Dinsdag 29 November. N°. 6683. A0. 1881. Deze Oooraiit wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. ""X PRIJS DER AD VERTEN TIEN: Van 16 regel* f 1.06. Iedere regel meer 0.17*. Greotere letters naar plaatiraimte. Voor het incaasee- ren bniten de stad wordt f 0.10 berekend. CsT Sa Sedert de gasquaestie in den gemeenteraad aan de orde is, deed zjj vuur en vlam woeden in de gemoederen der uitverkorenen die haar hadden te bespreken en te regelen, niet slechts in openbare vergaderingen, maar ook in zittingen met gesloten deuren. De debatten waren geprikkeld als door een koorts, ontstaan volgens de uitlegkunde van dr. Johan Van Beverwijk of dr. Lemnius „door een opwellend en schnyment bloedt, hetwelck een hee- ten gheest in de hersenen opghevende met haer heete fijnigheydt door grove en taeije vochtig heden schiet." Om zich niet te branden rake mén de qnaestie (technisch) niet aan, tenzij toegerust met eene mate van wetenschap en kennis, die uit den aard der zaak het deel is van weinigen, gelijk uit de be trekkelijke debatten in den gemeenteraad is geble ken. Misverstand, verwarring, schade en duisternis waren voornamelijk de producten van het wroeten in deze lichtqnaestie. Toch zjjn daar vonken uit- gepnt die de hoop laten flikkeren op verbetering, op zuiver en goedkoop licht, en op bedaring in „het opwellend en schnyment bloedt" welke noodig is om met juistheid in het oog te vatten de vele zor gen die aan de fabricatie van gas en de administratie eener fabriek van gemeentewege verbonden zijn. Uit de missive dd. 17 dezer van Burgemeester en Wethouders aan den gemeenteraad (N'. 242 I. S.), verwijzende naar een raadszitting van 16 Ootoher 1879, blijkt opnieuw dat het voor het stedelijk be stuur niet gemakkelijk is om te voldoen aan de toe nemende eischen van het beheer der gemeente-gas fabriek. Naar aanleiding van het voorstel, vervat in bedoelde missive, zijn minstens eenige vragen te doen. Allereerst dezewat is een gemeenteraadsbesluit, hoe wordt dat geconstitueerd? Deze vraag schjjnt wonderlijk: immers de Gemeentewet en meer spe- maal Titel II, Hoofdstuk 2, 2, Art. 4250 geven het antwoord. Toch schijnen de bepalingen der wet onvoldoende, althans in de genoemde missive van Burgemeester en Wethouders is sprake van een raadsbesluit dd. 16 October 1879, dat volgens de ge bruikelijke regelen niet genomen is, het betreft onderzoek naar dqn toestand van het gaslicht. In het verslag der raadszitting van dien datum staat wel dat een raadslid-wethouder met groote inge nomenheid verneemt dat men onderzoek naar den toestand van het gaslicht wenscht, hij wenscht dit ook liefst door een onafhankelijk persoon die niet aan de gemeente verbonden is. Iets lager leest men de mededeeling van denzelfden wethouder dat voor zulk een onderzoek een aanmerkelijke som zal noo dig zijn. Dit zou een reden te meer kunnen geweest zijn om een bepaald voorstel te doen, waarover dan zou gestemd zijn. Den 16den September 1879 heeft de commissie van flnanciën geadviseeerd aan den raad over een voorstel van heoren commissarissen der stedelijke gasfabriek betreffende verlaging van gasprijzen. De commissie van financiën ontraadt verlaging dier prij zen, gewaagt terloops van de mogeljjkheid om goec gas to verkrijgen door onderzoek van deskundigen en weeft in het slot van dit advies een voorstel om onderzoek te laten doen naar de oorzaak van den hoogen prijs van de cokes. In de raadsvergadering - van 16 October 1879 wordt enkel gestemd over het voorstel van één lid van den raad, en zijn in stem ming gebracht voorstel heeft enkel betrekking op den prijs van het gas voor de verbruikers, zooals de commissie van flnanciën had voorgesteld J). DA voorstel, luidende„Ik stel thans voor om overeenkom stig het voorstel van