LEIDSCH DAGBLAD. N°. 6759. Maandag 27 Februari. A0. 1882. DeMe Blad. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Frmco per post.1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee- ren buiten de stad wordt O.iO berekend. Gemengd Nieuws. Te Brünn, in Oostenrijk, heeft een mole naarsknecht zijn baas aangeklaagd wegens vergif tiging zijner vóór vier jaren reeds overleden vronw. Bij het openen van het graf vond men de lijkkist ledig. De molenaar is gearresteerd en het gerechte lijk onderzoek wordt voortgezet. In de Kaapstad zijn 33 man van een vermiste boot, die op de walvischvangst uit was geweest, geland. Zij. waren '15 maanden op Ker- guolensland geweest. De carnavals-vermaken zijn te Rome gestoord geworden door een ongeluk, dat ten aan- schouwe van den koning en de koningin op het Corso plaats had. HH. MM. stonden op twee bal kons aan de beide zijden van de genoemde wandel plaats de feestvreugde aan te zien en ook den ge- bruikelijken wedren van losloopende kleine paarden. Deze dieren schijnen een weinig te spoedig hun loop begonnen te zijn en toen het eerste paard het piano-paleis bereikte, kwam het te midden der menigte, welke geen tijd had om nit den weg te gaan, zoodat verscheidene personen onder den voet raakten. Het paard zelf stortte, het volgende paard viel over het eerste heen en een tooneel van on beschrijflijke verwarring ontstond, waarbij dertien personen min of meer gewond werden. Twee er van, een tweejarig kind en een werkman, zijn kort daarna overleden en twee anderen hebben armen en beenen gebroken. De koning, de paarden ziende aankomen, had het volk luidkeels toegeroepen om uit den weg te gaan en des avonds ging Z. M. de gekwetsten in het hospitaal bezoeken. Drie onder hen waren politie-agenten, die het slachtoffer waren geworden van hunne pogingen om do menigte op de trottoirs te houden. Bij een brand in een fabriek te Stein- kunzendorf zijn vijf personen omgekomen en vele anderen deerlijk verwond. Een gifmengster van veertien jaar! Een dame nit Clarenton had voor eenigen tijd haar nogal aanzienlijk vermogen aan haar veertienjarige dienstbode vermaakt, aan wie zij zeer gehecht was en die van kindsbeen aan bjj haar in huis was geweest. Om dat fortuintje niet te laten ontsnappen, besloot het veelbelovend schepseltje haar meesteres te ver giftigen, maar eerst beproefde zij het middel op een driejarig kind, dat nu reeds dood is. Yóór men de oorzaak van den dood kende, had de dienstmaagd ylings het hazenpad gekozen; zij heeft tot dusverre niets van zich doen hooren. De zaak van Ferdinand Waschauer wegens don moord van KatharinaBallogh zal binnen weinige weken te "Weenen voor het gerechtshof komen. Katharina Steiner, welker onschuld thans zeker is, is in vrijheid gestold en heeft bij haren zwager haren intrek genomen. Zij heeft den rechter van instructie alleen voor den vorm schriftelijk moeten beloven Weenen niet te zullen verlaten. Bljjkens officiëele opgaven zjjn gedu rende Jan. 11. in Ierland 811 en daarvan 479 agrarische misdrijven gepleegd. Vergeleken bij de opgaven van vroegere jaren, zijn de misdrijven van laatstbedoelde categorie 365 meer in aantal dan in Januari 1880 en 31 meer dan in diezelfde maand van het vorige jaar. Dit jaar vielen in deze óéne maand voor: 3 moorden, 8 pogingen tot moord, 30 brandstichtingen, 9 verminkingen van vee. Er werd 21-maal in huizen geschoten; voorts werden 290 dreigbrieven enz. gezonden. - In het geheele jaar f881 werden in Ierland 4439 agrarische misdrijven gepleegd, waar van 4957 in Munster, 4235 in Connaught enz. Daarvan waren 17 