Dit Nomnier liestaat uit ÏWEE BLADEN.
Eerste Blad.
Een belangrijk verslag.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS RKZER COURANTt
V«or Lsidta per 8 munden.l.lfc
France per post.1.40.
ibaoderlyke ÏSoramerx.OJÏSw
BTADS-BERICHTEM.
P.1TEXTBL, ADEY.
De Bnrgemeester, Hoofd van het bestuur der gemeente Leiden,
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de ingevulde
patent bladen voor wijk ZES over het dienstjaar 1881/82,
bij het College van Zetters, in een der vertrekken van bet
Raadhuis dezer gemeente, op vertoon van het aanslagbiljet, ver
krijgbaar zijn, dagelijks des namiddags van één tot drie uren%
en wel van den 5den tot en met den 8sten September e. k.,
terwijl na het verstrijken van dien termijn de onafgehaalde patent-
bladen ter uitreiking moeten worden afgegeven aan de deurwaar
ders der directe belastingen alhier, die voor hunne moeite mogen
eischen tien centszonder meer.
Leiden, De Bnrgeineester voornoemd,
3 September 1881. 1)E KANTER.
De Burgemeester, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden,
brengt ter kennis van de ingezetenen dat op heden aan den ont
vanger der directe belastingen zijn ter hand gesteld twee kohieren
voor de belasting cp bet personeel, Nos. 7 en 8, dienst 1SS1/82,
en dat een ieder verplicht is zijnen aanslag op den bij de Wet
bepaalden *oet te voldoen.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
3 September 18S1. DE KANTER.
"Wie onzer herinnert zich niet met afschrik de
hevige roodvonk-epidemiewelke onze goede stad
vooral in het laatst van 1879 zoo hevig teisterdo?
Het is waar, men denkt liever niet terug aan der
gelijke droevige tijden, en toch - het is een nuttig
werk er op terug te zien tot leering voor het vervolg.
Dat begreep ook het bestuur van de hier ter
stede sinds den 2den Maart 1867 opgerichte Ver-
eeniging tot verbetering van de- volksgezondheid te
Leiden, welker 3de sectie, met do hoogleeraren Gr.
D. L. Huet als voorzitter en D. Bierens Do Haan
als secretaris, in het 9de dezer dagen verschenen
verslag een overzicht gaf van de laatste roodvonk
epidemie, 1878—1880.
Over laatstgenoemde jaartallen zal men zich wel
licht eenigszins verwonderen. Immers de eigenlijk
gezegde epidemie, zoowel voor zoover ze velen nog
versch in het geheugen ligt, als officieel als zoodanig
werd geconstateerd, heerschte meer bepaald in het
laatst van 1879; de ziekte werd dan ook eerst onge
veer den 20sten September van dat jaar epidemisch
verklaard.
Toch blijkt uit de in het verslag opgenomen
tabellen, dat dit reeds een jaar vroeger had moeten
geschieden. Van 1 Juni 1878 tot 1 Juni 1879 - in
het verslag der eerste periode, met schier uitsluitend
goedaardigo gevallen, genoemd - werden 405 lijders
aangegeven, wel heel wat minder dan in de tweede
periode, van Juni 1879 tot Juni 1880, toen er van 7GG
lijders aangifte werd gedaan en de gevallen bijzonder
kwaadaardig waren, maar toch altijd meer dan genoeg
om ook in de eersto periode van epidemie te spreken.
Aan wie nu de schuld, dat gedurende een ge
heel jaar, waarin ruim 400 gevallen voorkwamen,
de ziekte niet epidemisch werd verklaard? „Aan
de geneeskundigen", zegt het verslag, „die meenen
alleen van het éérste geval van besmettelijke
ziekte, dat onder hunne behandeling komt, aangifte
te moeten doen aan den inspecteur van het genees
kundig staatstoezichtdaardoor blijkt aan dezen niets
van de uitbreiding der ziekte en laat hij na het
Gemeentebestuur aan te schrijven dat de ziekte
epidemisch moet verklaard worden, met de gevolgen
van dien. Toch konden do medici beter weten blij
kens een circulaire, door den minister van binnenl.
zaken voor weinige jaren verzonden en waarbij zij
op die onjuiste opvatting worden gewezen."
