LEIDSOH
DAGBLAD.
i\°. 01)95.
Maandag A December.
A*. 1882.
Eerste Blad.
PRIJS DEZER COURANT:
Toor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post.1.40.
Afzonderlijke Nommers.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIESs
Van 16 regels 1.06. Iedere regel meer 0.171»
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het ineaasee-
ren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Dit nommer bestaat uit DRIE BLADEN.
Het Prentenkabinet.
Onze Leidsche universiteit doorleeft tegenwoordig
moeielijke dagen, nu van alle zijden aangevallen
en bestookt, regeering en concurrenten schijnen
samen te spannen om haar den rang van eerste
onzer Nederlandsche hoogescholen te ontnemen.
Ter nanwernood is de qnaestie-Rosenstein van
de baan of een nieuwe slag wacht ons op ander
gebiedde opheffing nl. van het Prentenkabinet en
de verzameling Gipsafgietsels, welke bij het Rijks-
Museum te Amsterdam zouden worden ingelijfd.
Het doet waarlijk goed te zien met welk een ijver
ook nu weder door allen, die in betrekking staan
tot onze Hoogeschool, voor hare belangen in de
bres wordt gesprongen. De academische Senaat, het
studentencorps, do belangstellende burgers, allen
vereenigon hunne pogingen tot behoud van dit
Kabinet. Er zijn velen van hen die er zoo voor
strijden, welke nooit die verzameling hebben bezocht
en geenszins voornemens zijn dit ooit te doenmaar
zij komen op voor de universiteit en achterdochtig
geworden door al hetgeen haar reeds is ontnomen,
blijven zij waken voor het behoud van hetgeen er thans
nog is. Zoolang nog eene zoo sterke phalanx gereed
staat op te rukken tegen elk en iegelijk die de
parel aan Leidens kroon van haar luister zoekt te
berooven, kunnen wij nog gerust zijn dat zij zich op
haar verheven standpunt zal handhaveD. Maar juist
opdat die steun blijvend zij, moet zij alleen worden
ingeroepen als er gevaar is, moet men rekening
houden met veranderde omstandigheden en niet
telkens de Leidsche universiteit in gevaar verklaren
zoodra eenige maatregel haar van verre of dichtbij
eonig8zin8 onaangenaam aandoet. Het begint dan
iets te krijgen van het beruchte„ne tonchez pas a la
reine" en dat wenscht toch niemand.
Bezien wij de zaak van het Prentenkabinet dus
met kalmte, dan kunnen wij er de Regeering
geen verwijt van maken dat, nu te Amsterdam een
tempel der kunst is gebouwd die inlander en vreem
deling een zoo grootsch mogelijken indruk moet
geven van de kunstschatten hier te lande vergaard,
zij geneigd is de kleine verspreide verzamelingen in
dat centrum samen te trekken.
"Weinig bezocht en weinig bekend hebben die
afzonderlijke verzamelingen een zeer gering nut, in
de groote verzameling opgenomen znllen zij onder
de oogen vallen van hen die door den roep der
verzameling zijn getrokken en zoodoende veel meer
vruchten afwerpen. Wil men in het vervolg kunst
geschiedenis gaan bestudeeren hier te lande, men zal
naar Amsterdam moeten gaan, maar daar zal men
al het noodige dan ook volledig bijeen vinden. De
kleine verzamelingen, als die te Haarlem, Leiden
en Den Haag dienen daarom bij de groote te wor
den gevoegd. Administratieve gemakken en besparing
van kosten - iets onze tegenwoordige regeering
terecht lang niet onverschillig - zullen er uit voort
vloeien.
Is het nu een verschoonbaar particularisme dat
streven naar centralisatie tegen te gaan? Wij ge-
looYen het niet Wij gelooven dat de wetenschap
en de kunst meer gebaat zijn bij volledige, groot-
sche verzamelingen dan bij brokstukjes overal door
ons land verspreid.
Die onze kunst gaan bestudeeren moeten toch nu
reeds te Amsterdam zijn en zullen niet kunnen vol
staan met een der kleine verzamelingen. In beginsel
juichen wij dus centralisatie toe. Mocht men dan over
gaan meer gelden beschikbaar te stollen en het
museum te Amsterdam tot een waardig pendant
verheffen kunnen van de Kunstafdeelingen in het
Musée du Louvre en het Britis Museum dan zal
de Nederlandsche kunst er niet slecht bij varen.
