Maandag 17 October. N°. 6646. A0. 4881. Derde Blad Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. LEIDSCH DAGBLAD. PEIJ8 DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden'.f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassee- ren buiten de stad wordt/0.10 berekend. Gemengd Nieuws, Hoe men aan een vrouw kan komen. - De heer GL wilde op zekeren avond juffrouw Berings mede naar de opera nemen. Hij was reeds sedert jaren met de familie zeer intiem geweest, maar had „nooit van liefde gewaagd"; integendeel, hij had vaak zijn voornemen te kennen gegeven vrijgezel te blijven. Hij belde aan en werd binnengelaten- „O, Hugo," riep juffrouw Julie, „waar zijt ge zoo lang geweest?" Deze uitroep verbaasde Hugo een weinig, want hij had den vorigen avond nog bij de familie doorgebracht. Vóór hij echter kon antwoorden, hadden Julies broers en zusters (ten getale van tien) zich om hem verzameld. Al zijn moed te hulp roepende, zeide hij„Ik ben gekomen om te vragen „Niet hier, Hugo.niet nu.o „Dat is namelijk", stamelde Hugo, „zoo gij niet reeds geëngageerd zjjt." „O! water, water, spoedig!" riep Julie. „Wat is dat?" vroeg de oom, die er ook menig maal aan huis kwam en er als een vader werd ge- eerd: „wie zegt dat zij geëngageerd is?" „Ik bedoelde niet.zei Hugo verlegen. „Wel natuurlijk niet", vervolgde .de oom, „gij kondet zoo iets niet onderstellen, daar gij immer onze favoriet geweest zijt." En Hugo bij de hand vattende, zeide hij: „neem haar, zij is een goed meisje en bemint u bovenal. Moogt gij beiden steeds gelukkig zijn Moeder en kinderen drongen nu om Hugo heen en wenschten hem geluk; en daar er juist koffie- visite kwam, werd de zaak als een groot geheim medegedeeld. Aldus kreeg Hugo een lief vrouwtje zonder er om te vragen en bijna vóór hij het zelf wist. Dames, die tot nog toe minder gelukkig en het wachten moede zijt, maakt u deze les ten nutte. Zekere heer M., een onderwijzer te Parijs, verloor eene maand geleden een zijner bloedver wanten, na eene ziekte van meer dan een jaar. Hij zelf was uit de stad en de nalatenschap werd verzegeld. Teruggekomen, nam hij deze in bezit, en verleden Woensdag in eenige papieren snuffel lende, vond hij het lot der Spaansch-Pransche wel dadigheidsloterij, waarop de prijs van 150,000 fr. gevallen was. Hij snelde daarmede naar den heer Sandos, secretaris van het comité, doch kwam te laat. De voor de uitbetaling van den prijs gestelde termijn was sedert eene maand verstreken en het geld was bij den prefect der Seine en den Spaan- schen ambassadeur gestort. In het laatst der vorige week is te Berlijn een zeer gevaarlijk misdadiger ontsnapt, Kohlen berg genaamd, die wegens zeven moordaanslagen in hechtenis genomen, maar ter onderzoek van zijne geestvermogens in het hospitaal geplaatst was. Hij heeft, hoewel hij scherp bewaakt werd, uit een stuk ijzerdraad een valschen sleutel weten te maken, waarmede hij 's nachts de deur zijner cel opende. Toen heeft hij uit de kamer, waar de geneesheeren sliepen, de kleederen van een hunner bemachtigd en is zoo de poort uitgekomen, waar de wachters hem werkelijk voor een geneesheer aanzagen. Men heeft zijn spoor niet verder kunnen volgen. Jesse Helffman, de bekende nihilïste, is thans onmiddellijk na hare bevalling naar de Peter-en-Paul-vesting overgebracht, waar zij haar verder leven zal moeten sly ten. Ten gevolge van eene dagblad-polemiek heeft aan de Spaansche grens een tweegevecht