LEIDSCH DAGBLAD. N°. 6986. Donderdag 23 November. A0. 1882. Eerste Blad. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per posla 1.40. Afzonderlijke Nommers.a Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PBIJS DEB ADYERTENTIEHx Van 1—regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17$. Grootere letters naar plaatsrnimte. Voor het incassee» ren bnilen de stad wordt 0.10 berekend. Di< Kommer bestaat uit TWEE BLADEN. Iets n& doch vau den zomer. Ia de 17de eeuw vond men tal van buitenplaatsen aan Rjjn, Maas, Waal, Vecht, IJsel of eenige an dere bevaarbare rivier. Daar woonden de patriciërs, die hunne schatten verdienden met den handel op Oost- en West-Indië, of wel uitrustten van de ver moeienissen van staats- of krijgszaken, in 't schoone jaargetijde met hunne eega's en kinderen. Zij Bchepten behagen in hot buitenleven en ontweken, als 't vogelenheir zoo lustig zijne welluidende tonen deed hooren, het stadsgewoel en vermaakten zich op velerhande wijze op hunne Eldorado's. Zij leg den bij elkander bezoeken af, zaten heel gezellig een kopje thee of een glaasje wijn te drinken en bespraken met elkander de nieuwtjes van den dag, die zij uit de couranten of maandschriften hadden vernomen, of wel de belangen van handel, staat of krijgswezen. De dames namen daaraan zelden deel: zij voerden gemeenlijk een huishoudelijk praatje. Dan weder voeren ze met hun jachtje door de waterrijke streek, en verlustigden zich in de stille, kabbelende oevers, waarlangs zich een eenzame wandelaar of vroolijk spelende kinderen voortbewogen. Het kleine volkje namen ze dan ook menigkeer mee; want moeder gevoelde zich niet op haar gemak, als zij haar lievelingen niet onder haar opzicht had. De heeren gingen ook wel ter jacht en de dames kwamen elkaar dan ook wel eens ter loops eene visite brongen. Dan weder zag men een gezelschap heeren en dames, met den hengel gewapend, de vischjes onder 't kroos of in 't hel dere water verschalken. Had men een goede vangst, dan was er eene heele blijdschap. Vooral van baars hielden de rjjke lui veel. Op baars onthaald te wor den, hield men voor eene traktatie. Dat was nog in Sara Burgerharts tijd het geval, want wij lezen in dezen roman, dat Hendrik Edeling cijn vader met eene zode baars, die hij op de markt gekocht had, verraste en dat dit geschenk eene eigenaardige uitwerking teweegbracht, wijl het aan tafel gestadig „zoon voor en zoon achter" was. Nog in onzen tijd mag bij een vischmaal de baars niet ontbreken. De kennissen werden ter maaltijd gevraagd, als men eene goede zode eigen gevangen baars had. Deze scheen nog smakelijker dan die men ter markt kocht. En wat werden gastheer en gastvrouw ge prezen, dat zij van den hengel zoo'n gelukkig ge bruik hadden weten te maken, dat hun water zoo'n kostelijke visch in overvloed opleverdeEen glaasje Rijnsehe of andere wijn kwam dan optafel: echte, onvervalschte wijn, want den vervaleehten, gelijk nn de vindingrijkheid of liever het bedrog voor goede waar aanbiedt, kende men in di6 dagen niet. Was de maaltijd geëindigd, dan bleef men bij elkan der nog wat kouten of wel men deed eene wande ling of een rijtoertje, waarna men zich weder naar de buitenplaats van den gastheer begaf, bij wien men een kopje thee bleef drinken. Thee was een drank, dien men gaarne dronk. Hij werd, evenals een glaasje wijn, eene traktatie geacht. Borger- luitjes gebruikten dezen drank weinig, omdat de thee in die dagen nog te dnar was. Zij werd altijd met suiker, soms met te veel sniker gebruikt, zoo dat zij wel slemp geleek. Tot in 't laatst der vorige eeuw was thee nog een voorname drank. In de Economische Liedjes van E. Wolff lezen we, dat by een burger thee nog eene traktatie was. Om de 14 