LEIDSCH DAGBLAD. Donderdag 16 Hovember. A0. 1882. Eerste Blad. Avond-editie. Bericht. GERARD J. SPOOR, „HISTORIE EN FANTAISIE". i\°. 6980. PRIJS DEZER COURANT; Voor AeidcB per 8 msan-.kn1.10. Fabco per post,1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- ea Feestdagen, uitgegeven. ritlJS DEB AJ1VL t'.TENTIEK Tan 1—6 rejel» 1.06. ledsrs i»|el meer 0.17$. Groolere letten naar plaatsruimte. Voor hel incisstt» reu bniten de etad wordt 0.10 berekend. Ui.' Noninier bestaat uit TWEE BLADEN. Met genoegen kunnen we onzen Abonnés mededeelen dat hun binnen eenige dagen weder door den Uitgever van dit blad een premie zal worden aangeboden het laatste werk van den gunstig bekenden, onlangs overleden schrijver getiteld: Deze premie, welke nog ter perse is, zal een boekdeel vormen van ongeveer 250 pagina's, waarvoor te zijner tijd een bon in het Leidsch Dagblad zal worden afgedrukt. Alleen voor onze Abonnés zal deze keur van Novellen en Gedichten - doch tevens ook zoo lang de voorraad strekt - tegen betaling van het geringe bedrag van 50 cents worden beschikbaar gesteld. LEIDEN, 15 November. In do gisteravond gohouden vergadering van let Leidsehe Studentencorps werd besloten een adres aan de Eegeeriog te richten ten einde het behoud voor Leiden's academie van het Prenten kabinet en de verzameling van Pleisterbeelden te verkrijgen. Wat het eerste betreft, wijst het adres er op hoe de grondslag van dit Kabinet is het legaat der prentenverzameling door mevrouw Oldenbarne- veld, weduwe van den heer Boyer, in 1809 aan de Leidsehe academie gemaakt onder voorwaarde dat deze verzameling nimmer zal worden wegge schonken of verk oe It, ma ar b e waar d blij ven ter eeuwige nagedachtenis van ge noemden heer. (Een afschrift van dit testament bevindt zich in de universiteitsbibliotheek.) Bovendien wijst hot adres er op dat beide ver zamelingen onmisbaar zijn voor het onderwijs in de aesthetica en archaeologieeene richting in de lite rarische wetenschap, die hoe langer zoo meer zich doet golden en welker rechtmatigheid de Begeering zelve toont in te zien door den post op de bogroo- ting, uitgetrokken voor een hoogleeraar in die vak ken. Dien hoogleeraar zou men dan juist de hulp middelen voor zijn onderwijs ontnemen. Op deze zelfde vergadering werd besloten het besluit, in Mei genomen omtrent de aanvrage tot rechtspersoonlijkheid van het corps, in te trekken. Uit eene met den minister van justitie gevoerde briefwisseling bleek toch dat de Bogeering niet ge zind was die rechtspersoonlijkheid te verleenen, daar zij het L. S. C. beschouwde als reeds te zijn opge richt onder het Burgerlijk Wetboek vóór do wet van 1855. In het midden latende of daaruit rechts persoonlijkheid volgde, meende de Begeering dat op vereenigingen die reeds voor 1855 feitelijk had den bestaan, deze wet niet kon worden toegepast. Het Corps besloot nu er niet verder op aan te dringen en zich te beschouwen als reeds te zijn rechtspersoon. De oud-majoor der Leidsehe dd. schutterij, de heer J. Scheltema, die voor eenigen tijd in een vlugschrift het een en ander over onze gewapende burgermacht zeide, gaat thans in een brochure, bij Gehr. Belinfante in Den Haag verschenen („Nog iet» over de sohntterg") o. a. ook het wetsontwerp van den tegenwoordigen minister na, waarvan hij geenerlei afdoende verbetering verwacht. Hij acht die ook vooreerst onmogelijk bij wettelijke regeling en verlangt daarom dat men deze mogelijk make, door terstond met het noodigste te beginnen en het bestaande streng uit te voeren. Hij eindigt zijn boekje aldns: „Wat ik wil is, dat, zoo