LEIDSCH DAGBLAD. ■V. 6S22. Zaterdag 13 Mei. A°. 1882. Avond-editie. PB1JS DEZER COURANT x foor Leiden per 8 maasden1.10. Franco per post.1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. One Oourant wordt dagelijks, met oitzonderiag Tan Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEB ADVERTENTIE»j Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17f. Grootere letten naar plaatsruimte. Voor het incassoe* ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Ruïneuse Bouwplannen. In de gemeenteraadszitting van 13 April 11. kwam, zooals men weet, ook in behandeling de voordracht tot het aangaan van een geldleening. De uitslag der discussie is bekend: het eerste gedeelte van het voorgestelde bedrag werd toegestaan, namelijk 250,000het moest trouwens dienen ter bestrijding van reeds vroeger gevoteerde uitgaven; omtrent de tweede serie der leening echter besliste de meer derheid van den Raad zeer terecht dat zij slechts zou worden uitgeschreven tot zoodanig bedrag als nader zou worden bepaald, doch in geen geval meer ^an f 200,000. Deze laatste som toch moest grooten- deels strekken tot het uitvoeren van werken, waar omtrent nog geen besluiten waren genomen, en de Raad wilde dat tweede bedrag slechts onder boven genoemd voorbehoud toestaan, daar anders op de nog te nemen besluiten zou worden gepraejudiciëerd. Dat feit is belangrijk genoeg om het aan het hoofd van ons blad nogmaals te constateeren, en we meenen alle reden te hebben onze stadgenooten daarmee geluk te wonschen. Thans immers is de quaestie van het bouwen van een gymnasium voor f 55,000 en van een hoogere burgerschool voor meisjes voor f 80,000 gelukkig onbeslist gebleven, en uit de discussie, in meergemelde raadszitting gevoerd, meenen wij zonder, al te groote voorbarig heid te mogen opmaken dat die bonwplannen nog niet zoo heel spoedig zullen worden goedgekeurd ook. Nogmaals, wij wenschen er onze gemeente geluk mede, en om meer dan één reden. Vooreerst uit «en fioanciëel oogpunt. Noch omtrent het gymnasium, noch omtrent de H. B. S. voor meisjes is het uit gemaakt dat in de daarvoor noodigo gebouwen niet op goedkoopere en toch voldoende wijze kan worden voorzien. Wat het gymnasium betreft, hot voorloopig ont werp voor den bouw daarvan schijnt al heel vluchtig te zijn opgemaakt. Anders komt men niet met een opgaaf van 40,000, die later foutief blijkt te zijn en met f 15,000 moet worden verhoogd. Waar over bet voorloopig onderzoek zoo los is heenge- loopen, mag men in de eerste plaats vrageD, of met den noodigen ernst is onderzocht of bet be staande gebouw niet is te verbeteren en desnoods uit te breiden, zoodat het zal beantwoorden aan de «ischen, te stellen aan een voldoende voorschool voor de universiteit, ook met het oog op de medische studiën. Zoo niet, zou er dan onder het groote aantal flinke gebouwen, in onze gemeente aanwezig, geen enkel zijn te vinden, dat aangekocht en op doeltreffende wijze voor gymnasium ingericht zou kunnen worden? Maar aangenomen voor een oogenblik dat er voor het gymnasium met zijn betrekkelijk toch altijd be perkt aantal leerlingen volstrekt behoefte bestaat aan «en nienw gebouw, dan nog vragen wij ten ernstigste, of het geraden zou zijn dat te plaatsen op de Ruïne in de onmiddellijke nabijheid van een eventueel academiegebouw. De toekomstige en dehedendaag- sche academieburgers schier in elkanders onmiddel lijke nabijheid, wij twijfelen ten sterkste of het bij «enig nadenken aanbevelenswaardig mag heeten. En wat voor het gymnasium niet is aan te raden, zou voor de II. B.