dagen, als de oudste doohter, die dienstbaar was, haar uitgaansdag had, schonk moeder een kopje thee met sniker. Ongeloofelijk is het getal kopjes, dat op dameskransjes wel eens werd gedronken. Het gebeurde ook wel, dat heeren en dames een rol instudeerden van een of ander blij- of treurspel, om het gezamenlijk op te voeren, bij welke gele genheid men vrienden en vriendinnen ter bijwoning verzocht. Men liet ook wel tooneelspelers uit de stad komen, die op de buitenplaats, ten aanschonwe van gastheer, gastvrouw en de talrijke genoodigde gasten, blijken gaven van hunne uitstekende talen ten. Na afloop was er veelal een bal, waarbij mu zikanten hunne opwekkende tonen deden hooren. Eene prachtige illuminatie van pekkransen en pek tonnen besloot veelal de feestvreugde. Het groot getal buitens, dat men in de 17de eeuw hier te lande vond, verminderde in het laatst der vorige en het begin dezer eeuw aanzienlyk. De poli tieke gebeurtenissen waren daarvan de oorzaak. Wij behoeven hier niet te schetsen, hoezeer de nationale rijkdom verminderde sedert de komst der Eranschen en onze inlijving in het groote Fransche keizerrijk. Genoeg, dat dientengevolge menige bui tenplaats door 8looper8 werd gehakt en de grachten eene andere bestemming kregen. Sommige werden in teel- of weiland herschapen, andere met huizen of fabrieken bebouwd. Eenige aloude buitenplaatsen trotseerden den tand des tijds en bleven in het be zit van de familien der oorspronkelijke eigenaars of wel gingen in andere handen over. Bleef men vroeger in de zomermaanden veelal op het land zich vermeien, later nam de zacht toe om andere oor den te bezoeken, door een uitstapje naar de Rijn provinciën, Zwitserland of elders te doen en zijn intrek in een hotel te nemen. Wederkeerig kwamen uit het buitenland familiën hierheen, sedert Scheve- ningen, Zandvoort en - voegen we er nog bij - Kat wijk badplaatsen werden. Of onze eerste familiën zich evenwel in den vreemde zoo op hun gemak gevoelen als het 17de-eeuwsche voorgeslacht, dat 's zomers naar de buitens bier te lande stroomde, is niet te denken. Niet slechts de rijke, groote lieden, ook de cenigs- zins welgestelde burgers hadden vroeger hun uit- spanningsoord. Dat was niet nis dat van genen een buiten, maar we! een boogaard of tuin. „Dit is een groote vreught voor myn genegentheyt, Dat myn Bogaert soo dicht by Stadt gelegen leyt: Yerdrietet my in buys, ick wandel buyten stee," zegt Lambert de Vader bij Bredero. Evenals hij beminde elk stedeling het natuur schoon. Wie een tuin of boogaard had, vond men daar in het schoone jaargetijde, als zijne tegenwoor digheid thuis niet dringend vereischt werd, in den koepel of het priëel met de zijnen zitteD, of wel door de paden wandelen. Menigmaal ontving men er ook op een liefelijken namiddag zijne vrienden, die zich evenzeer verheugden er de frissche lucht te kunnen inademen, welke in de stad zoo schaars werd genoten. En welke stedeling, die een tuin heeft, zal het Lambert den Vader niet gaarne nazeggen: „Dit is een groote vreught voor myn genegentheyt?" Ja, wie die zich dat genot had voorgespiegeld te blij ven bezitteD, speet het niet, dat hem de gelegenheid werd ontnomen er zoo genoeglijk van 'elevens be slommeringen uit te rusten, toen dat lustoord eene andere bestemming kreeg! Want, gelijk men voor heen oneindig meer buitenplaatsen in ons land had, zoo ook vond men weleer heel wat meer tuinen of boogaarden dicht bij de stad. Een gelukkig denk beeld was 't daarom bij de stad plantsoenen aan te leggen, waar men het nataurschoon kan genieten en tevens zich verkwikken in den frisschen geur van bloem en plant. Ze hebben gewis een bezie lenden invloed op den mensch. LEIDEA, 22 November. Naar aanleiding van het