LEIDSCH DAGBLAD. N°. 6S07, Woensdag 2G April. A0. 1882. PRIJS DEZER COURANT: Toot Leidca per 8 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADTERTE5TIEN Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee- ren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Dit Nommer bestaat uit TWEE BLADEN. Eerste Blad. Eerlijkheid. Er bestaat van dat artikel maar één soort. Yrij overbodig dus er over te schrijven. Jawel, zoo is er ook, gelooven wij, maar één soort van Moka-koffie. Toch levert men ze ons in onderscheiden qualiteiten: jammer slechts dat de meesten surrogaten zijn. Met de eerlijkheid gaat het precies zoo. Wat de een zoo Doemt, - en de hemel weet hoe vaak we het woord in den mond nemen, als achtten wij het dringend noodig de wereld te doen opmerken dat we er inderdaad niet onbekend mee zijn- wordt door den ander eenvoudig op zijde geschoven als „kleingeestige bekrompenheid" of zoo iets. Ook op dat punt schijnt eenig misverstand te heerschen. Stelen, mijne vrienden, dat doen we niet. Met opgoheven hoofde willen we onzen medemenschen onder de oogen komen, als lieden die nooit hun handen bezoedeld hebben met andermans eigendom. En we blijven ook niet in gebreke, onzen kinderen te leeren, dat diefstal uiterst laag is. Be winkelier A, die onder een partij goede waar zekere hoeveelheid slechte mengt, en de gansche massa verkoopt voor denzelfden prijs dien zijn concurrenten rekenen voor het onvervalschte artikel, steelt ook niet. Het spreekwoord', „ieder is een dief in zijn nering", ie misschien eerrigermate op 'hem van toepassing, doch spreekwoordenhebben slechts een betrekkelijke waarde. ïn eik geval be wijzen zij niets. Koopman B., die voor korten tijd failleerde, aan zijn schuldeischers tien percent uitkeerde en thans weer van nieuws af zaken doet, - om misschien over eenigo jaren hetzelfde spelletje nog eens te beproeven totdat hij met vallen en opstaan een man in bonis ré geworden, steelt ook niet. De wet heeft hem „gerehabiliteerd": zijn goweten - heeft met de quaes tie niets te maken en de open bare -meening - wordt verzocht er zich niet mee te bemoeien. Faillissementen zijn zulke alledaagsehe verschijnselen dat cij de aandacht niet meer trekken. Een boer, die op een handige manier zich van een paard afmaakt, hetwelk eenig verborgen gebrek bezit -dat hij natuurlijk niet aan de groote klok hangt, blijft in eigen oog tocfe een eerlijk man. "Waag het eons hec* dien titel te betwisten, en ge zult hem hooren opstuiven! Wat hagel, het ie handelt; den kooper werd tijd eu gelegenheid ge geven, goed uit te zien: wie zijn oogen niet gebruikt, moet zijn beurs maar roeien. Diezelfde boer zou moord en brand roepen, als eeE jongen een paar appelen uit zijn boomgaard wegnam. Stelen is ook zoo verschrikkelijk gemeen! Het zijn, we erkennen het, zeer alledaagsehe dingen die wo daar bespraken. Toch wagen wij het, er eventjes de aandacht voor te vragen. Want, ziet ge, we zijn er niet zoo heel stellig van overtuigd dat ons volk volkomen rechtzinnig is in de leer dat er maar één soort ran eerlijkheid bestaat: dat alles wat daarvan in het geringste afwijkt uit den booze is: dat „langs het kantje van eerlijk" niet de weg ligt, dien we met vasten tred te bewandelen hebben. De Nederlanders zijn een natie van kooplieden bij uitnemendheid. In vroeger eeuwen verheugden zij zich op buitenlandsche markten in een reputatie van „goede trouw", die geld in de koffers bracht. Men behoefde hen niet nauwgezet op do vingers te zien: zij controleerden zich zelf. Dat ons volk dit standpunt bleef innemen, zouden we niet durven beweren. Het koren is met kaf vermengd geraakt, en dat berokkende ons reeds veel nadeel. 