Maar daarom behoeven nog niet alle andere
plaatsen van Kunstverzamelingen verstoken te blij
ven. Zoo doet men in Frankrijk en Engeland ook
niet. Wat belet naast die verzameling van den eer
sten rang in de hoofdstad nog secondaire verzame
lingen te hebben in provinciesteden Daarvoor is alles
te zeggen en niets er tegen. Mits de Amsterdam-
ache primoere, mits die schatten, welke uniek zijn
in de eerste verzameling werden aangetroffen, kan
men met de duplicaten en minder belangrijke stukken
nog zeer aardige en nuttige verzamelingen in de
provincie vormen. Deze kleinere verzamelingen zullen
voldoende zijn om kunstzin op te wekkoD, om eenig
idee te geven vau een of ander tijdperk en meer is
voor het groote publiek niet noodig. Zij die daar
door opgewekt van die studie een levensdoel maken,
kunnen dan later na de eerste grondslagen in de
kleinere verzamelingen gelegd te hebben naar de
groote, volledige vertrekken, want eerst daar kunnen
zij een goed beeld krijgen. Dat is eene gezonde
centralisatie, die in Frankrijk reeds lang bestaat
en er de beste vruchten afwerpt.
Passen wij dit nu op ons Prentenkabinet toe dan
zouden wij wenschen dat naar Amsterdam alleen
die stukken gingen, die in de verzameling aldaar
ontbreken en van belang zijn. De duplicaten zouden
hier blijven en de ledige plaatsen voor een deel
althans aangevuld moeten worden met die prenten,
die de Amsterdamsche collectie in duplo bevat of
de duplicaten welke zij laugzacueihand mocht krijgen.
Het materiaal dat dan hier nog overblijft zal genoeg
stof bevatten voor een eventueelen hoogleeraar in
de aesthetica, zoo de Kamers van oordeel mochten
zijn dat de rijkvoorziene litterarische faculteit vóór
alle andere nog aanvulling behoeft.
Wil men dit niet en streeft men er naar alle
kleine verzamelingen afzonderlijk te houden, welk
voorbeeld geeft men dan aan particulieren, die ver
zamelingen bezitten? Men weet toch dat de regee
ring het alleszins goede voornemen heeft bezitters
van belangrijke verzamelingen uit te noodigen deze
het Rijks-Museum in bruikleen af te staan en zoo het
aantal van hen, die er van genieten kunneD, ont
zaglijk te vergrooten. Als men haar hierbij succes
toewenscht, en wie zal dat niet doen, dan dient
men zelf een voorbeeld te geven.
Het bovenstaande behoeft nog een restrictie op
de geschiedenis van ons Prentenkabinet gegrond, nl.
dat gedeelte van de verzameling dat afkomstig is
van het legaat Royer. Daarover toch is de beschik
king niet vrij. In de codicillaire dispositie van
Vrouwe Johanna Louise Van Oldenbarneveld genaamt
Tullingb, in leven weduwe van de WelEdele geboren
heer Jean Theodore Royer van 3 Februari 1809
wordt de verzameling prenten van dien heer aan
de Academie te Leiden gelegateerd, onder de na
volgende uitdrukkelijke bepaling:
„Alles echter wat het bovenstaande betreft onder
deze expresse mits en conditie dat de academie van
Leyden voorn, hetzelve nimmer aan wie het ook
zijn moge zal mogen vorkopen, maar hetzelve ter
eeuwige gedachtenis aan den Heer overledenen zal
moeten bewaren hetgeen de ondergeteekende ver
zocht stiptehjk te willen nakomen."
Dit gedeelte der verzameling, gemakkelijk van
het overige te scheiden, daar ook de catalogus van
den heer Royer bewaard is, moet dus hier blijven.
De regeering toch zal niet eene uitdrukkelijke
testamentaire bepaling overtreden, rechtschennia
plegen en zich blootstellen aan eene vordering van
de erfgenamen van de schenkster tot afgifte van het
legaat, waartoe deze dan gerechtigd zouden zijn.
