N°. 6615. Zaterdag lO September. A0. 1881. Prins Frederik der Nederlanden. DISBUD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per maandenf 1,10. Franco per post1.10. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering ran Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADYERTENTIEN: Van 1 6 regelsf 1.03. Iedere regel meer0-17J. Groolere letters naar plaatsruimte. Welk een ommekeer binnen nog geen tweemaal 24 uren! Eergisteren, Woensdag, zou Prins Frederik naar zijn landgoed Muskau in Silezië vertrekken, doch werd toen door een lichte ongesteldheid daarvan tegengehouden en reeds gisteravond even over halfelf was hij niet meer. De oudste en tevens een der edelste loten van het Stamhuis van Oranje is ons Vaderland ontvallen. Zijne ongesteldheid nam spoedig op onrust barende wijze toe en ook de Prins scheen zich zijn toestand volkomen bewust, want gistemamiddag, nog helder van geest, nam hjj reeds afscheid van zijn kinderen, van prinses Hendrik en ook van het personeel zjjner hof houding. Na dien tijd werd hij bewusteloos en was hij weldra stervende. Aan het sterfbed bevonden zich de eenige dochter en de schoonzoon van den Prins. Zijn uiteinde was zacht en kalm. Treffend vooral is dit afsterven voor den Koning en zjjn geslacht. Zoodra HH. MM. dan ook van 's Prinsen ongesteldheid was kennis gegeven, deden zjj herhaaldelijk per telegraaf naar den toestand van hun oom Vernemen. Zjjn dood zal echter niet het minst door het Vaderland worden gevoeld, dat thans weder in rouw is gedompeld over een edelen, grjjzen Prins, die zich dqar zijn handel en wandel zoo algemeen bemJfu had gemaakt en door zijn daden aller achting afdwong. De gemeente Wassenaar, vooral, waar hij bijna steeds als hij in het land was, verblijf hield en thans ook op het Huis de Pauw den laatsten adem uitblies, zal veel in hom verliezen. Doch ook onze stad, waar hij, bij nationale en academie feesten en uitvoeringen van de Leidsche Zang- vereeniging, zoo dikwijls een welkome gast was) zal zjjn heengaan diep betreuren. Zoo verliest ook de Leidsche Scherpschutters-vereeniging in den overledene haren beschermheer. Den 28sten Februari 1797 te Berlijn ge boren, had hij dus thans den hoogen ouder dom van 84 jaren bereikt. Prins Willem Frederik Karei was de tweede zoon van wijlen Koning Willem I en Koningin Fre derika Louisa Wilhelmina, prinses van Prui sen. Den 5den December 1870 verloor hij, na een gelukkigen echt van 45 jaren, zijn gemalin Louisa Augusta Wilhelmina Amalia, prinses van Pruisen en zuster van den tegenwoordigen Duitschen Keizer. Van zijne beide dochters huwde prinses Louise, geboren den 5den Augustus 1828, in 1858 met Koning Karei XV van Zweden, en prinses Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria, geboren te Wassenaar den 5den Juli 1841, in 1871 met Prins Willem Adolph Maximiliaan Karei, Vorst Zu Wied. 's Prinsen Zuster is Prinses Wil helmina Frederika Louisa Charlotte Marianne, geboren te Berlijn den 9dea Mei 1810 en ge huwd geweest met Z. K. H. Frederik Hen drik Albert, Prins van Pruisen. De dochter van prinses Louise is thans kroonprinses van Denemarken. De mannelijke telgen uk zijnen echt gespro ten bezweken reeds op prillen leeftijd. Een groot deel van zijn jeugd bracht de Prins te Berlijn door, waar hij onderwijs in de geschiedenis ontving van professor Nie- buhr, dat vooral van invloed was op zijne humane levensrichting. In 1813 nam hij eervol deel aan den slag bij Belle-Alliance en keerde in het laatst van dat jaar naar Nederland terug. Ternauwernood was Neerlands onafhanke lijkheid hersteld, of Prins Frederik trad (den 26sten December 1813) als officier met rang van kolonel in het leger, waarin hij trapsge wijs tot den hoogsten rang zou opklimmen. Was hij niet bij de gedenkwaardige slagen van 1815 tegenwoordig, waarin zijn oudere broeder heldenroem behaalde, hij was onder de hoofden der verbonden krijgshoofden, die den vijand met kracht vervolgden, en de zege voltooiden. Den 8sten Juli van dat jaar werd hij benoemd tot commandeur der Militaire Willemsorde, aan het hoofd van welks kapittel hij den 20Bten Augustus 1831 geroepen werd, zoodat hij er nu onlangs nog het vijftigjarig jubilé van beleven mocht. Met onvermooiden ijver was hij in zijn hooge betrekkingen bij het leger voor het welzijn van ons land werkzaam en de reorga nisatie der weerbaarheid was daarvan het ge volg. Evenzeer toonde hij zich ten allen tijde een vriend en bevorderaar van kunsten en wetenschappen. Tot grootmeester der nationale vrijmetse laarsloge gekozen, die in dien tijd op de volks