de commissie van financiën met eene ver l'ging te wachten tot Maait 1880", werd aangenomen met 12 tegen 9 stemmen. Er wordt een zeldzaam talent van „tusschen do regels lezen" vereischt om in het verslag der zitting van 16 October 1879 het raadsbesluit te lezen waarnaar Burgemeester en Wethouders in hunne missive dd. 17 dezer verwijzen. Doch hoe dit zij, de wethouder-commissaris der gasfabriek deed volgens zijne groote ingenomenheid en schiep het onderzoek naar den toestand van het gaslicht door een onafhankelijk persoon die niet aan de gemeente verbonden is en waardoor de meeste kans bestaat om de burgerij gerust te stellen. De geachte wethouder is volkomen geslaagd en de burgerij vindt inderdaad de meeste geruststelling in de betrouwbare rapporten van den onafhankeljjken persoon aan wien het onderzoek is opgedragen. De geschiedenis van dit onderzoek is nog niet ten einde; door het voorstel van Burgemeester en Wethouders dd. 17 dezer staat zij een nieuwe phase in te treden. Het voorstel sluit in zich meer moeieljjkheden dan terstond in het oog vallen. De redactie volgende, zou men kunnen meenen dat de raad wordt uitgenoo- digd te benoemen een ambtenaar belast met het onder zoek naar den toestand van het gaslicht, om ver volgens voor den benoemde een instructie te laten ontwerpen door het college van dagelijkBch bestuur. De bedoeling zal wel zijn om de vaststelling der instructie aan de benoeming te laten voorafgaan. In de raadszitting van Mei 1881 stelde het ge achte lid de heer De Goeje voor om het onderzoek naar den toestand van het gaslicht, onder dankbe tuiging aan heeren commissarissen der gasfabriek te staken, omdat de ingezetenen er niet meer over klaagden en omdat hij in verscheidene deelen der stad bevredigende antwoorden had gekregen. Daar nu zes maanden later Burgemeester en Wethouders den gemeenteraad voorstellen een nieuw gemeentelijk ambt te creëeren, waarvan de bekieeder wel gas- controleur zal betiteld meeten worden, schijnt het echter een uitgemaakte zaak dat controle over den toestand van het gaslicht nog steeds noodig is of minstens gewenscht wordt. Dat Burgemeester, Wethouders en Commissarissen der gasfabriek zoodanige controle begeeren, mag betwijfeld worden op grond van do waardeering die in de raadszitting van 5 Mei 1881 den interpellant^ het geachte raadslid De Goeje, van den voorzitter der raadsvergadering te beurt viel. Wanneer des ondanks het voorstel gedaan wordt, geschiedt het uit een prijzenswaardig plichtbesef en omdat het gewenscht wordt doordoor wie, of door welke categorie van personen Hierop komt veel aan zoo wel voor de instructie voor den nieuw te creëeren ambtenaar te ontwerpen, als voor de keuze van den eventneelen titularis. De gasfabriek is een gemeentezaak, een gemeente industrie, een gemeente-geldwinning, (zie wat de wethouder-commissaris over den kostenden prijs antwoordt aan het raadslid dat zich in de zitting van 16 October 1879 daarnaar informeerde); de commissarissen zjjn gekozen uit en door den ge meenteraad om toezicht te honden in het belang der burgerij. De burgerij is te splitsen in gasver brnikende en niet-gasverbrnikende. De laatstge noemde categorie had geen reden om aanmerkingen te maken op den tooBtand van het gaslicht, de eerst genoemde had daartoe overvloedig aanleiding. Het is dus aan te nemen dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders strékt om aan recht matige weoschen van gasverbrnikers voldoening te verschaffen. Maar is hier geen gevaar dat eene controle op gecontroleerde controle ingewikkeld worde gelijk een kluwen van Japansche dwarskjjkerjj Een ste- deljjke gasfabriek, met een stedelijken directeur, onder toezicht eener commissie uit leden van den stedelijken raad, dit alles te supercontroleeren