Duitschland.
De leden van den Rijksdag, diejl. Dinsdag-avond
bij prins Yon Bismarck waren om te spreken over
de verdeeling der door den keizer voor de waters-
noodlijdenden bestemde gelden, weten - naar de
„National-lib. Corresp." meldt - de krachtige en
practische wijze, waarop de rijkskanselier deze zaak
had aangevat, niet genoeg te raemen. Prins Yon
Bismarck intusschen gaf den keizer de eer en her
haalde telkens dat het de uitdrukkelijke wil van
Z. M. was om de beoogde hnlp zoo snel mogelijk
te verleenen. Er werden in die bijeenkomst dan
ook maatregelen genomen om de gelden reeds den
volgenden dag te verzenden. Men vernam bij die
gelegenheid dat prins Yon Bismarok den keizer had
voorgesteld 500,000 mark beschikbaar te stellen,
maar de keizer had de 5 in eene 6 veranderd, onder
bijvoeging dat het hem eene ondraaglijke gedachte
was dat zoo velen koude en honger leden, terwijl
hem zeiven in zijn verwarmd vertrek niets ontbrak.
Er moest dus gedaan worden wat maar cenigszins
mogelijk was.
De afgevaardigde Tilenius heeft in den Rijks
dag een voorstel ingediend tot benoeming van eene
commissie van deskundigen, met een rijkscommis
saris tot voorzitter, ten einde den Rijn en zijne
zijrivieren te onderzoeken, en voorstellen te doen
ter voorkoming van overstrooroingen als die, welke
dezen winter de oeverbewoners teisterden. Het voor
stel heeft bij alle fractiën grooten bijval gevonden
en schijnt ook door de regeering met ingenomenheid
begroet te worden.
Groot-BritannlS.
De correspondent van de „Daily News" te Ma-
ritzburg telegrapheerde "Woensdag 11. het volgende:
„Yertrouwbare inlichtingen uit Zoeloe-land beves
tigen mij in mijne reeds herhaaldelijk geuite meening.
De ingewikkelde schikkingen van den gouverneur
van Natal, sir Henry Bulwer, hebben den toestand
zoo ingewikkeld gemaakt, dat het moeielijk is een
goeden uitweg te ontdekken. De verdeeling van
Zoeloe-land heeft de aanhangers van John Dunn en
van Usibelu in staat gesteld om meer kwaad uit
te richten, zonder dat daardoor toch wezenlijk de
partij van Cetewayo verzwakt isdeze is in het
geannexeerde deel even steek als in het andere.
In grooten getale zijn dan ook uit dat deel de
Zoeloes opgegaan om Cetewayo te verwelkomen.
Zij hebben plan hun weerzin om door een ander
dan hij geregeerd te worden aan den dag te log
gen door te weigeren hunne woonplaats te verlaten,
terwijl zij te gelijk zullen weigeren aan iemand
anders dan aan Cetewayo te gehoorzamen. Mijn
zegsman vreest dat zij zullen trachten met geweld
Cetewayo in hun midden te krijgen en hem van het
militair escorte te scheiden. Ik heb gewichtige be
wijzen voor de pogingen, die aangewend zijn om
alles in Zoeloe-land in een verwarden toestand te
houden.'"
De berichtgever van de „Staudard" is het niet
eens met dien van de „Daily News" over de ont
vangst van Cetewayo door de Kafferhoofden. Yelen
dezer laatsten zouden, bij het vernemen van Cete-
wayo's terugkomst, hun vee en vrouwen in veilig
heid gebracht hebben, omdat zij voor verbeurdver
klaring bevreesd waren.
INGEZONDEN.
Wijnheer de Redacteur
Beleefd verzoek ik u voor het onderstaande een
plaatsje in uw zoo populair Dagblad.
Daar ik sedert 12 jaar als bouwkundige in ver
schillende groote, zelfs hoofdsteden, werkzaam was,
moest ik gedurende dien tijd het genoegen missen
mijne geboortestad, het mij nog altijd dierbaar
Leiden, te bezoeken. Deze week echter was ik daar
toe in de gelegenheid en met genoegen kan ik
constateeren dat ook deze plaats door bebouwing
zeer is vooruitgegaan. Stationsweg, Plantage, Sin
gels, alle deze plaatsen maakten op mij een aan-
genamen indruk.
Niettegenstaande dat zou er echter nog veel
verbeterd kunnen worden. Zouden b. v. de zoo
doelmatige burgerwoningen aan den Rijnsburger-
singel niet veel verbeteren, als de daarlangs loo-
pende stinksloot - asyl voor ongedierten en verza
melplaats van vuilnis - werd gedempt of overwelfd?
De daardoor te verkrijgen en de nu bestaande grond
zou dan zeer goed door de Bouwvereeniging kunnen
worden aangekocht om er een plantage van te
maken. Do thans bestaande schaapshokken, die nu
door de bewoners naar willekeur worden behandeld,
zouden dan mede worden opgeruimd.