Hier veroorloven wij ons een opmorking. Daar
gelaten de vraag of, wanneer circulaires niet baten,
er geen andere middelen zjjn aan te wenden ter
verzekering van een richtige opgave door de betrok
ken geneeskundigen van alle door hen behandelde
gevallen, mag men deze andere vraag stellenIndien
de inspecteur, eenmaal bekend met de onjuiste op
vatting van hecren medici om slechts het eerste geval
op te geven, van ver scheiden medici in een zelfde
gemeente dergelijke eerste aangiften ontvangt, bestaat
er dan geen gi-ond voor hem om een nader onder
zoek in te stellen of althans de geneeskundigen aan
te schrjven tot het doen van alle aangiften?
Een tijdige epidemisch-verklaring toch mag van
het hoogste belang worden geacht. Terecht luidt
het in het verslag„Het grootste gevaar brengt de
onbekendheid met het gevaar teweeg. Daarom geen
vrees voor openbaarmaking, en bovenal bevordering
van het algemeen belang door bekendmaking met
de brandpunten van besmetting, boven het private
van winkeliers en anderen, die daardoor in hunno
nering getroffen worden." Alleen toch wanneer het
gevaar bekend is, zal men in staat zijn alle mogel jke
en denkbare middelen van overbrenging der ziekte
te bestrijden.
Ook wat het laatste betreft, geeft het verslag
veel te leeren, al zjn de uitkomsten van het onder
zoek niet bemoedigend ten opzichte van de bestrij
ding der epidemie door middel van desinfectie dei-
brandpunten van besmetting. Er wordt nl. melding
gemaakt van een drietal huizen van ingezetenen, bij
welke op conscientieuse wjze werd gedesinfecteerd,
terwijl dos ondanks in die huizen teruggekeerde per
sonen of de daarin geble venen later opnieuw werden
aangetast, waarnit zou kunnen worden afgeleid dat
de smetstof op verschillende en onbekende wijzen
kan blijven hangen.
Nu is zulk een resultaat van hot onderzoek wel
slechts een negatief resultaat, maar het heeft toch
in zoover waarde, dat daardoor wordt aangetoond
dat men nog naar andere praeventieven middelen
van bestrijding heeft te zoeken.
Van niet minder waarde is het feit, waaraan
trouwens in het verslag zelf beteekenis werdt ge
hecht, dat bij do eerste en de tweede epidemie ge
vallen voorkomen in dezelfde brandpunten, wat
misschien op den weg zon kannen helpen bij de
nasporing van de bronnen van ontwikkeling eener
nieuwe epidemie, voor welke wij, laten de op
stellers van het verslag er zeker met ons aller
instemming op volgen, hopen bewaard te blijven.
Die „ziektehaarden" in beide epidemieën worden
duidelijk aangewezen op het laatste van een drie
tal net uitgevoerde plattegronden der gemeente,
waarvan de beide andere een overzicht geven van
de eerste en van de tweede epidemie, terwijl blauwe
of zwarte cijfers het aantal ziektegevallen, roode
cijfers het aantal overledenen aanduiden.
Een enkele blik op die kaartjes is voldoende om
ook ten opzichte van deze epidemieën tot de trou
wens meermalen gemaakte gevolgtrekking te lei
den, dat de diehtst of ook wel door de minstge-
goede ingezetenen bewoondo wijken de ongunstigste
verhouding ten opzichte van de sterfte aanwijzen,
terwijl daarentegen wijk I en II, met in den regel
grooter huizen en minder dicht bewoond, geen of
slechts een gering aantal sterfgevallen opleverden.
Dat in Wijk I inrichtingen als de Kweekschool
voor Zeevaart en de Koordeinde- en de Doelen
kazerne, met een opeenhooping van bewoners zoo
weinig van de epidemie hadden te lijder, wordt in
hot verslag toegeschreven aan den minder vatbaren
leeftijd. Immers de statistiek heeft ook hier weder
bewezen, dat de roodvonk-epidemie haar meeste
slachtoffers maakt bij kinderen beneden do vijf jareD.
Een hoogst belangrijke opmerking mag het ook
heeten, dat het feit dat in Wijk II met ook een opeen
gedrongen, minder gegoede bevolking het cijfer van
aangetasten en overledenen bijzonder laag was,
schijnt te moeten worden toegeschreven aan den
gunstigen invloed van het Liernur-stelsel.