met het pistool plaats gehad tusschen twee dagblad redacteurs van Bayonne en Biarritz, de heeren Michel en Lamaignère. De laatste is zwaar, doch naar men gelooft niet doodelijk gekwetst. De kogel trof hem in de rechterborst en kwam ter linkerzijde van de ruggegraat weder uit het lichaam. INGEZONDE N. Mijnheer de Redacteur Mag ik nogmaals een beroep doen op uwe gast vrijheid in het Dagblad, welke mij reeds onbekrom- pener gebleken is dan die van Jaapje Rechtuit" voor Leiden tegenover vreemden. Yergun mij dan dien inzender tegelijkertijd te antwoorden op zijn beide stukken, geplaatst in uwe Nos. 6630 en 6610. Tegenwerking van de onderneming valt in den ironischen toon, vooral van het eerste stuk, niet te miskennen en men zou geneigd zijn te vragen of hier ook naijver in het spel is. Tegenwerking van particulieren ondernemingsgeest door iemand wiens stijl een helder, onbevangen oordeel mag doen verwachten, is teleurstellend voor hem die medewerking vraagt aan hen, wier belan gen daarmede ook bevorderd worden. Toen de schrijver in den aanhef van zijn eerste stuk evenals aan het slot, de, onderneming „Vree wijk" vereenzelvigde met het vraagstuk der „grens- verandering", meende ik, alvorens hem te beant woorden, het terrein te moeten verkennen door hem een drietal vragen te stellen. Nu de beantwoording dier vragen even opper vlakkig is als het eerste stuk en hij een ernstig debat blijkbaar ontwijkt, om alleen door groote woorden en machtspreuken te werken op het min der doordenkend publiek, schijnt een korte, afdoende wederlegging noodig, om een scherper zienden ge meenteraad niet te zien bestookt door bewerkte gemeenteleden. 1°. Op mijn vraag„wat er te Leiden voor niets te genieten valt", krijg ik alleen ten antwoord: „lager en middelbaar onderwijs." De schrijver moet echter bekennen dat kinderen van buiten daarvoor evenveel betalen als die in Leidenmaar, zegt hij dat onderwijs kost de belastingschuldigen meer. Mijn antwoord is: welnu, als er plaats is op uwe scholen, dan is de bijdrage van vreemden gewonnen geld; is er geen plaats, dan verwijst gijzeimmers „voor hun heil" naar Zoeterwoude. Wat Leiden voor onderwijs betaalt is bovendien goed besteed en mag tot geen reclame leiden, al kan men ook de buitengemeenten, die, zoo er plaats is, voor hun geld daarvan profiteeren, geen belas ting doen opbrengen; want ook Leiden heeft een groot voorrecht in zake van onderwijs en zijn regee ring van voor drie eeuwen koos dit terecht boven een fiscus-begunstiging. Van het „ten volle alles genieten" uit het eerste stuk is dus al heel weinig overgebleven. 2°. Van mijn tweede vraag: „wat er van Leiden werd als men de bruggen afbrak enz.", maakt de schrijver zich met een dooddoener af en noemt dat „zoo eenvoudig als goeiendag", wat zijn redeneering dan ook is. Mijne bedoeling met de vraag was dat hij zou inzien hoe het meer en meer toegankelijk en tot vrijhandelsplaats maken van Leiden, alleen den bloei der stad kon bevorderen. Nu reeds bloeit zij voor een niet gering deel door het bezoek uit de talrijke, sterkbevolkte buitengemeenten, al betalen deze haar ook geen directe belastingen. Sluit, zinnebeeldig, uw stad daarvoor af en vraag dan al wat in Leiden geen ambtenaar of rentenier is, wat er van de Btad zou worden. Het maken van nieuwe toegangen, waar noodig, zal dan toch wel geen dwaasheid zijn. 3°. Mijn derde vraag: „of het finantieel voordeelig is voor groote gemeenten om