Het is zeer waarschijnlijk dat de bewoners zich
wel wat meer huur zouden willen getroosten, met
het oog op de groote verbetering èn voor de ge
zondheid èn voor het verbeterde uitzicht. De toegang
tot de woningen zou ook zeer vergemakkelijkt worden.
Wellicht zou het geacht gemeentebestuur niet
ten onrechte oordeelen dat zij die de lasten der
gemeente dragen, ook recht hebben de voordeelen
te genieten, en daarom den Singel liet bestraten.
De bewoners, de wandelaars, benevens de bezoekers
van de Buitensociëteit en café's zouden dan ver
schoond zijn van het modderbad te moeten nomen,
dat misschien gezond, maar zeker minder aan
genaam is.
U bjj voorbaat dankzeggende voor de plaatsing
dezer regelen, welke, zoo ik hoop, der gemeente ten
goede zullen komen, verblijf ik mot hoogachting
Leiden, UEd. dienstv. Dienaar,
12 Januari 1883. P. H. Bonjean.
Mijnheer de Redacteur,
Met genoegen zag ik dat aan het verzoek om
gelezen couranten die men bij verschillende boek
handelaren kan bezorgen en welke bestemd zijn
voor de zieken die ter verpleging in onze zieken
huizen zijn opgenomen, zoo flink is beantwoord. Ik
hoop tevens dat het publiek, dat dadelijk zoogoed
was aan die bede gehoor te geven, op den inge
slagen weg zal blijven voortgaan, ten einde bij voort
during onzen zieken een aangenaam uurtje te blijven
verschaffen.
Maar we moeten nog een vraag doen, en die is deze
Waar blijven de couranten die eenmaal totaal
ongeschikt ter zijde worden gelegd? Het spreekt
van zelf dat die couranten door personen, dio aan
ziekten lijdon van allerlei aard, worden gelezen en
betast. Wij hopen niet dat die couranten ten voor-
deele van de inrichting of suppoosten worden ver
kocht en in handen komen van een handelaar in
oud papier, die ze waarschijnlijk weer zal overdoen
aau winkeliers. Het zou dan niet onwaarschijnlijk
zijn dat we die besmette papieren over onze eetwaren
zagen plakken, b. v. over boter, om kaas enz. Het
zou daarom zeer wenschelijk zijn dat die couranten
onder streng toezicht werden vernietigd of verbrand.
Of bestaat deze orde misschien al?
Hoogachtend heb ik de eer to zijn,
Leiden, UEd. dienstw. Dienaar,
12 Januari 1883. C. Y.
Dor Ring der Nibelungen.
Die Walkure.
I.
Het zou te veel ruimte innemen om een overzicht,
hoe beknopt ook, te geven van de Oud-Frankische
mythe der Nibelungen en bovendien moeilijk omdat
men tevens aanhalingen zou moeten doen uit de
NibelungeD, - de Gibichungen, de Wiilsungen - en
zoovele andore sageD, die nog in verband brengen
met oude en nieuwe testamentaire verhalen en voorts
zijn toevlucht moeten nemen tot andere sagen en
legenden, 't Zou zelfs bezwaarlijk zijn om van het
gedicht dat Richard Wagner, ten behoeve van zijne
tetralogie: der Ring der Nibelungenuit deze mythe
heeft getrokken, den korten inhoud mede te deelen,
en overbodig tevens voor het doel dat met deze
regelen wordt beoogd.
Op het aanstaande Richard-Wagner-concert zijn
de twee voornaamste vocaalwerken, die daarop wor
den uitgevoerdFrühlingslied und Liebesduet en Ritt
der Walkurenfragmenten uit den eersten avond
die Walkure van de tetralogie. Door een kort over
zicht te geven van den inhoud van dit muziek
drama wordt hier getracht het verband der hande
ling te leeren kennen.
Yooraf dient met een enkel woord gezegd te wor
den wie do Nibelungen zijn en behooren de hoofd
personen van het drama aan de lezers voorgesteld.
De Nibelungen, „bewoners van Nibelheim" (Ne
velrijk), waren steeds bozig in het binnenste der
aarde met het bewerken der harde metalen; lang
zamerhand werd van de door hen bereide voorwer
pen een verzameling bijeengebracht, die der Nibe-
lungenhort werd genaamd, en menig kleinood be
vatte, onder andere de zoogenaamde Tarnhelm, waar
mede men elke gedaante kon aannemen. Alberich,
die een kostbaar stuk goud, das Rheinyolduit de
diepte der wateren had geroofd, had met het maken
daarvan zijn broeder Mime belast en zelf had hij
een kostbaren ring daaruit gesmeed, die hem de
opperste kracht en macht over alles gaf. Het ge
slacht der reuzen die de aarde bewoonden, vreesde
voor de almacht der Nibelungen en zelfs de Goden,
van welke Wodau tof W otan) de al vader was, deelden
in die vrees. Goden on Reazen kwamen overeen
om aan de Nibelungen die macht te ontróoven.
