LEIDSCH DAGBLAD.
Tweede Blad.
N°. 7162. ïvlaandag I&5 Jam. A°. 1883.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franc per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
KOLONIËN.
BATAVIA, 19 Mei.
Omtrent den reed hier per telegram bekend
geworden aanval op Oleh-leh, schrijft men het vol
gende aan de Java-Bode:
„Oleh-leh, 18 April. Gisteravond omstreeks 5
nren, is Oleh-leh aangevallen door Atjehershoe
sterk ze waren is mij onbekend. De Enropeesche
wijk liep ledig en vluchtte naar de reede, de vluch
telingen werden opgenomen op het stoomschip „Tam-
bora," in kruispraawen en in de booten van het
Atjeh prauwonveor. Genoemd veer heeft den ge-
heelen nacht d. a. v. stoom opgehouden om wanneer
in don nacht de aanval herhaald mocht worden de
de bohnlpzame hand te biedenook waren alle
manschappen van de booten op het zeehoofd, om
zoo noodig onmiddellijk de booten te bemannen.
Dezelfde maatregelen zijn ook getroffen door den
commandant van het stoomschip „Tambora", den
heer Van Dorasen, door order te geven om, wan-
neer er iets gebeurde, de sloepen te strijken en
naar den wal te roeien.
De officieren en manschappen van de Marine,
die aan wal waren om te passagieren, zijn niet
eerder naar hunne schepen teruggekeerd, dan nadat
het schot van het wachtschip gevallen en al reeds
eene landingsdivisie aanwezig was.
Van de reede voor Oleh-leh schrijft iemand
aan de „Sum. Crt.":
„De van den wal ontvangen berichten zijn niet
zeer opwekkend. Volgens berichten toch, heeft de
vijand vandaag een overval beproefd op Oleh-leh. Bij
de brug, gelegen over een lagnnetak, nabij het vroe
gere wachthuis van Ninangrie, lag de luitenant
Mac Leod met oen dertigtal manschappen op wacht.
Een bende Atjehers kwam van de zijde van Boekit-
Seboen opdagen en een gedeelte daarvan poogde
de voormelde brug te forceeren. Een voorvechter
had die brug reeds overschreden, toen de luit.
Mac Leod hem tegemoet ging; de voorvechter
trok zijn klewang volgens anderen legde hij
zijn achterlader aan en wilde op den officier
aanvallen; een korporaal, achter den luitenant
staande, legde den man door een gelukkig schot
en een flinke por met de bajonet tijdig neer.
Onmiddellijk daarop vielen de overige Atjehers
van den voortroep aan en ontwikkelde zich een
gevecht. De lnit. Mac Leod stond echter pal met
zijn wacht en boet zoo geweldig van zich af, dat
niet slechts de voortroep, maar ook de hoofdmacht
des vijands, werd teruggeworpen.
Een andere bende was bezig een omtrekkende
beweging te maken, doch wat hiervan het gevolg
is geweest, kon men mij niet zeggen. Alleen kan
ik u melden, dat, tijdens het vertrek der voor
Padang bestemde boot, de pier of het zoogenaamde
zeehoofd vol stond met vluchtelingen, zoowel
Europeanen als Inlanders en Chineezen. Voortdurend
hooren wij schioten eu, volgens zooeven ontvangen
berichten, heerscht te Oleh-leh een panische schrik.
Ziedaar alios wat ik u kan melden, doch ik
vertrouw dat 't genoeg is om u te doen inzien dat
't tijd wordt de Regeering door middel van uw
dagblad te overtuigen dat de gevaren, aan onze
positie te Atjeh verbonden, een hoogte bereikt
hebbon, waarmede niet langer mag gesold worden.
De Regoering zal een kloek bosluit dienen te nemen;
met praatjes en onvolledige rapporten komen wij
niet verder, maar gaan wij integendeel onzen on
dergang te gemoet. Er moet gehandel worden door
kracht van wapenen en met geweld. Gebeurt dat
niet, dan is hot einde niet te overzien.
Nopens den aanval op den passar Atjeh te
Oleh-leh werden nog, dd. 3 Mei, de volgende mede-
deelingen ontvangen:
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
De controleur Yan der Lith was op het vuui
toegesneld met pradjoerits, en vreezende dat andere
vijanden bij het station zouden doorbreken, vatte hij
niet ver van daar post.
De troepen, die den vijand vervolgden tot aan de
brug over de lagune, stuitten daar op eene grooto
massa vijandelijk volk, welke, na eenige salvo's, op
de vlucht sloeg.
De aanvallers lieten twee dooden achter (een op
den passar en een daarbuiten), verder een geweer,
een patroontasch met ruim 60 Beaumontpatronen
en een klewang.
