LEIDSCH DAGBLAD. N°. 7CG4. Maandag 28 Februari. A". 1883. Tweede Blad. PB IJS DEZER COURANT: Toot Leiden per 8 maanden1.10. Franco per post1.40. AL.onderLyka Hommers.0.05. Deze Gooxant wordt dagelijks, met uitzondering ran Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PBIJS DEB ABTEBTESTIESt Van 18 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17^ Groot ere lettere naar plaatsruimte. Voor het incasse ren buiten de stad wordt/0.10 berekend. LEIBE1V, 21 Februari. Het Yerslag van den staat der hooge, middel bare en lagere scholen over 1881—1882 is in druk verschenen. Aan het lijvig rapport mot tal van bijlagen i9 toegevoegd een netto kaart van Neder land, aanwijzende de verdeeling van het Rijk in schooldistricten en arrondissementen en de inrich tingen ter opleiding van onderwijzers en onder wijzeressen. In hunne verslagen over het studiejaar wordt door cnratoron der Rijksuniversiteiten algemeen erkend do gunstige invloed dien de wet van 28 Juni 1881, bij den aanvang van bet studiejaar 18811882 op het bezoek der lessen heeft gehad. Onder de 520 studenten te Leiden ingeschreven behoorden 500 voor alle lessen, te Utrecht bedroeg dit aantal 401 van de 434, te GroniDgen 252 van de 274. In het geheel waren 1228 studenten inge schreven, waarvan 1155 voor alle lessen. Het voor afgaande jaar bedroegen deze cijfers respectievelijk 1150 en 467. Dit merkbaar verschil oefendo na tuurlijk grooten invloed uit op de opbrengst der inschrijvingsgelden, die 177,805 beliepen tegen f 134,522 in't vorige studiejaar. Toch was het aantal niet-iDgeschroven studenten, althans te Leiden en Utrecht, nog aanzienlijk. Meerondoels behooren ze tot de juristen. De medici waren bijna allen inge schreven. Ten aanzien van do uitkomsten van het onderwijs te Leiden meent prof. Prins dat de ontwikkeling on verkregen kennis van de studenten, die voor de eerste maal zijne lessen bijwoonden, niet te boven gingen de eischen door het propaedentisch exameD, ■dat zij hadden afgelegd, gesteld. Prof. Rauwen- hoff nam bij de examina, met enkele uitzonderin gen, slechts matige resultaten waar. Prof. Kuenen noemt de vorderingen zijner studonten over 't alge meen niet onbevredigend. Prof. d'Ablaing bericht dat het getal dergenen die de lessen over het Ro- meinsche recht bij herhaling bijwonen, steeds zeer klein blijft. Het oordeel der hoogleeraron in de ge neeskunde over hanno studenten is over het alge meen zeer bevredigend. Prof. Rosenstein maakt er de opmerking bij dat wanneer in 't vervolg leer lingen van de vierde klasse der gymnasia tot de lessen zullen zijn toegelaten, de mate van alge- meene ontwikkeling, nu reeds gering, niet zal toe nemen. In de faculteit der wis- en uatuarkunde kwamen de mate van kennis en ontwikkeling en de vorderingen dor studenten over het algemeen vol doende voor. Met lof wordt gewag gemaakt van de adspirant-artsen, die de hoogere klassen coner hoogere burgerschool hadden doorloopcn. De hoog leeraren in de faculteit der letteren en wijsbegeerte oordeelden meerendeels gunstig over de mate van ontwikkeling en kennis; in het bijzonder werden weder de aanleg en de ijver van de weinige stu denten in de Oostersche en Germaanscho talon en de ethnologie van den Indischon Archipel zeer ge roemd. Prof. Vreede en Van der Lith klaagden over gering bezoek hunner colleges ten gevolge der uitvoering lot dusver gegeven aan art. 92, 2de lid der wet. De kosten van het Rijk voor de universiteiten bedroegen 1,521,828 tegen 1,482,399 in 1881; de inkomsten aan do drie Rijksuniversiteiten 204,275 tegen 159,332 iu het vorig jaar. Het zuiver bedrag der uitgaven voor het Rijk beliep dus 1,317,553.18 tegen 1,323,066.95 in het vorige jaar. De ge meentelijke universiteit