.I7fc Grootere letter» naar plaatsrnimte. Voor het incasm- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Dit- Nommer bestaat uit TWEE BLADEN. OCIeiëele Kennlu^eringen. \ATIOSALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN doen te weten, dat ingevolge art. 18 der Wet van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad n°. 72) allen, die volgens art. 15 dier Wet voor de nationale militie behoeren te worden ingeschreven (zy die op den lsten Januari hun 19de jaar waren ingetreden en alzoo de geborenen in 1865), verplicht zijn zich daartoe bij Burgemeester en Wethouders aan te geven tasschen den lsten en den gisten Januari; dat bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van den militieplichtige, zijn vader, of, is deze overleden, ïijne moeder, of. zijn beiden overleden, zijn voogd lot het doen van die aangifte verplicht is; en dat overtreding van het aangehaalde art. 18, krachtens art. 183 der meergemelde wet, wordt gestraft met boete Tan 25 tot 100. Voor hen, die verzuimden zich op de door het Gemeen tebestuur bepaalde dagen ter inschrijving aan te melden, wordt mitsdien daartoe alsnog gelegenheid gegeven ter gemeente-secretarie, van 's voormiddags 10 tot 's namid dags 3 uren, op iederen werkdag, tot en met den Sisten Januari aanstaande, op welken dag het register van in schrijving, des namiddags te 4 uren, voorloopig wordt ge sloten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 12 Januari 1884. RATIONALE MILITIE. Kennisgeving:. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gelet op artikel 26 der Wet van den 19den Augustus 1861, betrekkelijk, de nationale militie (Staatsblad No. 72); Brengen ter algemeene kennis: dat het register van inschrijving en de alphabetische naamlijst der in 1883 voor de nationale militie ingeschre venen van den 21sten tot en met den 31sten Januari e. k. ter gemeentesecretarie voor elk ter lezing worden neder- gelegd; dat bezwaar tegen register en lijst, binnen den tyd der nederlepging, kan worden ingebracht aan den Com missaris des Konings in'deze provincie, schriftelijk, op ongezegeld papier, bij den Burgemeester in te leveren. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 19 Jan. 1884. E. KIST, Secretaris. Amerikaansche geldbelegging. Eene beschrgving te lezen van de schier fabel achtige rijkdommen, door sommige zoogenaamde Amerikaansche Spoorwegkoningen, bezitters van mijneD, landerijen en dergelijke, in ongelooflijk korten tijd verkregen, heeft zeker iets aantrekkelijks voor liefhebbers van „gemengd nieuws." Zoodra echter de belangstelling in dergelijke bijzonderheden den lezer meer persoonlijk aangaat en hij daarbij op pijnlijke wijze wordt liorinnerd aan de onom. stootelijke waarheid dat wat de een in overdadige mate wint, door een ander in dezelfde verhouding wordt verloreD, yeraudert het gemengd oieuws in een nienws van gemengden aard, dat wil zeggen, dat het Diet lonter meer strekt om de zncht naar hot vernemen van iets buitengewoons te bevredi gen, maar een alles behalve opwekkenden indruk achterlaat. In zulk een minder aaDgename stemming ver- keerden zeker wel de aandeelhouders der veelbe sproken „Maxwell Company" op de onlangs te Amsterdam gehouden vergadering, waarin door de twee diroctenreD,- die de Estate hadden bezooht, rapport werd uitgebracht. Als belanghebbende op zoo'n vergadering te moeten hooron vertellen dat het zoo ijseiijk moeilijk is een president-directeur van zco'n Amerikaansche maatschappij, die mot de aandeelhouders dan al een heel leelgk loopje nam, te nopen zijn ontslag te nomen, omdat die president- directeuren daar in het verre Westen zoo'n ver bazend groote macht hebben - kijk, dat is alles behalve