een bij nitstek goede toestand vooralsnog nog niet verkregen kan wor den, de hoogst gebrekkige toestand niet worde be stendigd; dat men niet blijve wachten en stil zitten; dat aan zorgeloosheid en verwaarloozing een einde kome. „Wat ik wil is, dat de schutterij Diet blijve een onnut pronkoieubel in onze staatshuishouding, dat de lachlust van bezoekers en buren opwekt; dat de betrekking van officier van de schutterij niet langer zij eene bespotting van den officiersrangdat men den burger niet verder persoonlijke en finan- ciëele lasten oplegge voor eene zaak die niet meer is dan eene gdelo vertooning om de straatjeugd te vermaken; kortom dat de schutterij worde eene ernstige zaak, dat alles worde aaDgewend om haar zoo bruikbaar mogelijk te maken. „Eeno straffe en doeltreffende toepassing der be staande wet zal bovendien eene betere wettelijke regeliDg voorbereiden, bevorderen en bespoedigen. „Doch hoe men over dit laatste punt ook den ken moge, aan den bestaanden, hoogst gebrekkigen toestand moet zonder langer wachten een eindo komen. Kan dit niet door een nieuwe goede wet, dan zonder nieuwe wet. „Dien toestand langer te laten voortduren, zij het ook in afwachting van eene nieuwe wettelijke regeling, is onverantwoordelijk." Uitvoerig behandelt de heer Scheltema tevens in het bijzonder den toestand der Leidsehe schut terij, ten einde te doen uitkomen hoe belemmerend en nadeelig de zorg van burgerlijke besturen en autoriteiten voor de schutterij als militaire macht kan zijn en ten einde de overtuiging te doen veld- winnen dat eene afdoende verbetering, eene her vorming van do schutterij in eene krijgs macht niet te verwachten is, zoolang zij niet go- heel aan die zorg is onttrokken. Het zal nu wel - zegt schrijver - niet overal zoo erg gesteld zijn als te Leiden. Zeer zeker zijn er gunstige uitzonderingen; maar dat het mogelijk is dat - zooals te Leiden is geschied, - al9 een com mandant programma'B voor de oefeningen en voor een examen van officier heeft opgemaakt en die, na door de bevoegde autoriteit te zijn goedgekeurd, wil invoeren en daaraan uitvoering geven, hem door de burgerljjke overheid de middelen daartoe worden onthouden- dat terwijl hij, bij gebrek aan personeel voor het geven van instructie, van de mi li tai re overheid instructeurs, officieren en onder officieren kan krijgen, de burgerlijke overheid verbiedt dat door hen instructie wordt gegeven; - dat eindelijk, terwijl de commandant voor de ver vulling van de betrekking van lnitenant-adjndant een bekwaam en geschikt officier (nl. een officier van de infanterie) vraagt, de burgerlijke overheid hem eeu schutter-offieier opdringt, die voor die be trekking niet geschikt is; - dat dit mogelijk iB, is al reden genoeg om de schutterij geheel aan het burgerlijk gezag te onttrekken. Vraagt men nu, hoe het mogelijk is dat zoo iets te Leiden is geschied Hoe zich dat laat verklaren dan is het antwoord van den heer Scheltema al dus: Er bestond onder de officioren der Leidsehe schutterij een anti-militaire, een echte schuttergeeet. Men wilde bij de oefeningen van de schutterij van geen leger weten (wel van muziek). Op zich zelf was dit niets. Die geest ware licht te fnuiken ge weest, zoo zij maar geen instemming en steun bij de regeering had ondervonden. Dit was helaa9 het geval. De regeering was op de hand der officieren. By haar schuilt een andere geest, die nog veel meer kwaad aan de schutterjj doet, nog veel machtiger is dan eeu anti-militaire of sohuttergeest onder de officieren. Bij haar schuilt een onzichtbare vijand, die eiken doortastenden