te Amsterdam gaf in 1881 uit 375,873 tegou 559,392 in 1880 (dit aan zienlijk verschil wordt verklaard door de minder belangrijke kosten van verbouwing). Zij ontving f 117,396 aan inkomsten en subsidiën en hareuit- gavon beliepen dus zuiver ƒ258,477.12 tegen 450,653 in 1880. Rijk, provincie Noord-Holland en gemeente Arasterdam gaven zuiver uit voor de universiteiten ƒ1,339,870.82 tegen 1,542,649.39 in 1880. De heer M. J. Hengeveld, districts-veoarts van Alkmaar, hield gisteravond in de zaal van den heer J. Guldomond te Woubrugge voor de leden der afdeeliDg Woubruggo en Omstreken van de Holl. Maatschappij van Landbouw eene voor dracht lo. over de veeteelt in het algemeen, ge paard met eenige wenken in het belang der vee fokkers, en 2o. over paarden, de verschillende soor ten en rn8son besprekende. Het opgekomen publiek volgde met belangstelling den spreker, die door tal van afbeeldingen zijn besprekingon duidelijk maakte. Onze berichtgever wenscht dien heer nog meermalen in deze afdesling te z;on optreden. Naar aanleiding van het bericht uit Hillegom betreffende de Noord Zuid-Hollandsche Stoomtram wegmaatschappij meldt men ons uit Sassenheira dat de heer Jansen zijne functie als directeur heeft nedergelegd en tijdelijk is vervangen door den com missaris der Maatschappij, den heer Yan Heekeren, en dat bij de reorganisatie 1 controleur, 3 con- ductenr8 en eenigon van het remise-personeel bleken overbodig te zijn. De chef de bureau werd onmid dellijk ontslagen, terwijl de heer Booimans in zijne vroegere betrekking werkzaam bleef. Yan eene secretaris-betrekking ten kantore der Maatschappij ia nooit sprake geweest. Thans is door de commissie uit den Haagschen gemeenteraad, belast met de redactie van de ont- werp-ovcreenkom8t betreffende de overgifte van het Badhuis te Scheveningen in erfpacht aan de heeren Coblijo, Reiss, De Sonnaville en Uyttenhoven, haar concept, waarmede genoemde heeren zich hebben vereenigd, aan den gemeenteraad ingediend. De redactie is in vele opzichten gewijzigd en verbeterd. O. a. is bepaald dat geon gedeelte dor gebouwen tot huis van hazardspel ingericht of gebezigd zal mogen worden. Tot handhaving dier bepaling zal geene sociëteit of vereeniging in de gebouwen worden toegelaten, dan waarvan vooraf telken jare de reglomenten door B. en Ws. zijn goedgekeurd en dan overeenkomstig die reglementen. Bij het bezetten der Utrechtsche linie zullen tot huisvesting van militairen eenige buiten gebruik zijnde vaartuigen der marine gebezigd worden. Daar de vorm der tegenwoordige muntbiljetten tot vele bedenkingen aanleiding geeft, zullen deze worden ingetrokken, zoodra het mag gelukken, voor nieuw uit to geven biljetten een meer geschikt model te vinden. In verband hiermede bevelen wij ter overweging aaD, of tegen een veel kleiner model, op de capaciteit der meeste porteroonnaies berekend, bezwaar zou bestaan. De vraag of muntbiljetten van ƒ5 zullen worden vervaardigd, is bij den minister van financiën in nader onderzoek. (Dbl.) De heer D. D. Veth, agent van de Ned.-Ind. regeering voor de Koloniale tentoonstelling, is to Amsterdam aangekomen. Met hot stoomschip Conrad", den 19den dezer te Marseille gearriveerd, komen eenige inlanders mede, om gedurende de tentoonstelling er te ver toeven: drie vrouwen en tien mannon. Onder deze laatsten bevindt zich Si Mail galar Sootan Maradja, de mandoer die indertijd de loden der Sumatra-ex- peditie op hunne tochten vergezelde; voorts treft men onder hen aan twee Bataviasche bamboe- werkers en twee Bantamsche visschers, waarvan één een afstammeling is van het oude sultans- gesjacht. Naar aanleiding eener bekendmaking in de Egyptische „Moniteur" van 9 dezer worden de Nederlandsche onderdanen, die