kleine te annexeeren", is, beweert de schrijver, „volstrekt de quaestie niet". Leiden vraagt geen voordeelen, „het wil de bui tenbewoners gastvrij ontvangen, mits op denzelfden voet als eigen ingezetenen." Men vergelijke nu aanhef en slot van zijn eerste artikel en verklare dan wie 't kan, deze conclusie dat ik om de vraag (welke?) zou heen- draaien, in plaats van haar in het hart aan te tas ten, en dat ik dit evengoed gevoel als „Jaapje Rechtuit." Had ZEd. mij soms liever partij zien kiezen tus schen Leiden en Zoeterwoude? Och, dan ware in laatstgemelde gemeente misschien een nieuw Jaapje met andere schijngronden tegen „Vreewijk" op gestaan. Volgens toezegging in mijn stukje, N°. 6637 uwer courant, neem ik dan nu de vrijheid zelf een ant woord op mijn derde vraag te geven. Vermeerdering van bevolking op een beperkt grondgebied kan leiden tot vermindering vanhoof- delijken last, omdat de behoeften van beheer in den regel geen evenredige verhooging zullen vorderen. Bij vergrooting van grondgebied daarentegen zul len de kosten der gemeentehuishouding toenemen in schrikwekkende verhouding boven de toeneming der bevolking. Vermeerdert deze van 1 tot 2, de lasten komen van 1 op 3 minstensde ondervinding van alle groote steden is daar om de waarheid te staven. Niet alleen de hoogere eischen aan een grootere stad dagelijks gesteld leiden tot die ongunstige verhouding, maar ook het gehalte der bevolking, wordt onevenredig minder, waar het aankomt op het dragen van lasten. Zoodat men gerust kan zeggenbij vermeerdering van bevolking, door uitzetting van grondgebied, van 100 op 200, klimmen de lasten van 100 tot 300, worden de belastingplichtigen van 25 slechts op 40 en de last per hoofd dus van 4 op 7'/2 gebracht. Dien toestand zou men zelf in het leven roepen in een gemeente, waar, ik meen sinds 100 jaren, de belastingen niet zijn toegenomen en de draag kracht zeer zeker wel. En waarom dan Alleen om op een grooter bevolkingscijfer te kunnen boogen? Maak het de buitengemeenten gemakkelijk zich uit te breiden, daar kost de vergrooting u niets; uwe lasten nemen er niet door toe, maar uwe inkomsten onder allerlei vorm wel. Mocht de geachte inzender nog meer verlangen, wil hem dan, Mijnheer de Redacteur, mijn adres geven; want die quaestie is wel aan te geven, maar niet uil te werken in couranten-artikeltjes. Ik deed het nu zoo beknopt mogelijk; verloor het daar door aan duidelijkheid, dan geef ik het op langs dezen wegmaar verklaar mij elders daartoe bereid. Hoogachtend, Uw dw. 10 Oct. 1881. S. [Wegens plaatsgebrek moest dit stuk tot heden blijven liggen.] Wij wenschen in de eerste plaats den directeur van het Postkantoor en verder het publiek, dat er belang bij heeft, opmerkzaam te maken op een bij zonderheid der ÜGhting van de brievenbussen, zoo als zij thans weer geregeld is. Wanneer men 's Zondags na 3.35 en door de week 's avonds na 9.45, een brief naar Utrecht geadresseerd, in de bus steekt,/blijft die hier ter stede liggen tot den volgenden dag 's namiddags 1.55; dat is te zeggen in het eerste geval 22 uren en in het tweede geval 16 uren. De reden van dit oponthoud ligt hierin, dat de eerste lichting te laat geschiedt voor verzending met den eersten trein, terwijl de tweede trein geen brieven mee schijnt te nemen. Wij vragen met bescheidenheid: is dit zooals het behoort? en: moet dit zoo blijven?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1881 | | pagina 1