LEIDSOH
DAGBLAD.
N°. 6989.
Imaandag 27 November.
A0. 1882.
Derde Blad.
PRIJS DEZER COURANT:
Toor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Kommers.0.05.
Deze Conrant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
F RIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$»
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incusee-
ren bniten de stad wordt 0.10 berekend.
Het Oratorium „Elias"
VAN
FELIX MENDELSSOHN BARTHOLDY.
Op den lsten December a. 8. zal door de Zang-
vereeniging der afdeeling Leiden van de Maatschappij
ter bevorderiug der Toonkunst, met een viertal
goed bekende solisten en onder begeleiding van het
orkest der Amsterdamsche Orkest-Yereeniging, boven
genoemd werk ten gehoore gebracht worden. Yoor
hen, die met dit werk niet bekend zijn, achten we
eene kleine beschrijving niet ondienstig.
Nadat Mendelssohn met het Oratorium „Paulus"
(dat den 16den Maart 1837 te Leipzig zijne eerste
opvoering beleefde) in Duitscbland, doch niet minder
in Eogeland eon schitterend succes had behaald,
was hij van plan den tweeden groolen steunpilaar
der Christelijke Kerk „Petrus" tot onderwerp van
een nieuw Oratorium te nemen. "Weldra kwam hij
van dit voornemen terug en koos als stof daartoe
de voorbereiding van het Christendom in Israël,
verpersoonlijkt in den profeet „Elia." Later nog
maakte hij een begin met een derde Oratorium,
dat den naam „Christus" verkreeg en dat met de
beide genoemde als het ware eene trilogie over de
vestiging van hst Christendom moest vormenElia,
Christus, Paulus, de voorbereiding, de verkondiging,
de verbreiding.
Dit werk is echter niet door hem voltooid, daar
hij ruim een jaar na de eerste opvoering van den
„Elias" stierf. Slechts eenige koren en aria's zijn
na zijnen dood gepubliceerd. De „Elias" werd het
eerst uitgevoerd den 25ston Augustus 1816 op het
muziekfeest te Birmingham. Het succes was vol
ledig. „Noch niomals" - schrijft hij - „ist ein Stiick
von mir bei der ersten Aufführung so vortrefflich
gegangen, und von den Musikern und Zuhörern so
begeistert aufgenommen worden wie das Oratorium."
Weldra volgden de uitvoeringen elkander op, en
ook reeds in het laatst van 1847 werd het hier te
lande ten gehoore gebracht.
En nu wat betreft den inhoud. Mendelssohn schil
dert ons verschillende scènes uit het leven van den
vurigen ijvoraar voor de vereering van den eenigen
God, toen Israël van Jehova afgevallen en overge
gaan was tot den dienst van Baal. Vrij getrouw
volgt hij hierbij het oorspronkelijke bijbelverhaal
1 Kon. 17 enz.
De ouverture, waarmede gewoonlijk een Oratorium
begint, wordt hier voorafgegaan door de vloekende
voorspelling van Elia dat er tot straf voor Israëls
afvalligheid droogte in het land zal bomen. Daarna
bereidt eene schoone ouverture ons voor op de schil
dering van den ellendigen toestand, waarin land
en volk door deze voorspelling zijn gekomen. Wer
kelijk aangrijpend wordt ons dit door koor en koor-
recitatieven en in duet „Zion streckt ihre Hande
aus"ge schetst. Op Obadja's waarschuwing, dat deze
toestand aan hun eigen schuld te wijten is, wordt
geen acht geslagen; steeds jammeren zij voort:
„Aber der Herr hört es nicht". Dit koor wordt be
sloten met eene schildering van den God, die de
misdaden der vaderen aan de kinderen bezoekt,
doch barmhartig is voor hen die hem liefhebben.
Deze scherpe tegenstelling wordt door koor en or
kest uiterst schoon weergegeven.
Elia gaat daarop, volgens bevel van God, naar
den beek Krith, en, nadat deze ook opgedroogd is,
naar de weduwe te Zarpath, waar het tooneel van
de opwekking van haren zoon door sopraan- en
bas-solo aangrijpend wordt teruggegeven.
Schoon sluit zich deze schildering bij het tooneel
van den rampzaligen toestand aan.