moorden, 5 manslagen, 356 brand stichtingen, 65 gewelddadige inbezitnemingen, 455 gevallen van dooden en verminken van vee, 76 aanvallen op huizen, 2191 dreigbrieven. Er werd 66-maal op menschen, 144-maal in huizen geschoten. De soirée, vóór eenigen tijd door mevr. Adam te Parijs gegeven ten bate van de slacht offers van don brand te Weenen en de nagelaten betrekkingen van Fransche schipbreukelingen, heeft 100,000 fr. netto opgebracht, welke som gelijkelijk zal verdeeld worden. INGEZONOEN. Contra Een wensch. Een humorist schrijft in Uwe courant van gisteren Een wensch die meer blijk geeft van goedhartig heid dan van verstandige belangstelling. Over den toon van dat stukje zwijgen wij gaarne; het is wel mogelijk de geschiktste om liefhebbers van komedie spelen, muziek maken, goochelen of wat dan ook, op te wekken tot vertooning hunner kunsten; „als er maar dubbeltjes uit te slaan zijn, vooruit dan maar." Mocht iemand op dien toon iets aan te merken hebben, men zal niet betwisten dat hij in overeen stemming is met de aanleiding tot en de toelichting en conclusie van het stukje, want die zijn één en vervat in do woorden: „Maar - ieder mensch gaat wel eens graag uit." Intusschon heeft men wel in het oog te vatten dat het zich hier handelt om kinderen, jongens, geen menschen, de jongens van de Kweekschool voor Zeevaart, die, alsof ze al zeelni waren, in de gunst van het publiek staan. Met die gunst behoort men echter niet lichtvaardig te werk te gaan, gelijk eene te toegeeflijke moeder doet als zij, om haar kleinen vroolijk en lachend te zieD, ze vol stopt met zoetigheid, waardoèr die kleinen van den gewonen, eenvoudigen kost afkeerig worden. Met van ontroering gedempte stem en met rol lende oogen vraagt misschien een op het uitbarsten staande philanthroopWilt gij dan nooit een taartje, nooit een ulevel aan de kleinen geven; verlangt gij, o monster, dat kinderen als wijsgeeren zullen behandeld worden; moeten ze dan maar altijd op roggenbrood kauwen? Vermijden wij overdrijving en laat ons do zaken in haar verband beschouwen, met terzijdestelling van beeldspraak. Wij weten of minstens vermoeden met eenige nauwkeurigheid wat het leven is van een zeeman, van een matroos. Wij kennen de Kweekschool en in het leven dat de jongens daar hebben, zijn wij in gewijd. Wij weten dat het goed is. Eenvoud in de uitgebreidste beteokenis van het woord kenschetst het wezen en het leven van den goeden matroos; zoodra de eenvoud van zijn wezen wijkt, treden begeerten en wenschen op den voor grond die met zijn leven onvereenigbaar zijn. In het beste geval is dit een gevolg van verstands ontwikkeling, waardoor dan het bewijs geleverd wordt dat in den matroos (als hij van de Kweek- sohool komt) gedeid is wat de jongen op de Kweek school leerde. Maar in het tegenovergestelde geval stemmen die niet met de werkelijkheid strookende wenschen en begeerten, tot verhooging der mis noegdheid waaruit ze geboren worden. Waar komen de jongens vandaan, wat waren zij, wat zagen zij, wat genoten zij, waarvoor zijn zij bestemd Het is niet noodig het antwoord hier neer te schrijven, w:j weten het. Wie die een sterke ver beelding heeft, trachte zich te verplaatsen in twee toestanden: de jongen op de Kweekschool en de jongen vóór dien tijd. Dit is een onderscheid zoo groot, zoo grootmen zou gevaar loopen romaneske woorden te gebruiken als men het wilde uitdrukken. De humoristische schrijver die meent dat onze zeemannetjes als bestemd om het zilte pekelveld te beploegen, wat regen en wind niet geven, schijnt ons diep in het gemoed te willen treffen door