Maar het overige worde geschift in voege als
wij hierboven aanduidden. Dan gaat noch ons Pren
tenkabinet geheel verloren, noch laden wij op ons
het verdiende verwijt van particularisme en egoïsme
in plaats van voor alles het algemeen belang in
het oog te houden.
Wij hopen van harte dat tnsschen de beide uiter
sten: geheel behoud of geheele opheffing, onze mid
denopinie de zege moge behalen.
LEIDEN, 2 December.
De minister van binnenlandsche zaken brengt
ter kennis van belanghebbenden dat met 1 Januari
a. 8. de betrekking vau leeraar in het teekenen aan
de rijks hoogere burgerschool met driejarigen cur
sus te Warffum te vervullen is. Jaarwedde 1000.
Zij, die voor deze betrekking in aanmerking wen
schen te komeü, gelieven zich vóór of uiterlijk op
10 December a. s. aan te melden bij den inspecteur
van het middelbaar onderwijs, dr. D. J. Steyn Parvé,
te 's-Gravenhage.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 5170 volwassen
personen en van 1218 kinderen.
De aftredende leden der Kamer van Koophan
del en Fabrieken te Katwijk, de heeren A. Van
Rhijo, dr. K. Plantenga, D. Haasnoot en J. De Best,
zijn allen herkozen.
Te Nieuwveen is benoemd lot onderwijzer
aan de openbare school de heer F. F. Ph. Bernart
te Amsterdam. De heer J. Van den Berghe, onder
wijzer aan de R.- K. jongensschool te Gouda, heeft
bedankt voor de benoeming tot onderwijzer aan de
gemeen8ch. ep. school te Noorden, onder Nieuwkoop.
Voor eeu te 's-Hage op te richten kinderbe
waarplaats hebben de Koning en de Koningin f 100
geschonken en de Prins van OraDje veertig gulden.
Prinses Hendrik heeft gistermiddag audiëntie
verleend aan den nieuwen gezant van het Duitsche
keizerrijk bij ons Hof, graaf Von Alvensleben, die
vooraf bij den minister van buitenlandsche zaken
zijne opwachting had gemaakt.
Graaf Lefebvre De Bóhaine, laatstelijk gezant
van Frankrijk bij ons Hof, heeft een paar dagen
voor zijn vertrek, den heer Van Schermbeek, hoofd
commissaris van politie te 's-Hage, een afscheids
bezoek gebracht.
De „Vereeniging tot bevordering der alge-
meene belangen van Scheveningen" heeft zich gewend
tot den minister van waterstaat, handel en nijver
heid, met verzoek dat de regeering in een niet te
ver verwijderd tijdstip aan 'a lands Vertegenwoordi
ging de noodige voorstellen doe, om Scheveningen
in het bezit te stellen eener haveD, waartoe de ge
meenteraad van Den Haag reeds besloten heeft aan
de heeren Crans Co. eene subsidie te verzekeren
van twee millioen gulden.
Mocht deze concessie, welke tot ulto. December
a. s. is toegestaan, onverhoopt geen gunstig gevolg
hebben, dan geeft de Vereeniging den Raad in over-
weging aan de regeering kenbaar te maken, dat de
gemeente bereid is, de gezegde som van twee millioen
gulden bij te dragen tot de kosten van aanleg eener
haven te Scheveningen, ook wanneer zulks door den
Staat geschiedt.
Voor de stichting van een monument ter eore
van Hugo De Groot is te Delft ingeschreven voor
een gezamenlijk bedrag van ongeveer f 1300, in
dien dat monument binnen die gemeente zal ver
rijzen. In de buitengemeenten van het kanton Delft
is tot dusverre ingeschreven voor een gezamenlijk
bedrag van ongeveer f 100.
Bij de te Rotterdam gehouden nitloting der
premieleening Rotterdamsche Schouwburg zijn o. a.
de volgende hoogste premiën getrokken: serie 991
No. 28 f 150,000, s. 2674 No. 63 ƒ15,000, s. 2970
No. 23 f 5000, s. 2387 No. 89 3000, s. 2317
No. 33 f 1000.
Voor verbetering van den waterweg van Rotter
dam naar zee is, in afwachting van de beslissing over