6696.
Woensdag 14- December.
A*. 1881.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
In dit nommer bevindt zich - om uit te
nippen - de bon waarmede morgen van
0 tot 6 uren het premie-boekwerk: „Nieuwe
edichten van J. J. L. Ten Kate", aan ons
ureel op de daarbij vermelde voorwaarden
an worden afgehaald, natuurlijk zoo zij
illen ook door die Abonnés welke buiten
tie stad wonen.
yo
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAST:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het inca6see-
ren buiten de stad wordt/ 0.10 berekend.
LEIDEN, 13 December.
Heden werd aan de universiteit alhier de heer
W. A. Yan der Mey, geb. te Kerkwerve, be-
orderd tot doctor in de recbtswetensehap met
ademisch proefschrift, getiteld: „De redenen van
aking in bet burgerlijk proces (Art. 30 Wetb.
Burg. Rechtsvordering).
Bij de Tweede Kamer is dezer dagen eene
issïve van den minister van binnenlandsche zaken
ogekomen, ter begeleiding van eene portefeuille met
0 teekeningen, bevattende een voorloopig ontwerp
oor de stichting van do gebouwen ten behoeve van
e rijksuniversiteit te Leiden, bet meermalen be-
proken academiegebouw en het Museum van natuur-
jke historie alhier. Geen dier plannen is, zegt de
sinister, tot dusver onderzocht of aan beoordeeling
nderworpen. Dit zal later knnnen geschieden, zoo-
ra die stukken, na afdoening van de thans aan-
angige begrootingswetten, van de Kamer zullen
ijn terug ontvangen. De overlegging op dit oogen-
lik aan de Kamer geschiedt uitsluitend met de
edoeling haar te doen blijken, dat het dei- regee-
ing ernst is, om althans een aanvang te maken met
vervulling der erkende behoefte aan academie-
ebouwe*, bij welke voorbereiding zij gaarne den
steun zal erlangen van de Volksvertegenwoordiging.
De minister van waterstaat heeft bepaald, dat
t goedkeuringsmerk, gedurende het jaar 1882 te
izigen, zal zjjn: bij den ijk en herijk der maten
en gewichten: de letter R in den gewonen druk
vorm, schnins gesteld: bij den ijk van gasmeters:
de koninkiijke kroon; en dat het merk van het
kantoor, waar de eerste stempeling heeft plaats ge
vonden, bestaat, a. voor het kantoor Leiden, uit
het cjjfer 7.
1 De buitengewone Synode fler Ned.-Herv. kerk,
welke 4 Januari 1882 ter benoeming van een ker
kelijk hoogleeraar moet samenkomen, zal bestaan
uit de heeren dr. T. Cannegieter, hoogl. te Utrecht
dr. C. P. Hofstede De Groot, hoogl. te Groningen
B. A. Overman, secretaris, praeadviseerende leden
en verder uit de heeren dr. H. Roodhuyzen, pred.
Zalt-Bommel; A. H. Yan der Hoeve, ouderl.
Keppel; E. C. Sogers, pred. te Leiden; A. Loeff,
ed. te Dordrecht; A. G. Jans, pred. te West-
n; dr. C. G. Yon Reeken, ouderl. te Haarlem;
H. Geselschap, pred. te Vlissingen; J. G. Van
anrooy, ouderl. te Neuzen; J. Westrik, pred. te
thenP. De Grient Dreux, pred. te Witmarsum
P. Bruinwold Riedel, pred. te WaaxensE. C.
gius, pred. te Deventer; S. Coolhaas Van der
oude, pred. te Meeden; dr. L. Dikema, ouderl.
Winschoten; dr. J.K.Koch,pred.te's-Hertogen-
sch; W. M. Houwing, pred. te Havelte; J. Van
Veen, ouderl. te Hoogeveen; J. J.L. Luti, pred.
Middelburg; J. H. C. Kronenberg, onderl. te
nhem. De verschillende richtingen zullen in deze
node zoo vertegenwoordigd zijn, dat er 15 stetn-
ibbende leden tot de moderne, 4 tot de ortho-
|xe behooren.
De Rederijkerskamer „De Génestet" te Alphen
den Rijn, heeft eene volksvoorstelling gegeven
voordeele van de weduwen en weezen der ver-
elakte visschers in den jongsten storm te Katwijk,
opbrengst was f 151.43.
-■
De lste luit. der grenadiers H. C. A. Neeteson i
heeft aangevraagd om voor 5 jaren gedetacheerd
te worden bij het leger in Oost-Indië.
De groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach
zond voor de Poolexpeditie aan het instituut f 500.