Behalve twee militairen werden aan onzen kant
ook nog twee lieden van Toekoe-Nek verwond. Deze
laatste was, toen de aanval begon, met een deel
van zijn volk op patrouille naar den kant van Senan-
gir, zoodat zijn bentings slecht bezet waren. "Wat
in de bentings gebleven was, vuurde echter hevig
op de aftrekkende aanvallers, met welk gevolg is
onbekend. De teruggedreven Atjehers stuitten op
Toekoe-Nek, toen deze van Senangri terugkeerde,
en had ook diens vuur te doorstaan.
Eenige dooden of gewonden (dit viel niet te con-
stateeren) werden door sommige ooggetuigen opge
geven 4, door andoren 6 te hebben bedragen. JC.)
In een derden door de „Sum. Crt." uit Atjeh
ontvangen brief vindt men nog de volgende bijzon
derheden
„Reeds den 2den Mei liep hier het gerucht dat
Oleh-leh gevaar liep van aangevallen te worden,
maar te Kotta-Radja hechtte men daaraan geen
geloof. Den 3den eindelijk waren alle kenteekenen
van een naderenden vijand aanwezig, en de con
troleur vroeg troepenversterking, doch de resident
Sol antwoordde: „Geen zorg; wat ge voor vijanden
houdt, zijn vrienden."
„Toch kwam er tegen den avond een colonne,
onder overste Eykentoen de duisternis inviel, rukte
deze troep uit, in de richting van kampong (onlees
baar). De vijand liet deze colonne eerst vreedzaam
passeeren; do kampong scheen verlaten, doch eenige
officieren stelden voor er eenige granaten in te
werpen, hetwelk geweigerd werd.
„Toen de troep terugging, werd zij echter in den
rug aangevallen, ten gevolge waarvan wij 7 ge-
wondon bekwamon. En toen heette het, dat slechts
een half dozijn minder goed gezinden de terug
trekkende troepen hadden verontrust."
(Volgt het verhaal van den overval en het ge
vecht onder luitenant Mac Leod bij de brug.)
„Hier (te Oleh-leh) was alles in rep en roer. De
vijand was zoo dicht bii ons, dat alle huizen leeg
liepen; de bewoners liepen, gekleed en in négligé
hulpeloos door elkander, en Europeanen, Inlanders
en Chineezen vluchtten door en over elkander naar
het landinghoofd, om een goed heenkomen te zoeken
aan boord van de schepen op de reede.
„Is dat een toestand?! Mogen dus geheelehuis
gezinnen, ambtenaren en vrouwen en kinderen,
maar zoo overgeleverd blijven aan 't gevaar van
levend in 'svijands handen te vallen?! Moet aan
zulk een onhoudbaren, volk en leger beschamenden
toestand geen einde komen?!"
Latere van den gouverneur van Atjeh ont
vangen berichten, ten vervolge strekkende van diens
telegram van 4 dezer, vermelden het volgende:
Het gericht, dat Njaq Hasan ten gevolge van
bekomen wonden zou gestorven zijn, bevestigde zich
van verschillende kanten, hoewel het nog door
enkelen werd tegengesproken. Zijne benden bleven
in het veld, maar schijnen zich verdeeld te hebben
over de IV en de VI Moekims, en in de 26 Moe-
kims, achter Toengkoeb en bij Kwala Atjoh. Volgens
mededeeling van Toekoo Tjoet van de VII Moekims
zou de bevolking van de IX en VII Moekims slecht
gezind zijn en van de Kemala-partij wapens hobben
ontvangen.
PRIJS DER ADVERTENTIEJf
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17|.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hel incassee-
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Den 6den werd een prauw van don aannemer
met vivres voor Lambaroe geladen, te Kwala Atjeh
buitgemaakt en een der opvarenden gedood. Den
daaropvolgenden nacht werd van achter Penajong
en Kotta Olam op onze vestigingen geschoten, doch
de aanvallers werden spoedig, met achterlating van
één doode, verjaagd. Ook eene bende, die den 7den
Boekit Seboen beschoot, werd door vuur uit de
bentiüg verdreven.
Den Ssten werd het transport Oleh-lehBoekit
Seboen, dat eene dekking had van 400 man infan
terie en twee stukken geschut, door de Atjehers
beschoten. Deze waren bij deze gelegenheid veel
minder driest dan vroeger en bleven op een grooten
afstand. Verder werden dienzelfdon dag eenige
prauwen van den aannemer ter hoogte van de
Kwala Atjeh geroofd, waarbij een der opvarenden
zwaar verwond werd. De prauwen, die geene lading
inhadden, werden later achterhaald.
Volgens bericht zou ook Toekoe Oemar met zijne
bende zich in de VI Moekims ophouden.