ten govolgo der sedert 10 Juni 1882 in Egypte vocrgevallen ge beurtenissen schade mochten hebben geleden, uit- geooodigd hunne aaD vragen om schadevergoeding hetzij rechtstreeks, hetzij door tusschenkomst van het agentschap en consulaat-generaal der Neder landen te Alexandrië, in te zenden aan den voor zifter der commissi voor de Egyptische schadeloos stellingen aldaar. De aanvragen zullen tot 8 Mei 1883 in ontvangst worden genomen. Na dat tijd stip ingediend, zullen zij niet in aanmerking komen. In den nacht van 20 op 21 Febr. jl. is in het „Hotel Tuinenborg" aan het Spui te 's-Hage, ten nadeele van een logé ontvreemd een zwartlederen portemonnaie, bevattende een bankbiljet van 100, 3 rijksdaalders en eenig klein geld. Van dezen diefstal wordt verdacht een Nederlandsch, Hoog- duitsch of Fransch sprekend manspersoon, vermoe delijk van Duitschen oorsprong, naar gissing oud 50 jareD. Er is machtiging verleend tot het in het buitenland aanschaffen van 365 paarden voor hot wapen der cavalerie. Bedoelde paarden zullen door den heer De Langle uit Rijsel, tegen 580 het stuk, worden geleverd on in Ierland worden ge keurd, waarna zij voor rekening en risico van den aannemer naar Rotterdam zallon worden over gebracht. Onder de berichten is eergisteren een bericht uit Stokholm opgenomen, volgens hetwelk prof. Nordonskjöld op grond van zijn welgeslaagden tocht met do „Yega" (langs de kust van Siberië naar Japan) aanspraak maakt op een prijs van 25,000 gnldeD, in 1596 uitgeloofd door do Regeering der Yereenigde Nederlanden voor hem, die den noordelijken door tocht naar het Oosten vond. Men zal zich herinneren dat reeds onmiddellijk nadat het bericht van de reis der „Vega" bekend werd, in de dagbladen de aandacht op dien indertijd uitgeloofden prijs gevestigd is. Naar men nu mededeelt, is het bedoelde besluit van 13 April 1596 te vinden in „het Register der resolution van de Hoogmogende Heeren Staten- Generaal der Vereenigde Nederlanden" folio 150. Prof. Nordenskjöld moet zijn thans formeel bij den Nederlatidschen gezant te Stokholm iDgodienden ei8ch gronden op do omstandigheid dat in het be sluit der Staten-Generaal van 1596 geenerlei voor behoud is gemaakt, noch ten aanzien van den tijd, waariD, noch ten aanzien van de nationaliteit van den persoon, door wion het vraagstuk der noord oostelijke doorvaart zou worden opgelost. Ofschoon, zoover de Arn. Crt. weet, voor prijs- vragon geen bepaalde tormijn van verjaring is gesteld, zou toch een tijdvak van 287 jaar wel ge acht kunnen worden den uitschrijver te ontslaan van zij no verplichting tot uitkeering van de toege zegde beloouiög. Yooral nu de toestanden min of moer zijn veranderd en het practisch belang van de ontdekkiog voor Nederland tot een minimum is herleid. Mocht, wat genoemd blad niet gelooft, Nordens kjöld de zaak ernstig meenen, dan zouden de plaats bekleders der Algemeone Staten kunnen aanvoeren, dat, nu de ontdekker zulk een langen termijn voor zijn antwoord genomen heeft, ook de uitschrijver ten aanzien van den termijn van betaling, welke evenmin is vastgesteld, dezelfde vrijheid toepast en daarvoor het jaar 2170 aanwijst. De minister van binnenlandsche zaken, gelet op artt. 11 cn 12 der wet op het hooger onderwijs, noodigt hen, die zich aan een der bij die artikelen voormelde examens in 1883 wenschen te onderwer pen, uit, daarvan vóór 15 Maart a. 8. te doen blijken aan den inspecteur der gymnasia te's-Gra- venhage, met opgave van hunne woonplaats en vermelding of zij aan het examen, vermeld in art. 11, of aan dat, vermeld in art. 12, wenschen deel te nemen en van het getuigschrift dat zjj verlangen te verwerven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1883 | | pagina 1