schrijven van dr. A. Kuyper in de „Heraut" over den ongunstigen afloop van het examen van den heer K. uit Leiden, te Groninges, verzoekt men ons mede te deelen dat uit vertrouwbare bronnen blijkt dat de punten, waarover naar het oordeel des bestuurs de ant woorden onvoldoende waren, in geen de minste betrekking stonden tot de gereformeerde stellingen der dissertatie van den heer K. Bovendien datiedereen - en dus ook dr. Kuyper - kan weten dat de exa mens niet met gesloten deuren gehouden worden, maar dat het bijwonen aan alle candidaten in de theologie v r ij staat. Maken die heeren hiervan geen gebruik, dan kan de schuld hiervan toch be zwaarlijk aan de examinatoren gegeven worden en vervalt dos ook de conclnsie door dr. A. Kuyper gemaakt. De openbare samenkomst der Leidsche Afdee- ling van het Nederlandsche Bijbelgenootschap is uitgesteld tot 30 Nov., en de gisteren bij vergissiDg geplaatste advertentie is daarmede vervallen. De hoogleeraar dr. W. F. R. Suringar alhier is benoemd tot lid van de „Société des sciences naturelles de la Charente-inférieure" te LaRochelle. In de jongst gehouden vergadering der Maat schappij tot bevordering der Bouwkunst, afdeeling Leiden en Omstreken, stelde de heer Joh. Vlaanderen eenige platen uit de „Moniteur des Architectes" ter bezichtiging, waarna de president der afdeeling de heeren J. Roem en J. Van Dam met een woord van opwekking om steeds hunne beste krachten aan de vereeniging te wijden, als nieuwe leden voorstelde. De heer P. J. Groen trad als spreker op en leverde een zeer belangrijke bijdrage over de Architectuur.' Na eene korte inleiding begon spreker aan zijn eigenlijk onderwerp met de woorden: De mensch leeft hier op aarde in een dubbele wereld, in eene tweevoudige natuur, nl. de kunstwereld en de natuur- wereld. Hij toonde aan hoe de mensch van die natuurwereld in de kunstwereld was gekomen en do verscheidenheid in die kunstwereld heet stijl. Van stijl kon echter in de wereld der natuur geen sprake zijn, omdat de Maker, God, één is, absoluut in zijn schepping als in zijn wezen. In alle bouwwerken vindt men steeds een afbeeldsel van een naar de wereldschepping strevende gelijkenis. Met eenige voorbeelden toonde hij daarvan de waar heid aan. Op twcëerloi wijze is de natuur het model der kunst 1°. De mensch bootst door kunst de natuurlijke voortbrengselen na, en 2°. gebruikt ;de mensch zijne geestvermogens om denkbeelden uit te drukken en het ware on goede of nuttige, in het schoone te symboliseeren. En dat schoone, de knnst nl., voldeed aan de behoeften van den mensch, die steeds naar hooger dan het natuurlijke streeft. De schoone kunst openbaart zich in alles wat men om zich ziet, en dat door menschenhanden ge maakt, lot het domein van den smaak behoort, met andere woorden: dat in meer dan onmiddellijk uit de natuurlijke behoefte geboren vormen of kleuren, zich aan ons voordoet. In alle voorwerpen toch is de architectuur op te merken, zoowel in een jas, een kleedingstnk, als in de sohouwburgzaal, dikwijls meer zichtbaar in het keukengereedschap dan in onze meubelen. Nadat spreker nog verschillende voorbeelden had bijgebracht om zijn onderwerp toe te lichten, ein digde hij met eene aansporing tot de studie der waarheid in de kunst, als zijnde de roeping van den kunstenaar. En als hij (de kunstenaar) die roeping volgt en geen anderen schiji gedoogt dan diender hoogste gedachten, dan zal er winst worden gedaan voor de ontwikkeling der kunst. Onder algemeene toejuiching werd den heer Groen dank gebracht voor het gesprokene. Daarna bracht -de commissie voor het Bouwkundig Tijdschrift verslag uit van hare handelingen, die zeer bevredigend waren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1