'We zijn tot hot inzicht gekomen dat er ook zaken te doen zijn zonder streng vasthouden aan die hooggeroemde degelijkheid, waardoor onze oude handelsfirma's zich onderscheidden. Daar hebt ge, bijvoorbeeld, den handel in zuivelartikeleD, voor heen do glorie onzer nijverheid, al dreef Al va, die anders zelden een aardigheid debiteerde, er den spot mee. Men koopt thans leege gebruikte boterfusten met de bekendo merken, stopt er een mengsel in dat voor geen menschenverhemelte uit- staanbaar is, en verzendt het naar elders. Geen wonder dat de vreemdeling, als hij ééns leergeld heeft betaald, er verder voor past, en liever andere leveranciers zoekt, die wat minder ruim van con sciëntie zijn. Desgelijks ook onze binnenlandsche handel. Er zijn sommige voedingsmiddelen als vleesch, viscb, melk, eieren, met welke het raadzaam is de meest mogelijke voorzichtigheid te gebruiken, willen wij niet ieder oogenblik onze gezondheid in de waag schaal stellen. Van allo kanten wordt er aange drongen op toezicht van overheidswege: behoeven we wel te zeggen dat dit een slecht getuigenis geeft van de eerlijkheid der handelaars? Laat ons het toch van de daken prediken, dat elke vorm van oneerlijkheid ons volkskarakter ver laagt. De zedelijke kant van het vraagstuk is van nog meer belang dan zijn commerc:ëelo zijdeindien we misoehien niet genoeg gewicht hechten aan de omstandigheid dat de mate van vertrouwbaarheid die onsen handel kenmerkt den stompol drnkt op geheel ons nationaal en maatschappelijk leven, too- nen wo dan ten minste dat we gevoel hebben voor de algemeene besmetting die uitgaat van de voor beelden van de kwade trouw waaraan wo ons dagelijks moeten ergeren. De wet is niet bij machte, een voldoende be scherming te verleenen tegen de handigheid van gewetenlooze lieden. We moeten ons zei ven do noodigo waarborgen verschaffen. Door den eisch van goedkoopheid te veel op den voorgrond te stellen, noodzaken wij do hacdelaars somtijds, ons zand in de oogen te strooien. Indien we in dat opzicht vrij van medeplichtigheid zijd, dan bobben wo ook het recht te zeggen: Wie mij éénmaal beetheeft gehad, hetzij met opzet, hetzij uit nalatigheid, verliest alle aanspraak op klandieie. Bij toepassing van dat stelsel cal het ons wellicht gelukken, volkomen eerlijkheid weer te doen erkennen als het eerste hoofdstuk van het handelsrecht. IJEIftEN, 26 April. Op den lsten Mei a. s. zal oen aanvang wor den gemaakt met de beschrijving der patentplich- tigen, bedoeld bij No. 37—40 van tabel No. 14, zijnde de slijters, tappers, kroeg- en koffiehuishou ders, waarvoor aan de huizen zullen worden rond gebracht eu na verloop van drie dagen, vanwege don ontvanger der directe belastingen, tegen recu worden teruggehaald. Dien patentplichtigen wordt herinnerd do bepaling van art. 2 der Wet van den 24sten April 1843 (Staatsblad No. 16), dat zijhun beroep niet mogen uitoefenen dan nadat zij de helft vas hunnen aanslag over het dienstjaar 1882/83 hebben voldaan, en nadat het verschuldigde over het voorgaande jaar ten volle zal zijn aangezuiverd, waarvan zal moeten blijken, alvorens de akten van patent aan hen kunnen worden afgegeven; dat zoo dra mogelijk hunne aanslagbiljetten zullen worden bezorgd, de patentbladen in gereedheid gebracht en die dadelijk moeten worden afgehaald. Met uitzondering tlet' bedrijven, bedoeld bij de tabel No. 1G der Wet van den 22sten April 1852 (Staatsblad No. 61), hou dende wijzigingen en uitbreidingen van de ordon nantie op het recht van patent, van den 2lsten Mei 1819 (Staatsblad No. 34), wordt de tijd der uitgifte van de door do patentplichtigen in