Van de Westkust werd vernomen dat Malaboeh
door Radja Iman Moeda van Tenom was ingesloten
de bevolking hield zich goed. De waarnemend As-
sisten-Resident ter Westkust van Atjeh was te
Kotta-Radja aangekomen om wapens en munitie
te halen. (Jat». Crt.)
Voor het examen voor commies 3de kl. bij
den post- en telegraafdienst zijn geslaagd de heeren
H. Grietee, A. J. Jahn, J. J. Van Hemert, Brui
gom, Chevalier, C. J. Mulholland, M. G. Binkhuysen,
Scipio, Crietée, E. E. Van Steenbergen en H. F.
Wagelmans.
Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indië zijn de vol
gende beschikkingen genomen
Civiel Departement. Ontslagou: Eervol uit 's lands
dienst, de ambtenaar op wachtgeld A. A. Galdenaar, laatstelijk
2do commies bij den dienst den staatsspoorwegen op Java.
Verleend: Een jaar verlof n. Europa, w. gewichtige re
denen buiten bezwaar van den Jande, aan den commies 2de kl.
bij den post- en telegraafdienst L. O. Blumeeen 2-jarig verlof
n. Europa, w. ziekte, aan den ass.-res. van Madura J. "VV.
Middelburg.
Ontslagen Eervol uit 'slands dienst de opzichter 1ste
kl. bij den waterstaat en 's lands bnrg. openb. werken W. F. Jansen.
Ontheven: Eervol van de waarneming der betrekking van
5den onderwijzer aan de kweekschool voor inlandsche onderwijzers
te Probolinggo, M. Wiessing.
Belast: Met de waarneming der betrekking van 5den on
derwijzer aan de kweekschool voor Inlandsche Onderwijzers te
Probolinggo de ambtenaar op wachtgeld J. W. A. Van Haastert.
Benoemd: Tot notaris te Soerakarta, J. Bodde.
In de residentie Madura tot ass.-res. van Madara tevens ven
dumeester aldaar J. C. D'EngelbroDnervaa Sampang tevens
vendumeester aldaar D. II. Fraenkcl.
Tot leeraar in de wis- en natuurkande aan de Hoogere Bur-
gerschool met vijfjarigen cursus te Soerabaia, dr. A. J. Verwey.
Benoemd: Bij het binnenlandsch bestuur op Java en
Madara: Tot controleur 2de kl. P. C. Davelaar, tot asp.-con
troleur W. A. Von Andel.
T ij d e 1 ij k b o 1 a s tMet de waarneming der betrekking
van controleor 2de kl. F. Hoezoo.
Benoemd: tot buitengewoon sabstitnnt-griffier te Tand-
jong-Pandan buiten bezwaar van den lande bij de rechtbank
aldaar G. J. F. Pcreira; tot kantoorchef 4de kl., de commies
2de kl. W. G. A. Rogge te Soerabaia; met bepaling, dat hij
als zOidanig zal optreden bij het postkantoor te Bandjermasin.
V erplaatst: Van het boschdiatrict Japara naar het bosch
district ToebanBodjonegoro (Rembang), de benoemde adspi-
rant-houtvester W. II. Van der Haas, eu van de residentie Wes-
terafdeeÜDga vn Borneo naar de residentie Menado, de benoemde
controleur 2de kl. H. F. Hesselar, en zulks met intrekking
zijner verplaatsing naar het gouvernement Sumatra's Westkust.
Bepaald: dat geplaatst blijft: iu het gouvernement Su
matra's Westkust, de benoemde controleur der 2de klasse G.
De Waal.
Geplaatst: Bij het post- en telegraafkantoor te Padang,
de benoemde commies 2de kl. J. W. A. Altiüg Siberg.
Belast: Met dc waarneming der betrekking van zoutver-
kooppakhnismoester te PadangaD, res. Rembang, P. F. B. J.
Van Nonhnys, gepensionneerd ritmeester der cavalerie.
Vertrekkende passagiers per stoomschip „Zeeland",
van Batavia naar Nederland.
De heraar aan de hoogere burgerschool te Samarang T. Van
de Wall, echtg. en dochter; M. Stibbe, cchtg. en kind; kapt.
der inf. J. Van den Bosch; F. Struben; Houtvester der 2de
kl. G. S. De Graaf; luit. ter zee 1ste kl. H. L. C. Wol terbeek
Mullerhulponderwijzers R. H. Beunis, mej. Bosch, mevr.
Overgauw en 4 kinderen; Proschka. Te Padang embarkeeren
dr. Plet cn echtg. benevens Zr. Ms, troepen en schepelingen,
(Zie vervolg in hel Eerste Blad.)