-S. voor meisjes in waarheid on gerijmd mogen heeten. Indien men er toe mocht ovorgaan deze inrichting, bestemd voor de opleiding van meisjes, voor een groot deel de kinderschoenen ontwassen, op een en hetzelfde plein te plaatsen met een gymnasium en een academiegebouw, zou men het zich zelf te wijten hebben indien do meer derheid der ouders voor hunne dochters aan een op gunstiger plaats gelegen inrichting, zij het zelfs met minder deugdelijk onderwijs, de voorkeur gaf. Ook voor de H. B.-S. voor meisjes, en voor haar in dubbele mate, kan dns ons advies niet anders luiden dan aldus: men plaatse hot gebonw, indien het een nieuw gebouw moet zijn, overal elders be halve juist op de Ruïne. Maar met het oog op de bovenmatig hooge som van f 80,000 tegenover slechts 55,000 voor een gymnasium, vragen wij alweder: is een nieuw gebouw bior een volstrekt vereischte? Ter beantwoording van die vraag her inneren wij, zonder te verwijzen naar menig aan te koopen en goed in te richten gebouw op Pietera- kerkplein of elders, aan een ingezonden stuk van het gewezen gemeenteraadslid, den heer P. A. v. d. Lith, opgenomen in ons nummer van 13 April 11., waarin die geachte stadgenoot voor de lokalen der H. B.-S. voor meisjes de aandacht vestigt op het thans door den heer Yan Dijk bewoonde huis op de Oude Vest, dat bovendien het eigendom der ge meente is en met een beetje goeden wil, tegen heel wat minder kosten, zeer goed voor het hier beoogde doel zou zijn in te richten. Maar nog een ander gemeentebelang verzet zich tegen het plaatsen van gymnasium en H. B.-S. v. M. op de Ruïne. Uit de ook in ons blad opgenomen missive des ministers van binnenlandsche zaken aan het dagelijksch bestuur onzer gemeente blijkt, dat bij het college van curatoren der universiteit ver schil van zienswijze bestaat omtrent de punten, waar eventueel op de Rnïne beide genoemde ge bouwen zouden moeten worden opgericht. Immers daar is sprake: voor het eene gebouw van den Z. O., voor het andere van den Z. W. hoek dor Rnïne, of wel voor beide langs de Doezastraat of Koepoortsgracht. Met andere woorden: er is geen sprake van een vast bouwplan voor een vlakte, zoo ruim, zoo schoon van ligging, dat elke andere ge meente dan wellicht Leiden er mee zou woekeren ter verfraaiing dor stad. In de meening dat bij alle betrokken partijen een juist afgebakend plan ter bebouwing der Rnïne ontbreekt, worden wij ver sterkt door de in Js ministers missive voorkomende uitdrukking: „om weldra het noodige voor te be reiden tot stichting der gebouweD, welke vereischt worden voor den bloei der Leidsche universiteit." Is hier sprake van „het" academiegebouw, de grootsche stichting, waarvoor Leiden eenmaal de Rnïne afstond Zoo ja, dan moet de vlakte daarvoor geheel vrij blijven en mag van het bouwen van twee gemeentelijke inrichtingen aldaar voorshands geen sprake zijn. Zoo neen, en worden in de minis- teriëele missive slechts een paar gebouwen bedoeld, die men academische „accessoires" zou kunnen noemen, dan zouden èn rijk èn gemeente door hun planloos daar als nedorgeworpen stichtingen samen werken om de Rnïne als bouwterrein voorgoed te bederven. Resumeerende, komen wij tot de gevolgtrekking, dat de oprichting op de Rnïne door de gemeente van gymnasium en hoogere burgerschool voor meisjes, en door het rijk van andere academiegebouwen dan het groote universiteitsgebouw ten ernstigste is te ontraden: 1°. in het financieel belaDg der gemeente, wier belastingschuldigen, thans reeds hoog bezwaard, niet noodeloos mogen worden belast op een tijdstip dat de gemeente toch reeds tot oen aanzienlijke geldleening haar toevlucht moet nemen; 2°. in het belang van den bloei der stichtingen zelve, wier plaatsing op de Ruïne voor hot gymnasium niet raadzaam zou zijn en voor de H. B.-S. v. M. gelijk zou staan met een doodvonnis; 3°. ter wille van de Rnïne zelve, bij wier bebouwing af aanleg vol gens een goed vooraf beraamd plan alle ingezetenen belang hebben. De wijsheid van de meerderheid der gemeente raadsleden, die in de zitting van 13 April 11. om trent gymnasium en II. B.