LEIDSCH DAGBLAI). N°. 6881. Maandag H4- Juli. A0. 1882, Derde Blad. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTE NTIEN Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17£. Grootere letters naar plaatsraimle. Voor het incossee- ren bniten de stad wordt ƒ0.10 berekend. Tentoonstellen. Nu onlangs in herinnering werd gebracht, dat Leiden de eerste stad is geweest, waar men een tontoonstelling heeft gehouden, - althans in Europa: later zullen we natuurlijk wel weer vernemen dat in China zóó - en - zooveel eeuwen vóór onze jaar telling schitterende exposities van allerlei aard en strekking veelvuldig voorkwamen I - mag, dunkt ons, het Leidsch Dagblad wel een woordje meespreken over den „onbloedigen krijg der volken", die binnen onze landpalen wordt voorbereid, en waarvan de veldslag bij Amsterdam in het volgend jaar de be slissing zal opleveren. Of we met dergelijke wedstrijden op groote schaal veel ophebben? Welzeker. Wij zijn kinderen van onzen tijd. Niet straffeloos roeit men op tegen den algemeenen stroom, en wanneer nu de geheele wereld luidkeels roept: Internationale tentoonstellingen zijn het krachtigst middel om de volken tot elkander te brengen, hen te verbroederen, den eeuwigen vrede voor te berei den; zii schrijven, in voor ieder leesbaar schrift, de geschiedenis der beschaving, en stellen ons in staat haar ontwikkelingsgang van stap tot stap te volgen; zij doen den adel van den arbeid recht wedervaren, en dringen het onzinnig denkbeeld dat zij de meeste achtiDg verdienen, die het minst bijdragen tot de vermeerdering van de algemeen© welvaart, geheel op den achtergrond. Als iedereen dat van de daken predikt of in wel sprekend toostenproza uitgalmt, dan zou het immers meer dan dwaasheid zijn, al die jllusiën te willen verstoren door een verwijzing naar de werkelijkheid Een nuchter man, die geen toosten uitbrengt, en nog nimmer een „hoorder" medesleepte, zou misschien zeggen Mijne heeren, op de waarde van tentoonstellingen wil ik niets afdingen. Maar dat zij de volken ver broederen zouden - 't kan wezen, - er is niet veel van te bespeuren. De laatste kwarteeuw was rijk aan wereld-exposities, en nog rijker aan bloedige oorlogen. Er waren zelfs Krupp-kanonnen te zien, heel netjes afgewerkt, die de bezoekers och zoo ge moedelijk stonden aan te kijken. Dat de reeks tentoonstellingen een zelfregistreerende peilschaal van de beschaving vormt, - 't zou kunnen zijn, indien zij elkander niet zoo snel opvolgden, zoodat de industriëelen en kunstenaars geen tijd hebben om zich behoorlijk ten strijde toe te rusten. De tentoonstellingen, of zij te Parijs of te Philadel phia, te Weenen of te Melbourne worden gehou den, zij gelijken op elkander als twee bladeren van denzelfden boom, - alleen mot dat onderscheid dat het land hetwelk ze organiseert natuurlijk een beetje op den voorgrond staat. Eindelijk - die adel brieven aan den arbeid uitgereikt, - dat klinkt wezenlijk niet kwaad: jammer maar dat wij allen, zonder onderscheid, nog altijd het hoofd het diepst buigen voor de mannen die zonder arbeid het meest de lieflijkheden van het ondermaansche tranendal genieten. Ondanks al deze bedenkingen tegen de enthousias- tische opvijzeling van hetgeen we eenvoudig te be schouwen hebben als natuurlijke openbaringen van den tijdgeest, is onze ingenomenheid met tentoon stellingen in het algemeen zeer groot, - en wenschen wij die, waaraan op dit oogenblik een groot aantal mannen van veel talent hun krachten wijden, een schitterend succes toe. Alleen vinden wij het jammer dat het oorspron kelijk plan zulk een ontzaglijke uitbreiding heeft gekregen. In den beginne stelde men zich niets anders voor, - ten minste, dat