maatregel tot verbetering tegenhoudt. Die vgand is de onversohilligheid en lauwheid, de onbezorgdheid en gemakzucht, die hare handelingen in zake de schutterij beheerscht. De schutterij verkeert in zoedanigen toestand van broosheid en ziekelijkheid, hoewel met een waas van gezondheid overtrokken, dat een krachtige hand noodig is om haar uit dien toestand op te heffen en haar daartoe in de eerste plaats te onttrekken aan de slechte zorg der burgerlijke overheid. Die krachtige hand ontbreekt. Daardeor laat het zich verklaren dat, terwijl ieder een over do onbruikbaarheid van de schutterij klaagt, er niet alleen geen verbetering komt, maar dat zelfs pogingen tot verbetering bij de regeering zelve te genwerking ondervinden. De heer S. is gedurende de 12 jaren, dat hij commandant eener dienstdoende schutterij gewecBt is, tot de overtuiging gekomen dat het aan de regeering te wijten is, dat de schut terij in eeu toestand van ziekelijkheid en onmacht verkeert, dat zij niet meer is dan eene ijdole ver tooning, eene schgnweerbaarheid. Al had het Nederlandsch Tooneel het hier verleden winter met de voorstellingen eenigszins bg de abonnés verbruid, zoodat men voor het tegen woordige speelseizoen met het gezelschap van don heer Van Zuylen een overeenkomst sloot, daarom is het toch niet meer dan natuurlijk dat men de Bot- terdamsche afdeeling hier nog wel gaarne wil zien optreden, te meer ais daaronder ook goede oude kennissen behooren. Die ziet men immers altgd met genoegen weder, gelijk ook Maandag-avond het ge val was in de opvoering van „De Eantzau's", van wolk stuk we bij een vorige gelegenheid reeds een beknopt overzicht gaven. Evenals toen voldeed het Btuk algemeen; thans werden de twee broeders in hnn doodeiijken haat, dien zg elkaar - ten geTolge eener bevoorrechting van den ouderen boven den jongeren door hun vader - toodrageD, meesterlgk door de beide heeron Haspels voorgesteld, en hunne kinderen, die elkaar daarentegen innig liefhebben in plaats van elkaar mede te haten, zooals hunne respectieve vaders dit eischteD, door mej. De Groot en den heer Lemmens. Hot stak bevat tal van aangrgpende tooneelen, die op treffende wjjze werden voorgesteld, o. a. dat waarin de vader zgne dochter dwingt met een ander dien zij niet bemint te trouwen, en dat waarin beide broeders eindelijk, met den dood hunner kinderon bedreigd, na een verschrikkelgken tweestrgd tot beider hnwelgk hunne toestemming geven. Er heerschte dan een ademlooze stilte in de zaal, welke zeer goed was bezet; het publiek juichte ver volgens bg herhaling de acteurs en actrices too en riep enkelen meer dan eens voor het voetlicht terug. VolgenB het Weekblad van minder courante of ineenrante fondsen van Broekman en Honders werden gedurende de afgeloopen week de oprichters-aan- deelen Eijnl. stoomtram aangeboden tot 100; de aandeelen spoorweg Leiden-Woerden noch aange boden noch gevraagd; de aand. Egnl. stoomtram aangeboden tot 90 pet. en gevraagd tot 45 pet.; de aand. Kon. Ned. Grofsmederg te Leiden aange boden tot 115 pet. en gevraagd tot 111 pet.; de aand. Leidsehe Duinwatermaatschappij noch aange boden noch gevraagd. Dr. Van Vloten geeft in zake de universitoi- ten-quaestie het volgend advies: Hef de universi teiten te Groningen en te Utrecht op; maak van Loiden dan eene volledige universiteit; geef de ge meente-universiteit te Amsterdam veile vrijheid, zoodat zg dan ook geene bekrachtiging der regee ring noodig heeft voor hare professoren, en laat haar dan met de Bijks-nniversiteit te Loiden dingen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1