LEIDSCH 48% DAGBLAD.
A0. 7087. Dinsdag 27 Maart. A0. 1883.
Eerste Blad.
PRIJS DEZER COURAST s
Voor Leiden per 8 maanden.LIO.
Franco per post.1.40.
Afzonderlijke Nommen... 0.05.
Deze Courant wordt dagelijke, met uitzondering
van Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DEB ABVERTESTIEN l
Van 1—6 regels 1.08. Iedere regel meer 0.17^
Grootere letten naar plaatsruimte. Voor het inci
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Dit nominer bestaat uit DRIE BLADEN.
Wegens het Paa9Chfeest zal deze cou
rant a. s. Maandag-avond niet verschijnen.
Voor de lnteekenaren daarop behooren
bij dit nummer van het Leidsch Dagblad de
Nos. 52 tot 54 der Ingekomen Stukken
van den Gemeenteraad.
Termindering of inkrimping?
Tusschen te veel, precies genoeg en te
veel is dikwijls de strijd moeielijk.
Er zijn "bijvoorbeeld Nederlanders die beweren
dat wij te veel ministers hebben. Oor-og en marine
kannen best onder één hoofd, zoggen zij. Onze in
vloed in het buitenland is zoo groot niet, dat we
behoefte hebben aan een afzonderlijk departement
voor buitenlandsche zaken. Waterstaat met zijn
langen staart, ingekrompen tot „enz.," had niet van
binnenlandsche zaken afgescheiden behoeven te
worden. Daar zijn er zelfs die de samenvoeging van
koloniën en financiën pogen te bepleiten.
Aan den anderen kant vindt men lieden die zelfs
met acht departementen van algemeen bestuur niet
tevreden zijn. Sommigen van hen dringen aan op
een afzonderlijk ministerie van onderwijs, - terwijl
door anderen de instelling van een departement
van landbouw een zeer dringende noodzakelijkheid
wordt genoemd.
„Effen is kwaad treffen."
Juist zoo is het gelegen met het oordeel over
het aantal universiteiten. Vier is te veel voor zoo'n
klein landje, zeggen de bezuinigingsmannen. Als al
de studenten, die de verschillende hoogescholen
thans bezoeken, vereenigd werden in een enkele
inrichting van Hooger Onderwijs, dan zon deze nog
niet eens de gelijke worden, wat de getalsterkte
betreft, van sommige inrichtingen van dezelfden
aard in het buitenland. Vooral de omstandigheid,
dat in de laatste jaren de vorderingen op weten-
schappelyk gebied de stadie in speciale richtingen
hebben gedreven, zoodat vakken, die voorheen geen
afzonderlijken naam droegen of steeds vereenigd
voorkwamen, thans een zelfstandige beoefening vra
gen, hetgeen de aanstelling van afzonderlijke hoog
leeraren noodzakelijk heeft gemaakt, deed groote
moeilijkheden ontstaan, zoowel van financiëelen aard,
als met betrekking tot een behoorlijke vervulling
der verschillende leerstoelen.
Maar zon men niet op goede gronden kannen
beweren, dat de gelegenheid tot het bekomen van
hooger onderwijs nog niet genoeg verspreid is?
Let eens op, hoe allerwege wordt geklaagd over
gebrek aan geneesheereneen groot getal niet onbe
langrijke gemeenten waren jarenlang van medici
verstoken, in weerwil dat zij vrij gunstige vooruit
zichten aanbieden. En hoe is het in de Hervormde
Kerk met de predikanten gelegen? Wij kennen
ringen, waar meer dan de helft der plaatsen onbe
zet zijn, waar reeds over het dozijn beroepen zijn
uitgebracht, zonder nader resultaat dan herhaalde
„bedankjes."
Waren er nu in meerdere gemeenten inrichtingen
van Hooger Onderwijs, dan zouden daar jongelieden
uit den middenstand zich aan de studie kunnen
wijden zonder dat zulks hun ouders op onmogelijke
geldelijke offers kwam te staan. En al willen we
nu die uitbreiding niet bepleiten, om de eenvoudige
roden dat we daarvoor al een zeer slechten tijd
zouden gekozen hebben, - we voeren het toch aan
omdat, naar onze bescheiden meening, het voldoen
aan den tegeuovergestelden eisch, namelijk vermin
dering van het getal universiteiten, een omgekeerd
effect zou hebben. We kregen, met name in het vak
van medicijnen, nog grooter tekort.