ontwikkeling een gewichtigen invloed oefende, verwierf hij zich ook in deze waardigheid door zijne omzichtige werkzaamheid algemeene erkenning. Toen in September 1830 de Belgische revo lutie uitbrak, nam hij het opperbevel over het leger op zich en stelde zijn ouderen broeder weldra een geregeld leger ter sterkte van 130,000 man ter beschikking, terwijl hjj met allen eerbied voor 'sKonings wil het verdere opperbevelhobberschap afwees om onder den erfgenaam van den troon Vaderland en Koning te dienen in dubbelen zin, immers ook door den band tusschen den Kroonprins en de Natie weder vaster te knoopen. Nadat zijn vader in 1840 de koninklijke waardigheid aan den oud sten zoon had overgedragen, ging ook Prins Frederik voortaan een particulier leven leiden. Op zjjne in 1846 van vorst Pücklergekochten, in het district Liegnitz gelegen prachtig aan gelegde heerlijkheid Muskau bracht hij gewoon lijk, zich geheel aan zijn gezin en de kunsten des vredes wijdende, een gedeelte van den zomer door. Nu en dan hield hij ook verblijf te Berlijn, in zijn eigen paleis „Unter den Linden." Een zeldzaam feest werd nog don 21 sten Juli 1876 door hem gevierd, nl. het 60-jarig jubilaeum als chef van het koninklijk Pruisische infanterie-regiment „Prins Frederik der Neder landen" (het 2de Westfaalsche) N\ 15. Het den lsten Juli 1813 uit oorspronkelijk Oost- Pruisische manschappen gevormde regiment had een roemrjjk aandeel in de vrijheidsoor logen. Het behaalde onverwelkbare lauweren in den slag bij Belle-Alliance, waar het op de wijkende Franschen den kroonscfiat en de ge- heele bagage van Napoleon buit maaktebijna den keizer zelf gevangennam en daarna met de grootste energie den vijand vervolgde. Toen na den vrede het regiment in Westfalen in garnizoen kwam, werd bij kabinetsorder van koning Frederik Willem IH van 21 Juli 1816 Prins Frederik, die toen Pruisisch kolonel was, tot chef van het regiment benoemd, in welks lot hij steeds veel belangstelling toonde. Behalve dat hij de muziek van het regi ment op den dag van zijn 25-jarig jubilé als chef zilveren blaasinstrumenten schonk, liet hij geen gelegenheid tot weldoen na, waaraan het vooral in de laatste bloedige oorlogen niet ontbrak. Het corps officieren overhandigde op het 60-jarig feest zjjn chef een geschenk van massief zilver, bestaande uit eene zich op een eenvoudig voetstuk verheffende rijk geornamen teerde zuil, met lauwerkransen, emblemen, toepasselijke opschriften, geschiedkundige her inneringen en een vaandeldrager op den top. 's Prinsen edel streven was steeds om eigen wenschen, eigen eerzucht te offeren aan het algemeen belang, aan het welzijn van anderen. Die verheven zin, welke van nog hoogeradel getuigt dan die, welken «en vorstelijke afkomst schenkt, kenmerkte al 's vorsten daden, ook als mensch. Want daar zijn nog anderen dan krijgs lieden, die hem noemen onzen Prins. Of was het niet een openbaar geheim dat een aanzien lijk deel van 's Prinsen vorstelijk vermogen werd afgezonderd om tal van weldaden uitte storten over minder bevoorrechte natuurge- nooten? Want al werden 's Prinsen schen kingen en giften in bescheiden stilte uitge reikt en verstrekt, de zegeningen, door zoo milde hand verspreid, waren te talrijk en te groot, dan dat niet nu en dan een straal van dat koesterende licht der menschenliefde naar buiten drong. De trots der natie, de luister van den troon ja, dat was de grijze vorst, die geen gelegenheid ongebruikt liet om in het bin nenland te steunen en aan te moedigen wat nuttig was of schoon, maar ook tegenover den vreemdeling de eer van Nederland hoog te houden, en de natie begreep en gevoelde het, dat het aanzien, waarin de Prins ook buiten onze grenzen stond, op haar afstraalde. De liefde, die gansch het v«lk den grijzen Prins toedroeg, moge een troost zijn voor de treurende prinses, die met echtgenoot en kinderen nog de laatste woorden moeht op vangen van de lippen des stervenden vaders een troost ook voor de vorsteljjke weduwe prinses Hendrik, die mede nederknielde aan het sterfbed van den grijzen vorst, die haar een vaderlijke vriend was. Yeel is in Prins Frederik aan het Stamhuis van Oranje en aan het Hoofd daarvan, den Koning, ontval len. De bejaarde Yorst, over wiens afsterven de geheele natie rouw draagt, was als de schakel tusschen het roemrijk verleden en het vreedzaam heden en daardoor tevens een waarborg voor de toekomst. Daarom juist wordt het verlies zoo innig gevoeld, daarom is geheel het vaderland in zoo diepen rouw gedompeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1881 | | pagina 1