is de indruk dien wij er aanvankelijk van gekregen hebben, en, zagen we verkeerd, dat men het ons dan zegge! - dan een koloniale ten toonstelling. De producten van den landbouw en de nijverheid van de overzeesche bezittingen der Euro- peesche natiën van Europa zouden bijeengebracht worden te Amsterdam, de hoofdstad van een dor koloniale mogendheden van den eersten rang. "Waar lijk, een prachtig plan, dat van het eerste oogen blik af levendige toejuiching vond. De bezoeker zou een blik kunnen slaan in het leven der volken, die onder den invloed der West-Europeesche beschaving tot een nieuw ontwikkelings-stadium worden ge bracht: hij zcu in vergelijkingen kunnen treden over den invloed, dien de onderscheiden bestuurs vormen en regeeringsbeginselen uitoefenen op de welvaart der inlandsche huishouding: de handel zou een overzicht hebben van de natuur- en nijver heid sproducten die ginds en elders te krijgen zijn, en de middelen beramen om ze op de Europeesche markten te brengen. De man van wetenschap kon er zijn ethnologische kennis verrijken, de fabrikant uitzien naar de beste qualiteiten van grondstoffen voor zijn industrie, - terwijl tevens zij, die enkel „voor hun pleizier" naar een tentoonstelling gaan, in de beschouwing dier duizenderlei, deels onbekende voorwerpen, een genot konden vinden dat als doel eener reis alle recht van bestaan had. Doch men is van den eenvoud van het eerste plan afgeweken. Men heeft gezegdLaat ons niet slechts bijeenbrengen, wat van de koloniën afkomstig is, maar ook datgene, wat er naar toe gebracht kan worden. De koloniale tentoonstelling is alzoo uitge dijd tot een van algemeene nijverheid, en, om het programma nog uitvoeriger te maken en de onder neming nog grootscher, is er een afdeeling „kunst" aan toegevoegd. Nu zijn we van meening, dat juist de omvang der hedendaagsche tentoonstellingen niet bevorderlijk is aan het doel waarmede zij op 'touw worden gezet. Het worden kermissen op kolossale schaal: men krjjgt er van alles en nog wat te zien, en die veelheid doet afbreuk aan de zuiverheid der waar neming. Yan do honderd bezoekers zijn er geen tien, die zich tot de beschouwing van een deel bepalen, of die vele dagen achtereen gaan zien, om ten slotte een helder beeld in zich op te nemen zoowel van hot geheel als van de bijzonderheden. Verreweg de meesten gaan óón dag of een paar dagen naar do tentoonstelling, en willen in dien tijd alles gezien hebbenen dewijl het „kijken" een zeer vermoeiend werk is, dat men niet veel langer dan een vijftal uren kan volhouden, behoeft men geen hoog denkbeeld op te vatten van hetgeen al die menschen uit - (in figuurlijken zin natuurlijk) - Amsterdam mee zullen dragen. Ofschoon nu „wereldtentoonstellingen van nijver heid en kunst" in al haar omvang zeer in de mode zijn, - Berlijn, Rome en Brussel, om van Amerika en Australië niet te spreken, - staan reeds klaar om op hun beurt den stroom tot zich te lokken, - en het alzoo een ondankbaar werk is er iets tegen in te brengen, gelooven we toch dat men eenmaal een anderen weg zal moeten bewandelen. Yoor industrie zoowel als voor kunst hebben we groote verwachtingen van vak-tentoonstellingen die reeds hier en daar tot stand zijn gekomenen al trekken zij minder de aandacht van de vluchtige „kijkjes nemers", - haar nawerking zal des te krachtiger zijn. Dat alles neemt niet weg, dat we ons bij voor baat verheugen in hot vele schoons, dat Amsterdam aanstaand jaar te zien en te bewonderen zal geven en nu de zaken eenmaal dien loop namen, drukken we den wensch uit dat ook onder onze stadgenooten velen zich opgewekt zullen gevoelen, een krachtig bewijs te geven dat zij er zijn en dat zij