Tot een nieuwen tocht met de „Willem
Barendsz" in het a. s. jaar schjjnt thans definitief
besloten te zijn. Het bevel over het poolscheepje
zal dan worden gevoerd door den lnit. ter zee lste
klasse C. Hoffman.
Bij het gymnasium Willem IH, te Batavia
(afdeeling hoogere burgerschool met vijfjarigen
cursus), kan ten behoeve van het onderwijs in de
geschiedenis en in do aardrijkskunde worden ge
plaatst een leeraar, die in het bezit is van een akte
voor middelbaar onderwijs of van een academischen
graad, die de bevoegdheid geeft tot het geven van
onderwijs in de genoemde vakken.
In Januari wacht Nederland weder het bezoek
van Jean Becker met zijn zonen en dochter. Jeanne
Becker is dezer dagen benoemd tot hofpianiste van
de koningin van Wurtemberg.
Tot eersten leeraar in het pianospel aan het
Bernsche Conservatorium en solo-pianist in de stads-
concerten aldaar, is met 1 Jan. a. s., aangesteld
een Nederlander, de hoer G. A. Michelsen.
Volgens telegrafisch bericht uit Batavia, is
het droogdok, liggende aan de eilanden Amsterdam
en Middelburg ter reede van Batavia, thans voor
de scheepvaart geopend. Het stoomschip „Billiton"
is daarin het eerst met goed gevolg gedokt."
De gewone audiënties van de ministers van
financiën on van waterstaat, op Donderdag, en die
van marine, op Vrijdag a. s., zullen niet plaats hebben.
De luit. ter zee 2de kl. P. J. L. De Gijselaar,
uit O.-I. in Nederland teruggekeerd, is op non-act.
gesteld.
Z. M. heeft, op het daartoe gedaan verzoek, in
getrokken de bij 's Konings besluit van 22 November
11. gedane benoeming van mr. A. Reigersman tot
griffier bij het kantongerecht te Rotterdam (lste
kanton); en benoemd tot griffier bij het kantonge
recht te Rotterdam (lste kanton) mr. A. L. Van
Cattenburch, thans griffier bij het kantongerecht te
Amsterdam (3de kanton)benoemd bij den plaatse
lijken staf tot plaatselijken adjudant te Helder, den
kapt. J. J. Sas van het 5de reg. inf.; -1°. den
majoor R. C. L. Blaauw, magazijnmeester der artil
lerie te Dordrecht, op pensioen gesteld en het be
drag daarvan bepaald op f 1600 'gjaars; 2°. aan
den majoor Blaauw voornoemd den rang verleend
van luitenant-kolonel; - den kapt. J. J. Matthijsen,
magazijnmeester der artillerie bij de constructie
magazijnen te Delft, in rang en betrekking verplaatst
naar Dordrecht; - den officier van gezondheid 2de
kl. bij de Koninklijke Nederl. Marine, J. Bijleveld
(arts), op zijn verzoek, met ingang van den 15den
dezer, eervol uit die betrekking ontslagen, en, met
ingang van den 16den d. a. v. benoemd tot officier
van gezondh. 2de kl. bij het personeel van den ge-
neesk. dienst der landmacht in Ned.-Indië; - den
2den luit.-kwartiermeester J. Sneep, van het 7de
reg. inf., in rang en anciënniteit overgeplaatst bij
het personeel der militaire administratie van het
leger in Ned.-Indië; - den met verlof in Europa
aanwezigen ritmeester der cavalerie van het leger
in Ned.-Indië, J. J. Bijleveld, op zijn verzoek, met
ingang van 1 Jan. 1882, eervol uit Zr. Ms. militairen
dienst ontslagen, met toekenning van pensioen.
Aan de Tweede Kamer der Staten-generaal is liet
volgende adres ingediend:
Curatoren der Rijks-Universiteit te Leiden hebben
met groote ingenomenheid gezien, dat de mogelijk
heid geopend wordt voor de oprichting van een nieuw
Academiegebouw en Museum van Natuurlijke Historie
op de Ruïne alhier, door Artikel 85 der Staatsbegroo-
ting van 1882 voor het Departement van Binnenland
sche Zaken, welke begrooting bij Uwe Hooge Verga
dering eerstdaags in beraadslaging zal komen.
Met leedwezen daarentegen lazen, Curatoren in het
voorloopig Verslag dat vele leden der Tweede Kamer
van gevoelen zijn, dat, na de belangrijke uitbreiding
in de laatste jaren aan de Academische gebouwen
gegeven, er van de stichting van een nieuw Acade
miegebouw geen sprake meer kan zijn.