Bovendien, het is zeer gemakkelijk een motie voor
te stellen, waarin wordt verklaard dat er „te veel''
zijn in verband met den financiëelen toestand des
lands. Terwijl sedert lang telkens opnieuw pogingen
tot verbetering van dien toestand worden beloofd,
een enkele maal tevergeefs beproefd, wordt lang
zamerhand dat financiëol onvermogen - dat volstrekt
niet is bewezen, en door billijke belastingwetten
wel te verhelpen zou zijn, - telkens te baat geno
men om het motief te leveren voor allerhande klach
ten. Moeielijker is het, een bepaald voorstel tot op
heffing van één der drie Rijks-univerèiteiten met
goede redenen te omkleedon. Zoolang daarvan geen
directe aanwijzing geschiedt, kan een motie als die
de heer Schaepmau voornemens is in overweging
te geven wel als een onvruchtbaar spiegelgevecht wor
den beschouwd, alleen dienende om de lieden voor
wie de wetenschappelijke ontwikkeling onzer natie
een tamelijk onverschillige zaak is, een onbestemden
indruk te geven dat er met de opbrengst onzer
belastingen erg roekeloos wordt omgesprongen.
Daarmede willen wo niet beweren, dat de tegen
woordige toestand volkomen naar wensch is. We
erkennen de mogelijkheid, dat de Wet op het Hooger
Onderwijs niet te bevredigen eischen stelt. Zij zou,
meenen we, het minimum vakken moeten aangeven
dat aan elke der drie universiteiten behoort onder
wezen te worden, terwijl voor die waarvan het
aantal beoefenaars beneden zeker cijfer bljjft, slechts
één leerstoel in het geheel moest zijn aangewezen.
Die leerstoelen moesten dan worden geplaatst aan
de academie waar d© ervaring heeft geleerd dat zij
het best thuis behoort.
Maar zoo iets is niet in een motie van orde,
evenmin in een paar conrant-artikels nit temaken.
Het is een quaestie van nauwgezette overweging,
waarbij volledige kennis van ons universitair onder
wijs als uitgangspunt moet dienen, en die alzoo een
voorbereiding kan worden tot volledige wetsherzie
ning. De laatste, die van den minister Heemskerk,
is te veel bij brokken en lappen geschied, dan dat
men haar als „het laatste woord" kan aanmerken.
Een slecht voorbeeld gaf echter de Tweede Kamer
teen zij bij de jongste begrootingsdiscussiën gelden
weigerde voor leerstoelen, door de Wet voorge
schreven, waardoor de Regeering verplicht is eerlang
nieuwe termijnen voor de invoering voor te dragen.
De Wet gebood nu eenmaal, - en in plaats van
tot wijziging het initiatief te neurv, - een recht
dat ieder lid der Kamer bezit, - hi- yfe jan eenvoudig
de beurs dicht toen zij ten uitv gelegd moest
worden. Dat is schennis van de hoogste souverei-
niteit, - die der Wet, - een bedenkelijk voorbeeld
ook voor dat gedeelte der natie, dat niet gewoon
is zich met Hooger-Onderwijs-zaken bezig te houden.
LEIDEK, 24 Maart.
Naar men ons meldt, heeft het Z. K. H. prins
Alexander der Nederlanden, prins van OraDje, be
haagd aan de vereeniging de Praktische Ambachts
school alhier een gift te schenken van f 250.
Yoor dezelfde school werd Maandag en Dinsdag
19 en 20 Maart een vergelijkend examen gehouden
in het practiscbe werk voor onderwijzer in het tim
meren. Uit de sollicitanten voor de betrekking
word benoemd de heer J. Yorstraten alhier.