De Reuzen verbonden zich voor do Goden een
burcht te bouwen en na voltooiing zouden zij tot
belooning den NibelungeDhort, als die gewonnen
werd, ontvangen en zulks in ruil voor Freia, de
zuster van Fricka, die zij eerst als loon hadden
bedongen. Door list gelukt het om Alberich gevan
gen te nemen en ten koste van zijn leven staat hij
den Hort af. Aan den ring ontneemt hij evenwel
diens wonderkracht en Wotan, aanvankelijk gesteld
op het bezit daarvan, met het oog op de almacht,
die hij daardoor meende te verkrijgen, staat dien op
raad der Geluksgodinnen (Nornen) aan de Reuzen
af. Deze, nog steeds bevreesd voor de macht der
Goden, stellen den Hort in zekerheid op den Gni-
tahaide (Neidhaide) onder de hoede van een reus
achtig monster, waarover Alberich als bewaker
wordt aangesteld.
Het geslacht der Reuzen, steunende op hunnen
Hort, wordt langzamerhand traag en daardoor mach
teloos; Alberich laat geene gelegenheid voorbijgaan
om weder in het bezit van den riDg te geraken,
terwijl Wotnn van den achteruitgang van de macht
der Reuzen gebruik tracht te maken om toch den
Nibelungeahort of althans den riDg te verkrijgen.
De Goden nemen daartoe de hulp der menschen
te baat. Onder hen zijn helden, die door de Wal-
küren, de gezellinnen (Wunschmaiden) van Wotan,
worden beschermd en die tevens de verslagen hel
den naar het Walhalla geleiden, waar zij in ver-
eeniging met Wotan hunne kampspelen voortzetten.
Uit het geslacht der Wiilsuugen moet echter de held
geboren worden, die genoegzaam zelfstandige kracht
en moed bezit om het monster te verslaan.
Yan dit geslacht is echter alleen een tweeling
paar overgebleven: Siegmund en Sieglinde. Laatst
genoemde is met Hunding gehuwd, doch hun echt
is kinderloos gebleven. Siegmund, wiens vader Wolfe
door zijne vervolgers om het leven is gekomeD,
zwerft eenzaam door de bosscheD. Het geslacht der
Wiilsungen dreigt dus uit te sterven. Wotan heeft
een zwaard gestoken in een esschenstam, die in de
hut van Hunding is geplant. De held die dot zwaard
bemachtigt, is zeker van elke overwinning; door
velen is het reeds beproefd, doch steeds vruchteloos.
Op een zijner zwerftochten (hier begint het mu
ziekdrama die Walkurekomt Siegmund onwetend
in de hut van Hunding, om uit te rusten. Sieglinde
geeft hem een dronk water, in afwachting dat haar
man tehuis komt. Deze biedt hem zijn gastvrij dak
en vraagt naar den naam van den vreemdeling;
Siegmund zegt dat Friedmund zijn naam niet zijn
kan; gaarne zou hij Frohwalt heeten, maar hij
moet zich Wehwalt noemen, want kommer en el
lende zijn zijn deel; bij vertelt voorts dat hij met
eene tweelingzuster geboren werd, dat kort daarop
hunne moeder stierf en hij met zijn vader Wolfe
de vijanden van zijn geslacht bestreed, die einde
lijk zijn vader doodden.
Tot de vijanden der Wiilsungen behoort ook
Hunding, die verklaart wegens de vervolgingen
der Wiilsungen zich op hem te zullen wreken, doch
zal hem volgens belofte dien nacht onder dak laten,
om den volgenden dag met hem te vechten. Hun
ding en Sieglinde begeven zich daarop ter ruste en
laten Siegmund alleen. Deze ontwaart bij het flik
keren van het vuur in den haard het gevest van
het zwaard, waarop Sieglinde, die haren man een
slaapdrank heeft ingegeven, binnenkomt en aan
Siegmund verhaalt op welke wijze het zwaard in
den stam is gekomenzij vermoedt dat hij de held
is die het zwaard zal trekken en acht zich geluk
kig al9 hij het zal bemachtigen om zoo uitgerust
met Hunding den strijd te kunnen aanvaarden.
Middelerwijl is het geheel donker geworden tot
op eenmaal de deur openspringt en het maanlicht
in de hut schijnt (Frühlingsduet en Liebesscène).
Sieglinde en Siegmund zien elkander nu in het volle
licht. Herinneringen van vroeger komen bij beiden
op; Sieglinde herinnert zich dat ook Wolfe haar
vader was. Een Wiilsung is dus beider vader ge
weest; voor hom is het zwaard in den 6tam ge
stoken en in volle ontroering roept zij eindelijk
uit„lasz mich dich heiszen wie ich dich liebeSieg
mund - so nenn* ioh dich."
Siegmund trekt daarop met een enkelen ruk het
zwaard uit den stam, dat hij den naam Nothung
geeft. Met dat zwaard, dat Sieglinde als eene hu-
welijksgave beschouwt, zal hij moedig den strijd
met Hunding kunnen aangaan, terwijl hij tevens
gelukkig is dat het geslacht der Wiilsungen niet
zal uitsterven. Uit hunne vereeniging wordt later
Siegfried, do held van hot 2:1e 'h-ama. geboren.