Door den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken
is het aangevoerde argument tot niet stichting van
de vermelde gebouwen reeds afdoende beantwoord.
Curatoren, die door den aard hunner betrekking en
persoonlijke inspectie geacht mogen worden de zaak
van nabij te kennen, onderschrijven met volle over
tuiging de uitspraak des Ministers, dat de Academi
sche gebouwen van jaar tot jaar in ongunstiger toe
stand geraken, en dat de stichting van nieuwe stellig
binnen kort een onweerstaanbare, eiscb zal worden.
In een tijd dat vooral de natuurkundige wetenschap
pen zulke reuzenschreden maken, kunnen Staten, dia
er prijs op stellen onder de verlichte gerangschikt te
worden, niet achterblijven in het aanschaffen van al
wat noodig is, om hetgeen elders gedaan wordt,
ook hier door den weetgierigen onderzoeker te doea
navolgen en zoo mogelijk met nieuwe ontdekkingen te
verrijken.
Curatoren aarzelen niet hier het gevoelen uit te
spreken, dat in dit opzicht de oudste Academie van
Nederland op vele punten wordt overschaduwd door
hetgeen men in den vreemde tot stand brengt.
Curatoren wenschen echter thans daarover niet uit
te weiden, maar zich te bepalen tot de onderwerpen
in art. 85 der Begrooting van Binnenlandsche Zaken
vermeld.
Ten opzichte van het Museum van Natuurlijke Historie
bepalen zij zich tot de bemerking, dat op het gebied
der Zoölogie zich vooral twee richtingen voordoen,
doch dat, naar hun inzien, het niet in liet voordeel
der wetenschap en van het onderwijs zou zijn indien
de eene niet met de andere medewerkte. Voor de
systematische richting nu zou het zeer te bejammeren
zijn indien zij aan de andere werd opgeofferd en men
aan het Rijks-Museum van Natuurlijke Historie, dat
wijd en zijd zulk eene groote vermaardheid heeft, niet
eene lokaliteit gaf, waardoor zijne niet altijd genoeg
gewaardeerde schatten meer tot hun recht komen,
dan mogelijk is in de tegenwoordige te bekrompen
lokaliteiten, die in verschillende opzichten veel te
wenschen overlaten. Met nadruk wijzen dus Curatoren
op het onmisbare dat spoedig in deze, door alle des
kundigen erkende, behoefte worde voorzien.
Op het andere onderwerp, in artikel 85 opgenomen,
veroorloven Curatoren zich thans meer bepaald de
aandacht der leden van de Tweede Kamer te vestigen.'.
Dat het steeds tot de lievelingsdenkbeelden van
vroegere en tegenwoordige Curatoren behoord heeft
Leiden begiftigd te zien met een gebouw, waardig
herinnerende aan de stichting harer Academie, aan
het licht dat van haar is uitgegaan en beantwoor
dende aan het nut dat zij in de toekomst ook neg
kan verschaffen aan de hoogere beschaving en weten
schappelijke ontwikkeling van Nederland, zal voor
zeker niemand bevreemden.
Toen in het begin van 1869 (dus nu bijna dertien
jaren geleden) eene Commissie uit den Senaat, ten
gevolge van een reeds in het voorafgaande jaar ge
houden overleg, aan Curatoren mededeelde dat zij bet
zeer zou betreuren indien men niet een geheel nieuw
gebouw oprichtte, om bij het Eeuwfeest de vertegen
woordigers van andere Hooge Scholen op waardige
wijze te kunnen ontvangen, vereenigden Curatoren
zich met dien wensch en ten slotte met het denk
beeld om van de Ruïne voor het nieuwe gebouw ge
bruik te maken.
In 1871 hernieuwden zij hunne vraag dat er toch
gelden op de staatsbegrooting mochten uitgetrokken
worden voor het nieuwe Academiegebouw. Met recht
vroegen zij: „hoe zal men anders in 1875 ge
reed zijn?"
Aan hun wensch werd in zooverre voldaan, dat op
de begrootingen van 1874 tot 1878 gelden voor het
nieuwe Academiegebouw werden uitgetrokken. Zij
erkennen daarbij dankbaar de bereidwilligheid der
Staten-Generaal om de Regeering in deze te steunen.'
Doch, werden er al gelden voor uitgetrokken, de wensch
van Curatoren om het nieuwe gebouw op de Ruïne
te zien verrijzen, bleef onvervuld.
Aan ontwerpen heeft het niet ontbroken, doch niet
minder aan bestrijding van het ontworpene.