Op het Papegaaibolwerk werd gistermorgen
ter aarde besteld het stoffelijk overschot van wijlen
den heer C. A. Emeis. Onder hen die zich op den
dood en akker vereenigd hadden, merkten we behalve
de beambten der academische bibliotheek ook op
tal van hoogleeraren onzer universiteit en velen
die met den overledene in nauwe betrekking hadden
gestaan. Aan do groeve werd het woord gevoerd
door dr. W. N. Du Rieu, bibliothekaris, die in on
geveer de volgende bewoording den overledene
hnldo bracht:
„Gnnr is het op dezen droeven dag op dezen
doodenakker, maar warm zal het woord zijn van
oprechte hulde en dankbare waardeering, dat ik
wensch nit te spreken namens de Bibliotheek der
Leidsche Universiteit aan de geopende groeve van
Cornells Anthonie Emeis, den braven man, den
trouwen custos.
„Daarop maakt de gedienstige ambtenaar alle
aanspraak: jaren laDg is hij de ziel geweest van
de Leidsche Bibliotheek. Daar heeft Emeis aan
honderden studenten en hoogleeraren de behulp
zame hand geboden en hun tot vraagbaak gestrekt.
Dank zijn voortreffelijk geheugen heeft hij tal van
geleerden zonder zich zeiven te zoeken, aan zich
op onbetaalbare wijze verplicht. Daarvoor heeft
menigeen in woord of geschrift aan Emeis zijn dank
uitgebracht; op dit plechtig oogenblik gevoel ik
mij gedrongen een oprecht woord van dank uit te
spreken nit naam van de Bibliotheek, want door
Emeis heeft zij des te beter aan hare bestemming
beantwoord. Zijn heengaan is een groot verlies voor
de Bibliotheek, maar de 47 jaren van Emeis zallen
schoone bladzijden zijn in hare geschiedenis.
„Met onkreukbare trouw heeft Emeis gewaakt
voor de belangen die de Regeering hem had toe
vertrouwd; aan waardeeriDg en eerbetoon heeft het
hem niet ontbroken, doch evenmin word hij gespaard
voor bitter leed. Onverwacht is aan dat laDge levor»
een eindo gokomen; na een zachten dood is de ure
der ruste daar.
„Zijne taak moet door anderen worden opgevat;
moge het geschieden met opgewektheid on welwil
lendheid, en met niet minder trouw en toewijding dan
in hem was, aan wien wij hier de laatste eer bewijzen
Nadat een neef van den overledene, de heer
Emeis, hoofdonderwijzer te Reenwijk, mede namens
de verdere familie, voor de laatste hulde had dank
gezegd, was ook deze treurige plechtigheid af-
geloopen.
"Wederom hebben we de doodstijding van een
onzer stadgenooten te melden, nl. van den heer
O. J. Roetering, gepensioneerd officier van gezond
heid en praktizeerend geneesheer alhier. Hij overleed
aan de gevolgen eener plotselinge ongesteldheid op
den leeftijd van 66 jaren.
In de volgende ledenvergadering van de Leid
sche afdeeling der Nedorlandsche Maatschappij tot
bevordering van Nijverheid zal de heer De Bas,
kapitein van de stafschool te 's-Gravenhage, eene
voordracht houden over comediebouw. De degelijke
onderhoudende wijze waarop in vorige jaren verschil
lende onderwerpen door dezen begaafden spreker
zijn behandeld geworden, waarborgt een groote
opkomst en gewis zal een ieder zeer voldaan huis
waarts koeren.
Woensdag-avond 21 Maart 11. by het eindigen
van den wiBtercnreus 188283 der school van het
Genootschap „Mathesis Scientiarum Genitrix" sloot
ook weer voor dezen winter de heer J. W. Schaap,
gemeente-architect, zijne door hem zoo welwillend
waargenomen lessen. Gaarne brengen wij hierbij in
herinnering dat het in Augustus a. s. vijftig jaar
zal geleden zijn dat de heer Schaap als leeraar aan
bovengenoemde inrichting werd verbonden.
Zeker zullen leerlingen en ond-leerlingen dit gou
den feest van hun leermeester niet onopgemerkt
laten voorbijgaan.
In ons laatste nummer vermeldden we reeds
dat den heer La Brnyère bij zijn vertrek naar Zaan
dam een inktkoker was aangeboden door de leer
lingen der christ. normaalschool. Thans vernemen
we nog dat de dames, die aan de fabrieksschool
werkzaam zijn, hem een stereoscoop en de leden der
zangvereeniging in het Wijkgebouw hem zes stoelen
vereerden.