Een beschouwend koor „Wohl dem, der den
Herrn fürchtet" wekt op tot terugkeer tot den dienst
van Jehova. Elia naar Israël terugkeerend, vertoont
zich aan Achab en nu ontwikkelt zich de wedstrijd
met de priesters van Baal op den berg Carmel.
Met verwonderlijke kracht is hier de toestand
geschetst. De steeds klimmende woede der Baai
priesters, die op het laatst in een woest geschreeuw
overgaat, vormt een schoon contrast mot de onver
stoorbare kalmte van Elia, die vol vertrouwen op
Gods hulp, zijnen bijtenden spot bij hunne mach-
teloozo pogingen doet hooren.
Op zijne beurt het vuur [van den hemel smeekend,
wordt hij onmiddellijk verhoord.
De aria „1st nicht des Herrn Wort wie ein Feuer",
de bede om regen, - waarin bas-solo (Elias), sopraan
solo (de knaap) en het koor elkander afwisselen -
en eindelijk het dankkoor vormen een waardig slot
aan het eerste gedeelte.
Terwijl dit gedeelte ons een geleidelijk verhaal
heeft gegeven van don hongersnood met zijne ge
volgen en zijne oplossing, laat het dramatisch ver
band van het tweede gedeelte wel wat te wenschen
over. We vinden daarin eene verzameling van meer
of min samenhangende tooneelen uit het verdere
leven van den profeet, welke echter, uit een muzi
kaal oogpunt beschouwd, niet minder schoon be
werkt zijn dan de vorige. Nadat een sopraan-aria
tot het geloof in God heeft aangespoord en het
boor in de heerlijke fuga „Ob tausend fallen zu
deincr Seite" de kracht van dat geloof heeft be
schreven, wordt ons de scène geschetst van do
koningin Izebel (alt-solo), die verwoed is op Elia,
omdat hij de Baal-priesters heeft doen ombrengen,
en die hem daarvoor wil doen boeten. De profeet
gaat hierop naar do woestijn, waar hij zijne over
bekende aria „Es ist genug" zingt.
Eon Engelterzet en een beschouwend koor ster
ken hem daar.
Vervolgens ontvangt hij den last om naar den
berg Horeb te gaan, waar do Heer hem zal ver
schijnen. Ia de schildering dezer verschijning open
baart ons Mendelssohn weder zijne volle kracht.
Vooral fraai is hierin de door Serafijnen (vrouwen-
quartet met koor) gezongen lofzang „Heilig ist
Gott der Herr".
Nogmaals ontvangt Elias last naar Israël te gaaD,
doch van zijne verdere werkzaamheid vernemen we
weinig meer. We hooren hem nog zjjne aria „Ja
es sollen wohl Berge weichen" zingen, en daarop
wordt door het koor zijne hemelvaart beschreven.
Bij al deze koornummers vervult het orkest eene
verre van ondergeschikte rol.
In de vier laatste nummers van het werk wordt
ons het doel van Elia's zending verklaard, en wordt
de komst van den Messias voorspeld: „Aber einer
erwacht von Mitternacht."
De fuga van het slotkoor „Herr unser Herrscher,
wie herrlich ist dein Name" maakt een grootschen
indruk.
Moge de kennismaking met dit Oratorium, zoo
ten minste de uitvoering aan onze rechtmatige ver
wachting voldoet, bijdragen tot steeds meerdere
erkenning van den componist, die door zijne „Lie-
der ohne Worte" reeds zoo velen voor zich gewon
nen heeft. w.
LEIDEN, 25 November.