meegeteld willen worden. Leiden, de geboorteplaats der ten toonstellingen, late zich vooral niet onbetuigd. Gemengd 3MI ra-vr&0 In een buitengewoon Politieblad be richt de commissaris van politie te Leeuwarden, dat aldaar is aangehouden Johannes Roekoe, oud 66 jaren, gestalte klein, uitzicht zwart, knevel wassend, die voor spotprijzen heeft verkocht vier fijne portret-albums, groot formaat, drie van zwart en een van leverkleurig leder, gemonteerd met ko peren en stalen beslag. Hij heeft van 3 tot 7 Juli jl. te Amsterdam vertoefd en is na dien tijd over de Lemmer en Sneek naar Leeuwarden gereisd. Ruim 40 jaren gevangenisstraf heeft hij ondergaan. Bovengenoemde commissaris van politie verzoekt onderzoek betreffende de herkomst dier albums en met het oog op de aanhouding van den verdachte, spoedig bericht. Zekere B. G. te Tiel, die als plaatsver vanger in dienst was, had zich dezer dagen uit zijn garnizoen verwijderd en was naar de ouderlijke woning wedergekeerd. Door de politie aangehouden en in voorloopige bewaring gesteld, teneinde naar zijn corps teruggevoerd te worden, heeft hij zich in een onbewaakt oogenblik door een pistoolschot van het leven beroofd. Men vermoedt dat hij het daartoe gebruikte wapen in zijn laars had verbor gen gehouden. Tegenzin in het soldatenleven en vrees voor straf schijnen oorzaak van deze nood lottige daad te zijn. Yolgens de Fransche bladen was de koning van Siam aanvankelijk voornemens geweest Parijs te bezoeken, ter bijwoning van de groote revue op 14 Juli, doch de Siameesche wet maakte dat zoogoed als ondoenlijk. Yolgens haar mag nl. de koning zjjne staten niet verlaten zonder een ge leide van 2000 personen, en voor zooveel menschen op de reis een voegzaam onderkomen te vinden in alle groote en kleine steden, die men moest door trekken, om nog niet te spreken van het vervoer te water - zie, dat bleek tamelijk onmogelijk. Daarbij mag een Siamees nooit op reis gaan zonder zijn doodkist mee te voeren, een voor Europeanen alles behalve vermakelijk roisgeriof. Men verbeelde zich dien stoet van 2000 Siameezen, elk met zijn lijkkist bij zichl Wellicht ware er wel wat op te vinden geweest door tusschenkomst van den thans in onze hofstad gevestigden magazijnhouder van „sierlijke laatste verblijven." Die Haagsche inrichting is den Siameezen zeker niet bekend. Van het drama van Ottensheim - men zal zich den zelfmoord van twee jonge dames her inneren waarvan een do bedrogen minnares was van den jongen graaf van Coudenhove - zal het slotbedrijf waarschijnlijk voor de rechtbank worden afgespeeld. De oude graaf van C. nl. heeft in een circulaire aan den Oostenrijkschen adel zijn zoon trachten te rechtvaardigen door een smet te wer pen op de nagedachtenis van diens slachtoffer, me juffrouw Damain, die volgens hem nog andere min naars zou hebben gehad en alleen uit geldzucht en eigenbelang zijn zoon vervolgde. Tegen die aan tijging is do advocaat der overledene, de heer Berggruen, die tevens voor de belangen van haar zoon optreedt, in een openbaar schrijven in verzet gekomen en zal waarschijnlijk een vervolging tegen den schrijver der circulaire instellen. Op de Fransche grenzen nabij Freig- nie3 heeft een duel op het pistool plaats gehad tus- schen een Franschman en een Rumeensch studentde laatste viel op de plaats, doodelijk aan den slaap van het hoofd getroffen. Aanleiding: een vrouw. Aan het strand te Dieppe heeft zich een jonkman uit teleurgestelde liefde doodgeschoten. In een brief verzocht hij dat men hem, als hij nog levend werd gevonden, met het gelaat naar de zee zou keeren, opdat hij die stervende nog zou kunnen aanschouwen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1