door een stedelijken controleur mede door den stedeljjken raad benoemd; de laatste alleen maar over den toestand van het gaslicht, hetgeen is de quintessencie. De geachte wethouder-commissaris der gasfabriek heeft terstond begrepen dat deze schijnbaar gemak kelijk te verkrijgen controle aan een brandnetel gelijk is. Zjjn wjjze woorden in de raadszitting van -16 October 1879: „Ik zou het onderzoek wenschen op te dragen aan een onafhankeljjk persoon die niet aan de gemeente verbonden is en waardoor de meeste kans bestaat om de burgerij gerust te stellen," mogen tot richtsnoer strekken aan hen die te zjjnertjjd over de instructie voor - en de keuze van een gascontrolenr zullen te beslissen hebben. Om de boven aangeduide hyperzelfcontróle te temperen, moet men op iets buitengewoonsbedachtzijn. De controle over den toestand van het gaslicht is ingesteld ten behoeve der gas verbruikers. Wat er zou worden van eene controle door ieder gas- verbruiker persoonljjk? Men zag er een voorbeeld van in de zitting van 5 Mei 1881, toen een geacht raadslid meldde dat hjj in verscheiden deelen der stad bevredigende antwoorden had gekregen, zoodat z. i. alle controle moest gestaakt worden. Wanneer men overweegt dat individueele controle door gasverbrnikers geljjl; is aan geen contróle hoegenaamd, en dat ten hunnen behoeve controle noodig, gewenscht en mogelijk wordt geacht, zoo zon het rationeel zjjn dat de gascontrolenr, ver tegenwoordiger der gasverbrnikers, niet door den gemeenteraad, maar door de gasverbrnikers zeiven werd benoemd. Waarschijnljjk zal deze ongewone, weg niet worden ingeslagen, en het zon ook getös panacéo zjjn tegen de moeieljjkheden die vast zitten aan de exploitatie van een gomeenteljjke gasfabriek,, maar de ratio van het denkbeeld wjjst het stand punt aan dat de gascontrolenr behoort in te nemen en dat bjj het ontworpen der instructie van den te benoemen ambtenaar dient in 't oog gehouden. LEIDEN, 28 November. Met levendige belangstelling heeft het Kon- Instituut voor de taal-, land- en volkenkunde van Ned.-Indië het voorstel der Regeering begroet be treffende het Rjjks Ethnographisch Museum te Lei den. Terwjjl reeds door het bestuur van het Aard- rjjkskundig Genootschap bjj een breed gemotiveerd adres de aandacht der Tweede Kamer is gevestigd op het hoog belang dier rjjksverzameling en de vruchten, die zjj, bjj een goede inrichting, zon kunnen afwer pen, heeft genoemd Instituut nn enkol, in een adres aan de Kamer, de verklaring uitgesproken, dat het zich gaarne vereenigt met de door de zusterinstelling geleverde beschouwingen; terwjjl het, op grond daarvan, het door haar gedaan verzoek krachtig ondersteunt, durft het Instituut met vrijmoedigheid hopen, „dat de Kamer, door haar adhaesie aan het regeeringsvoorstel te schenken, er toe zal willen medewerken ook voor het Rijks Ethnographisch Museum een toestand in het leven te roepen, die ten bate der wetenschap kan strekken en bevor- derljjk zal zjjn aan het handhaven van denNeder- landschen naam, ook als die eener koloniale mogend heid, die er trotsch op wil zjjn met den vreemde ling te wedjjveren, waar het geldt de inrichting van een Ethnologisch Museum, waarin de voor werpen der koloniën zoo ruimschoots vertegen woordigd zjjn." In een tweede adres aan de Kamer heeft boven genoemd Instituut de veronderstelling vooropgezet, dat het ook bjj de Kamer niet onopgemerkt zal zjjn gebleven hoe particulieren recht trachtten te doen wedervaren aan de groote wetenschappeljjke ver diensten van den Indoloog dr. B. F. Matthes, den schepper der wetenschappeljjke beoefening van de Makassaarsche en Boegineeseho talen enz. Pogingen om van de bekwaamheden en talenten van dien

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1881 | | pagina 1