Het weinige, dat wij uit het verslag aansSpteD,
zal echter wel voldoende zijn om de belangrijkheid
PRIJS DER ADYERTEHTIEK»
Van 16 resell.l.Wt
Ieder» regel meer0.17fc
Grootero letten dut plaatsruimte.
daarvan te doen inzien, al meenden de hoogleeraren
die het opstelden, daarin de volgende zinsnede te
moeten opnemenVragen wij ten slotte naar de
practischo resultaten van dezen arbeid, of zij met
betrekking tot het ontstaan, het toenemen, de
moorddadige gevolgen van het roodvonk iets nieuws
geleerd hebben, cbin moeten wij helaas bekennen dat
dit het geval niet was. Wij, leeken, zouden geneigd
zijn te vragenis dat de bescheidenheid niet al te
ver gedreven?
EEIOE1V, 3 September.
Bij aanplakbiljetten, o. a. aan de tramwagens,
is hedenmiddag bekend gemaakt dat het Wagner-
concert hedenavond op „Zomerzorg" geen doorgang
kan hebben, omdat do muziekpartijen te laat uit
Arnhem zijn aangekomen, waardoor den leden van
het muziekcorps der dd. schutterij geen voldoende
tijd ter voorbereiding overbleef, om naar behooren
te kunnen medewerken. Het is nu uitgesteld tot
Maandag den 12den September a. s. - Morgenavond
zal de heer Wagner zich echter op „Amicitia"
doen hooren.
Wij meenen hier tevens niet te mogen nalatew*
nogmaals de aandacht te vestigen op het buiten
gewoon concert, Dinsdag a. s. door het muziek- -
corps der grenadiers op Zomerzorg te geven. De ge
legenheid toch om hier de geheele koninklijke mili
taire kapel te zien optreden, is te zelden om haar
nu ongebruikt te kunnen laten voorbijgaan. Wel
prijken de inteekenlijsten reeds met tal van hand-
teekeningen, maar toch kan den musici - in het be
lang van hnn ondersteuningsfonds - nog schitte
render bewijs gegeven worden van de belangstel
ling, die hier voor al wat goed en schoon is, be
staat, en een blijk van erkentelijkheid voor de genot
volle aVbnden die zij ons reeds hebben verschaft.
Er is natuurlijk voor een bijzonder schoon pro
gramma gezorgd.
De minister van binnenlandsehe zaken brengt
ter kennis van belanghebbenden dat de commissie
belast in 1881/82 met het afnemen van de practischo
examens van arts en tandmeester, zal zitting houden
op Woensdag 28 dezer en volgende dagen, te Leiden.
Op „Rhynzigt" werden deee week 405 baden
door heeren en 87 door dames genomen. De tem
peratuur van Let Rijnwater was 18° CelsiuB.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 4871 volwassen
personen en van 411 kinderen.
Maandag ft. s. zullen Gedeputeerde Staten
dezer provincie een openbare vergadering houden,
des voormiddags te elf uren, ter behandeling van het
bezwaar van den heer II. Binnendijk Dz. tegen zijne
niet-toelating als lid van den Raad der gemeente Val
kenburg. Rapporteur is de heer jhr. mr. H. A. C.
Do la Bassecour Caan.
Namens den Koning en de Koningin zijn de
850 kinderen, die op haren verjaardag het Prinsesje
in optocht hadden begroet, den volgenden dag ruim
onthaald in het „Hotel Apeldoorn" te Apeldoorn.
De „Harmonie" droeg het hare bij tot opluistering
vau dit feest.
Het Panorama-Mesdag in de Zeestraat te 's-Hage
werd van 1—31 Aug. jl. door 9412 betalende per
sonen bezocht.
Het nieuwe gezelschap van den heer W. Van
Zuylen heeft zich gisteravond in den Nieuwen
Schouwburg aan het Rotterdamsche publiek gepre
senteerd met de opvoering van „Vriend Fritz."
Men meldt ons dat do belangstelling bijzonder groot
scheen te zijn, want het lokaal was zeer goed
bezet. Den optredenden vielen veel toejuichingen
ten deel, vooral den directeur, die tot het publiek
een toespraak hield, en mevrouw Van Offel-Kley.
De eerste ontving twee kransen en de laatste
een bloemenkorfje. De decoratiën waren prachtig.