pleizierig voor een rond Hollander, die zgn goede geld in zoo'n zaak heeft gestoken. Eip daarbij komt dan nog een geheim zelfverwijt, dat men na al de opgedane ondervinding, o. a. met de Amerikaansche spoorwegen, die zoo menig Ne- derlandsch kapitaal verslonden, toch ook voorzich tiger had moeten zijn. Wat was dan toch eigenlijk de reden van die onvoorzichtigheid? Ronduit ge zegd: do zacht naar groot winstbejag. Immers, wie met een matigen interest tevreden is, kan dicht bij hnis zyn lieve geld heel wat veiliger beleggeo. Onwillekeurig herinneren wij ons hier een zin snede nit een zeer lezenswaardig werkje, onlangs bij den uitgever van dit blad verschenen onder den titel: „Waar blijft mijn geld?", door F. A. Van Suchtelen Jr., leeraar in hot boekhouden te Amsterdam. Die vraag wordt daar na wol niet gedaan in den zin, waarin de teleurgestelde aandeelhouders der „Maxwell Company" haar zonden knnnen stellen; het werkje is Ionter eene „Handleiding voor huis houdelijk boekhouder!" en wijst dus den weg, waar- laugs men zich op practiBche wijze rekenschap kan geven van zijne inkomsten en nitgaveDmaar het bevat tevens een tweetal aanhangsels onder de titels van „Geldbelegging" en „Effecten", waaruit voor menigeen, die or prjjs op stelt zijn grooter of kleiner kapitaaltje bjj elkaar te honden, nog wel wat valt te leeren. Wij lezen daar dan (hl. 48): „Erenals een huur koetsier zijn rijtuigen en paarden niet dan tegen zeer hooge haar zal leeDen voor een tocht langs ongebaande wegen of aan een gezelschap opge wonden jongelui, zoo zal een kapitalist zijne spaar penningen liefst niet in gewaagde ondernemiagen steken of aan insolide personen toevertrouwen, terug hij zich door hoogen interest laa-„ verlokkeD. Bui tengewone omstandigheden uitgezonderd, is zeer hooge rente dus te beschouwen als eene vergoeding voor kwade kansen of een lokaas voor waaghalzeo, en moeten degenen, die de zekerheid van hun bezit aan de voordeelen van geldbelegging willen ver binden, zich tevreden stellen met een matigen interest." Een cade, bekende waarheid! hooren we deze en gene uitroepen. - Wol mogelijk, geven wij ten antwoord, maar het blijkt telkenB opnieuw, dat die waarheid maar al te dikwijls wordt vergeten. Kondnit gezegd, wij ondervinden een gevoel van ergernis, als wij een deel van onze landgenooten zoo leelijk bg den neus zien nemen door eon man als de directeur van meergemelde „Maxwoll Company", van wien in een correspondentie aan een onzer bladen wordt gemold dat hij eindelijk werd ge vangengenomen op de beschuldiging zich ongeveer 94,000 dollars in geld van de Maatschappij te hebben toegeëigend; dat hij de goud- en steenkolenmijnen op het land der Maatschappij aan verschillende personen verhuurde en daarvoor aanzienlyke sommen in den zak stak, terwijl hij zich eveneens de op brengst der boschlanden toeëigende; dat hg het weiland der Maatsohappij, waarvan hg bij contract voor dertig jaren het gebruik had weten te ver- krggen, daarop voor het bagatel van een millioen dollars ten gebrnike afstond aan een maatschappg voor veeteelt, door hom uitsluitend voor dat doel in Engeland opgericht. En zulk eon directeur was men nog blijde te kunnen uitkoopen voor het baga- tellige sommetje van 750,000 dollars, dooh toen hg hierna nog weigordo rekening en verantwoording te doen van het gehouden beheer, was het geduld ton einde, zoo bosluit do correspondent. Nu, geen woudor! Hoe het verdor mot de zaak zal afloopen? Dat zal de tijd leeren, kannen met do noodige gemoedeigkheid diegenen zeggen, welke bet gelnk hebhon tot de niefsandeelhonders te bohooren. Intussohan, het is te hopen dat dit nieuwe staaltje van Amerikaansche geldbelegging velen tot leering