de uitgaansdagen der jongens altijd met stortregens te decoreeren en door de knapen aan onze verbeelding voor te stellen als kippen met neerhangenden staart, verlaten ronddrentelende zonder familie en zonder vrienden. Hoe akelig! Reeds nu wijst hij de jongens naar het buitenkansje dat hen wacht als zij op de „Anna Paulowna" geplaatst mochten worden. Wat oen genot wacht dien jongens daar; een lokaal met welvoorziene leestafel, tafeltjes om te dammen en domino te spelen, en verteringen kunnen ze er maken, verteringen van drie en vijf centen. Hoe heerlijk Het gebruik dat die jongens op die uitgaansdagen van die welvoorziene leestafel zullen makeD, het genot van al die andere tafeltjes en die verrukke lijke koffie, thee en chocolade, wij zullen ze laten voor wat ze zijn; in ons oog opgeschroefde, onge motiveerde vermeerdering van zoogenaamd pleizier, van weelde even nutteloos als smakeloos en die een voudig een stootje mee kan geven aan dat ondoor dacht najagen van vermaak, dat van buitenaf aan gebracht, door anderen verschaft, tot verhooging van zedelijkheid, noch van intelligentie, noch van vroolijk- heid iets afdoet. Den humoristischen schrijver kan het geen ernst zijn met de weeklacht over de gelijk druipstaartende of staartdruipende kippen of als verlaten rondslen terende knapen die geen vrienden of familie hebben. Zijn er niet 200 of 300 jongens, zijn er geen lokalen, is er geen tuin, zijn er geen meesters, geen opzich ters? Zijn in dit alles geen elementen te over voor jongensgemofc en pret? Waarom moet men die kin deren, bestemd om zich te gewennen aan kleine ruimten, gedwoügen samenzijn, en plicht doen dag en nacht, waarom moet men die aanstaande matrozen reeds als kinderen hot uitgaan leeren, uitgaan niet naar vrienden of bloedverwanten, neen, uitgaan zooals volwassenen dat doen, naar een algemeene plaats van pleizieren die zij even goed kunnen heb ben in de lokalen der Kweekschool? Wanneer die jongens onderling niet in staat zijn om pret te maken en onder welwillend toezicht hunner superieuren een vroolijk leventje te hebben, dan maakt de humoristische schrijver zich illusiën als hij denkt dat een sociëteit hun dat zal verschaffen. Met al het goede dat de jongens op de Kweek school hebben, behoeft men hen maar in de vrije dagen of uren aan zich zei ven over te laten, opdat zij zich vermaken. Van alle kunstmiddolen die men zou willen aanwenden om de natuur als zij daarin faalde, te hulp te komen, is geen zoo ongeschikt en ondoelmatig en antimatroos dan zoo'n sociëteit. De echte Janmaats hebben aan boord, waar voor hen de salons niet toegankelijk zijd, pret bij uit nemendheid. Na dagen en nachten van strijd tegen de elementen, weten zij in de oren van rust met zeer geringe hulpmiddelen zich zeiven en de geheele équipage met vernuft en geestigheid te vermaken en het ware genoegen zit daarin, dat hun eigen uitvinding, hun eigen fantasie, van niets iets weet te maken. De humoristische schrijver, die het ongetwijfeld goed meent, zal er geen bezwaar tegen hebben als wij tot slot aan het misschien hier wat al te ern stige woord van James Mill herinneren, die „het grootste deel van de fouten en verkeerdheden in de maatschappij toeschrijft aau overschatting der waarde van wat mem pleizier noemt." Deze woorden zijn natuurlijk niet aan jongeDS van de Kweekschool onder 't oog te brengen, maar zij mogen te denken geven aan allen die meenen de menschen en de maatschappij te kunüen beoor deel en, of die geroepen zijn daarop invloed uit to oefenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1882 | | pagina 1