Ia de Staatscourant is een tabellarisch oor
deel opgenomen omtrent den oogst van 1882 in de
provincie Zuid-Holland. Blijkens de daarbij voorko
mende opmerkingen heeft het ongunstige zomerwe
der aan de granen onberekenbare schade veroor
zaakt. Vele granen hebben zich daardoor te vroeg
gelegerd. Vooral tijdens het oogsten viol er te veel
regen, gepaard met soms hevigen wind, waardoor
de schoven aan den grond worden geworpen en er
veel graan verloren ging. Schot kwam veel voor,
voornamelijk in de haver, terwijl het stroo voor
een deel bedorven is. Ook de peulvruchten hebben
veel geleden. In de meeste gemeenten zou dan ook
een veel gunstiger opbrengst verkregen zijD, indien
slechts de oogsttjjd gunstig geweest ware. Donard-
appelen zijn slecht ontwikkeldvooreerst werd het
loof door de soms zware stortbuien ter neder ge
slagen, terwijl de ziekte vroeg en soms hevig te
voorschijn trijd. De vroege soorten gaven nogal
goede uitkomsten. De vlasbouw viel zeor ongelijk
uit; ware evenwel de qualiteit van het lint niet
tegengevallen, dan zou dit gewas een voordoeliger
uitkomst gegeven hebben. Hoezeer het gras hier
en daar door muizen heeft geleden en ook in som
mige gemeenten wegens den drassigen bodem door
het vee werd vertreden, heeft de opbrengst algemeen
ruime stof tot tevredenheid gegeven. Gras- en kla-
verhooi werden evenwel slecht gewonnen. De ooft-
boomen hebben te veel geleden door storm en nacht
vorst in het voorjaar, dan dat een goede oog6t
verwacht kon worden.
De nog in lovea zijnde militairen, beneden
den rang van officier, die wegens hun heldhaftig
gedrag gedurende de belegering der Citadel van
Antwerpen benoemd werden tot ridder van de
Militaire "Willemsorde 4de klasse, zijn de volgende:
F. De Wolf, 8erg., thans te Apeldoorn; W. Van
Effcren, kanonnier, te Bodegraven; B. Roosma,
matroos 2de kl. te Amsterdam; I. I. Robert, id.
3 kl., te Nijmegen; I. Meulink, flankeur,teWijhe;
H. Kijk in de Vegt, id., te Zwollerkerspel; A.
Van den Bosch, id. te Zegwaard; H. De Jong, id.,
te Ouddorp; A. Dijkgraaf, id., to Linschoten; M.
Kooij, korporaal, te RoosendaalA. J. Neep, hoorn
blazer, te Utrecht; E. JanseD, fuselier, te Amster
dam; C. Groeneveld, id., te Bergen; H.I. Outhuis,
flankeur, te AmsterdamZ. Kannegieter, kanonnier
2de kl., te Amsterdam; E. Graat, id., to Helder;
P. Van de Klundert, id., te Besoyen.
Blijkens het nu verschenen rapport van B. en
Ws. van Rotterdam betreffende do gas-quaestie,
stellen zij voor: lo. in beginsel te besluiten tot
intrekking der aan beide gasfabrieken verleende ver
gunningen tot het leggen en hot houden van gas
buizen enz. in gronden en wateren der gemeente;
2o. aaa te houden de beslissing omtrent do opzegging
der contracten voor de verlichting van openbare
wegen en gemeentegebonwon en aan te houden de
voorgestelde onderhandelingen tot aankoop van een
nieuwe gasfabriek3o. hen uit te noodigen de
voorwaarden vast te stollen voor een uitsluitende
concessie voor 30 jaar aan één fabriek voor de ge
meente (rechter Maasoever).
Gedurende het aanstaande bijeenzijn van de
Eerste Kamer zal de president van dat wetgevend
lichaam zijn medeleden diners aanbieden ia twee
serieën, waarvan de eerste den 7den en de volgende
den 9den December is genoodigd, beiden in het
„Hotel Paulez".
Do minister van buitenlandsche zaken, do
heer Rochussen, gaf gisteren een gastmaaltijd ter
eere van den vertrekkenden Franschen gezant.
In het Regeeringsantwoord op Hoofdstuk II
der Staatsbegrooting voor 1883 (hooge colleges enz.)
wordt gezegd dat, mocht het aantal leden van de
Tweede Kamer in 1883 vermeerderen, alsdan eene
verhooging van het betrokken artikel zal worden
voorgesteld. Voor de mededeelingen van de benoe
mingen in de Nederlandsche orden van vreemde
lingen, in de Staatscourant, zal voortaan gezorgd
worden. Ten gevolge van den aangenomen regel
om die benoemingen eerst dan openbaar te maken
wanneer het bewijs is verkregen dat de gedecoreerde
het brevet en de onderscheidingsteekenen heeft ont
vangen, komt het intusschen in sommige gevallen
voor dat tasschen het besluit van benoeming en
do plaatsiag in de Staatscourant eenigen tijd verloopt.