zal strekkan, al valt het ie betwyfolon, of het 't laatste zal zijn. Daarom achtten wij het niet ondienstig er ook ie ons blad meer bepaald de aandacht op te vestigen. LUIDEN, 19 Januari. Als opvolger van den thans Leidschen prof. Maller als hoogleeraar in de geschiedenis aan de Groninger nniversiteit wordt genoemd dr. P. J. Blok, docent in de Nederlandsche geschiedenis aan het gymnasium alhier. Melding makende van het overlijden van dr. Hermann Schlegel, herinnert het „B. v. N." er aan dat hij, in 1804 te Altenburg geboren, oorspron kelijk goelgieter zon geworden zgn. Te Weenen is hg daarna zgne natuurkundige studiën begonnen, van waar hg naar Leiden vertrok. Hier werd hy dadelgk als amanuensis van den toenmaligen directeur aangesteld. Reeds in 1839 werd hg benoemd tot conservator aan het Maseum. Tot 1858 was hg in die betrek king werkzaam; toen werd bg prof. Temmincks dood de hoogleeraar J. Van der Hoeven opper directeur en Schlegel directeur van het Maseum. Moeilykhedon, gerezen bg de verdeeling der werk zaamheden, deden prof. Van der Hoeven den 16den Juni 1860 besluiten zgn ontslag te vragen, dat hem kort daarop werd verleend. Sedert dien tgd bleef Schlegel alleen directeur, bg herhaling erkenningen' ontvangende van zgne uitstekende verdiensten op het gebied van zoölogie, herpetologie en ornitho logie. Het Mnsenm werd onder zgn beheer een verzameling van 6chatten voor de wetenschap. Reeds in vroegere jaren - zoo schreef hg nog onlange in Büttikofer's en Sola's „Mededeeliggen over Liberia", meteen voorwoord van hem zeiven,- en 't was wellicht het laatste, wat hij schreef - was ik tot de overtuiging gekomen dat de ware wetenschap der zoölogie alleen op de grondige en volledige bekendheid met de grondvormen borust, welke wg species en conspecies noemen,met inbegrip der constante en individueele variëteiten, en verder, dat de zoölogie eerst dan haren naam als wetenschap verdient en tot haar volle recht komt, wanneer zij nit het hoogere oogpunt der physische geographie wordt beschouwd. Uit deze beginselen blgkt duidelgk, dat een dieper inzicht in de dierkunde slechts in een van die centrale musea kan worden verkregen, welke de meest mogelgke soorten bevatten en waarin ieder dier Boorten door complete serieën van goed onderhonden' individuen is vertegenwoordigd, en wel zóó, dat haar geheel alle verschgnselen van iedere soort naar leeftgd, geslacht, jaargetgde, variëteit en woon plaats te zien geeft. Naar dit systeem heeft hg omstreeks een halve eeuw gewerkt, serieën en nogmaals serieën werden door Schlegel in het Leidsche Mnsenm bgeenge- bracht; hot opstellen van serieën was het doelwit, waarop hij onafgebroken 't oog gevestigd hield. Voorzeker ontleent het Leidsche Maseum voor- namelgk aan deze wgze van inrichting zgne groote waarde als wetenschappelijke instelling en te gelgk zgne afsohrikkende eentonigheid voor iederen bezoeker, die niet de zoölogie tot vak van studie maakt. Het groot aantal werken, voornamelijk over de gewervelden, zullen Schlegels naam doen noemen zoolang er een dierkundige wetenschap bestaat. Na een wel besteed leven, een langdurig lijden en door velen betreurd, is hy thans ontvallen aan den kring van geleerden, waarop ons vaderland reoht heeft trotsch te zgn. De minister van financiën maakt bekend dat door hem van een gewezen ambtonaar bg de rech terlijke macht, ten behoeve van 'sRgks schatkist, is ontvangen een brief met hot postmerk Leiden, dd. 17 dezer, bevattende 2 bankbiljetten, ieder groot f 1000. Gedurende deze week zgn dagelijks in het Werkhuis alhier opgenomen van 52—74 volwassen personen en van 7—9 kinderen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1884 | | pagina 1