-S. v. M. zich uitdruk kelijk huune beslissing voorbehielden, moge ons be waren voor wat wij niet anders zonden kunnen noemen dan: Ruïneuse bouwplannen. LEIDEN, 12 Nel. De voltooiing van het gedenkteeken van Leidens ontzet mag nu weldra te gemoet worden gezien. In eene onlangs gehouden vergadering der com missie word door den penningmeester medegedeeld, dat do beschikbare gelden door oploopende renten nu gestegen zijn tot de som van f 24,640, zoodat het vereischte bedrag nagenoeg is bereikt. Omtrent de plaats, waar het gedenkteeken zal worden op gericht, worden met het gemeentebestuur onder handelingen gevoerd, die, naar wij vertrouwen, eerlang tot eene gewenschto beslissing zullen leiden. Tot de evangeliebediening is door hot provin ciaal kerkbestuur van Zeeland toegelaten de heer M. C. J. Wanrooy van de Leidsche universiteit. Bij de aan het gebouw der directie voor de marine te Amsterdam gehouden aanbesteding waren de hoeren Yan Hartrop Zoon alhier voor ƒ690.50 minste inschrijvers voor de levering van vlaggedoek. Door dr. W. Pleyte, secretaris van de Ver- eeniging tot opleiding van bewaarschoolhouderessen te Leiden, is een overzicht opgemaakt van eenige slotsommen, verkregen door de commissie, die vol gens opdracht van Volksonderwijs, een onderzoek heeft ingesteld naar den toestand van het voorbe reidend onderwijs. Daaruit blijkt, dat, zoover de commissie bekend werd, in 273 gemeenton bewaar scholen bestonden; hetgeen, bijaldien de opgaven volledig waren, zou gevenongeveer één school op vijf gemeenten. Toch wordt de behoefte aan bewaar scholen jaarlijks meer gevoeld. De oudste school dagteekent van 1832, de tweede van 1835; in 1840 bestonden er 8 scholen, in 1850: 67. In 1860 was dit getal met 81 vermeerderd, dus gemiddeld met 8 per jaar. In 1870 mot 118, gemiddeld met 11 per jaar. In 1880 met 148, gemiddeld 14 per jaar. Yan deze scholen hebben de meeste (211) drie loka len; 87 hebben er vier. Men kan aannemen dat over het algemeen het eerste cijfer voldoende blijkt te zijn. De leeftijd der onderwijzeressen loopt over de jaren 19 tot 69. Yan 20 tot 25 jaren zijn er 80; van 26 tot 30: 92; van 30 tot 45: 331. Men kan dus stellen, dat de leeftijd van 20 tot 45 jaren als de normale pleegt beschouwd to worden. De trak tementen wisselen tusschen f 100 en f 2000. Yan f 300 zijn er 26; daarboven tot f 400: 77; van f 400 tot f 600 omstreeks 150. De laatste cijfers kunnen gerekend worden te vertegenwoordigen het geen gemiddeld aan de hoofdonderwijzeressen be taald wordt. Overigens blijkt uit deze opgaven dat de be hoefte in de toekomst aan onderwijzeressen (altoos voor den kring, waarover de verkregen inlichtingen zich uitstrekken) kan worden uitgedrukt door het cijfer: 15 per jaar. De vice-president van den Raad van State, voorzitter der afdeeling van de geschillen van be stuur, roept op de onbekende belanghebbenden, om - zoo zij dit noodig achten - te verschijnen in de openbare vergadering der afdeeling, welke zal worden gehouden op Woensdag den 17den Mei a. s., des voormiddags te elf uren, waarin verslag zal worden uitgebracht in zake van het beroep van den ge meenteraad van Katwijk van een besluit van Ge deputeerde Staten van Zuid-Holland, betreffende het houden eenor jaarmarkt in die gemeente. In een part. correspondentie uit Kotta-Radja, dd. 6 April, aan het Hbl. leest men het volgende: Ik moet wederom gevallen van onveiligheid ver melden. Zondag 26 Maart to middernacht vielen de Atjehers een steenbakkerij aa;o, even buiten het Chineesche kamp te PenajoeDg» Yan de Chineezenj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1