te vullen verklaringen van aangifte, voor het jaar 1882/83 vastgesteld op den 8sten Mei a. s.de weder- inzameling, tegen recu, door den ontvaDger of zijn gemachtigde geteekend, zal acht dagen na de uit gifte geschieden. De registers der patentplichtigen zullen uiterlijk op den 3lsten Mei a. 8. worden gesloten en na dien tijd volstrekt geene verklarin gen worden aangenomen. Belanghebbenden worden herinnerd aan de ver plichting om bij bezwaarschriften, zoo wat patent als personeele belasting betreft, over te leggen een duplicaat van het aanslagbiljet, tegen betaling van 5 cents bij den ontvanger der directe belastingen verkrijgbaar. Tot tegenschatters voor genoemde belasting zijn benoemd de heeren J. C. Rijk, A. Ver hoog, W. A. Van Lith, J. Eogels Jr. en A. Boekwijt Uit het verslag van de Spaarbank, opgericht door het departement Leiden der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, blijkt dat 1881 een alleszins gunstig jaar was voor den bloei dezer nuttige in richting, zoodat de dagen van zitting voor ontvangst en uitbetaling, die geen veranderingen hadden onder gaan, steeds druk bezocht werden. Het reglement scheen in allo behoeften te voor zien; wijzigingen daarin waren dus volstrekt onnoodig. De heeren A. P. M. Van Oordt on H. P. Van Boneval Faure vormden het afgeloopen jaar de com missie van controle. De Spaarbank hield twee zittiDgen per week in het gebouw op den Ouden Rijn no. 56: Maandag van twaalf uren tot halftwee en Woensdag-avond van acht tot negen uren. De rente welke uitge keerd wordt bedraagt 4 pet. bij een inleg van min stens f 5 tot hoogstens f 1000. - Wat daarboven is ingebracht geniet 30 pet. Het gezamenlijk bedrag der inlagen is geweest 451,398.92= tegen f 371,883.38s in 1880, het j bedrag der terugbetalingen f 311,251.725 tegen f 238,816.3S het jaar te voren. Het reservefonds bedroeg uit. Dec. 1880 f 53,405.54 en is vermeerderd met f8,369.21, terwijl de rente van deze som ƒ2,300.15 bedraagt. Het aantal inlagen bedroeg 14,074 en dat der terugbetalingen 4545, terwijl er 1419 als nieuwe inleggers zijn ingeschreven. Het gomiddeld kapitaal aan eiken inlegger verschuldigd bedroeg f 164.42 en j in 1880 slechts f 151.395. Het hoofdkapitaal bestaat uit: hypotheken, prolon- gatiën, rentegevende landschuld, benevens rente te goed en contanten in kas, tezamen 1,077,435.42. De heden door ons per Engelsche mail ont vangen Iadische bladen loopen van 16 tot en met 23 Maart. De vergadering, in het „Odeon" te Amsterdam gehouden ter bespreking van het plan tot oprichting van een Algemeen Nederlandsch Pensioenfonds voor Werklieden was zeer druk bezocht. O. a. waren er aanwezig verschillende Kamerleden, nl. de heeren Bergsma, Lieftinck, Gleichman, Bastert, De Meyier, Reekers en W. K. Van Dedemalsmede indnstriëelen uit alle oorden van het land en andere belangstel lenden. Aan de bestuurstafel zaten de heeren De Beaufort, lid der Tweede Kamer, president, Henri Boers, secretaris, Heldt, Van Kempen, dr. Mouton Wolfson, prof. Van Geer en prof. Greven, welke beide laatste stadgenooten benoemd werden in de vaste commissie om de zaak verder voor te bereiden In de openbare vergadering der „Unie" op Woensdag 26 April, in het lokaal „Frascati", te Amsterdam, zal als spreker optreden prof. J. T. Bays uit Leiden. Zijn onderwerp zal zijn de vraag: „Waarom is de politieke ontwikkeling der Engel- schen zooveel grooter dan die der volken op Europa's vasteland Voor het beroep naar de Herv. gemeente te Lemmer c. a. is door ds. J. S. Tigchelman, te Leidschendam, bedankt. De bij het 4de regiment inf. tot luit.-kolocel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1