Zaterdag 3 Augustus.
A0. 1SS1.
Deze Courant wordt dagelijkB, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Morgenochtend worden voor de inteeke-
naren daarop verzonden de Nos. 144147
der Ingekomen Stukken van den Gemeen
teraad.
N". 6585.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAST:
T«er Leiden per 8 meenden.1.HL
Francs per post.1-40.
A&onderlyke Nommer».OJKL
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Tan 18 regels.1.08.
Iedere regel meer0.17$.
Grooier» letten naar plaatsrnimta.
BTADS-BERICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien art. 8, 1ste alinea, der Wet van 2 Juni 1875
Staatsblad n°. 95), tot regeling van het toezicht bij het
oprichten van inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder
knnnen veroorzaken;
Brengen bij deze ter algemeene kennis dat door hen op
heden vergunning is verleend aan F. LOHMANN en zijne
rechtverkrijgenden, tot het plaatsen van eene stoommachine
in het perceel in de Krauwelsteeg N°. 2.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Burgemeester.
4 Augustus 1881. E. KIST, Secretaris.
SPOEDEISCIIEWD.
Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden,
op Zaterdag 6 Angusfm 1881, des namiddags te twee uren.
Punt ter behandeling:
Voorstel tot aanvulling van het uitbreidings- en vernieuwings
fonds der Stedelijke Gasfabriek.
LEIDEN, 5 Augustus.
Wie onzer heeft Nans niet gekend, den goed-
moedigen, trouwen, eerlijken Nans, die gedurende een
reeks van jaren zoovelen naar plaatsen van vreugde
en droefheid of doodsche stilte heeft geleid! Ook
hij is thans voorgoed heengegaan.
Nadat hij in tal van campagnes, die hij met zijne
viervoeters her- en derwaarts op pracht van rijtui
gen medemaakte, aan verschillende gevaren waB
blootgesteld geweest, moest hem vóór eenigo dagen
op een onooglijk voertuig een ongeluk treffen, dat
gisteren tegen den avond een einde aan zijn leven
maakte, ofschoon zijne verpleging in het academisch
ziekenhuis eerst nog hoop op herstel gaf.
Rukn 40 jaren was hij werkzaam in een zelfde
zaak, welke eerst aan den heer Verhaagen, daarna
aan den heer Zuur en thans aan den heer Stallinga
behoorde. Laatstgenoemde had hem reeds 18 jaren
in dienst.
Nans was er het sprekend voorbeeld van dat een
eenvoudig koetsiersknecht óók zijne verdiensten kan
hebben. Hij was een type onder zijne vakgenooten.
Bij velen was hij de „primus inter pares" onder hen.
Onder zijne hoede was men veilig. Als hij op den
bok zat en in zijn hooge waardigheid de zweep zoo
meesterlijk en graciens hanteerde, dat zelfs de fier
trappelende rossen hunne oorea spitsten om naar
het harmonisch geluid hunner roede te luisteren, dan
kon men gerust „instappen". Door grooten en klei
nen werd hij als 't ware als een beschermgeest be
schonwd. Gingen zij rijden, hetzij naar verre of
dicbtebij, de eerste vraag wasnaar Nans.
Thans echter ligt zijn weleer zoo vaste hand
daar roerloos neder; thans is zijn vriendelijk en
helder oog, dat zelfs in den duisteren nacht zich
niet bedroog, gesloten; thans komt er geen woord
meer over zijne lippen: - zijn mond zal thans niet
meer vertellen van de door hem ondervonden weder
waardigheden op zijne tochten, niet het minst inder
tijd met zoo menigen Muzenzoon, die nu reeds lang
de academie verlaten heeft, maar zich zijner zeker
nog levendig herinnert.
Hij heeft den tol aan do natuur betaaldmaar
toch zal hij nog lang blijven voortleven, ook bij
het jongere geslacht, al ware het slechts door de
imposante figuur welke hij in zijn eigenaardig kos
tuum maakte op den staatsie-wagen, waarin Prins
Willem I gezeten was toen deze te midden van de
schaar van gedurende drie eenwen aan onze hooge
school verbonden geleerden, vorstelijke en andere
hooge personages vóór zes jaren zijn tocht door
Leiden maakte. Met een zeker welgevallen zag men
toen vooral dan tot hem op.
Ten tijde van den Zwijger zeiven zon men Nanne
Hoogteyling deze hooge eer niet hebben misgund.
In de 13de zitting der Alg. Synode werd nog
in behandeling genomen de conclusie van het rapport
omtrent de voorgestelde wijziging van art. 73 van
het regl. op de vacaturen, dat kerkvoogden ver
plicht de noodzakelijke kosten, welke in overeen
stemming met de bepalingen van dat regl. veroor
zaakt worden door de beroeping, het vertrek en
het vervoer van den beroepen loeraar met huisgezin
en goederen, te vergoeden. Yoorloopig was aange
nomen door de vorige Synode dat de vergoeding
van deze kosten desgevorderd naar een „vast tarief"
zou geschieden. De moeilijkheden, aan het maken
van een tarief verbonden, hadden in de classicale
vergaderingen zwaar gewogen; daarom werd door
de rapporteeronde commissie gepoogd op eene an
dere wijze zoowel het goed recht van de kerkera
den bij het uitbrengen van een beroep te handha
ven als dat van kerkvoogden, waar hun middelen
beperkt zijn, te erkennen.
De Synode nam ten slotte het voorstel van een
harer leden aan, om in art. 73 het navolgende
op te nemen: de kerkelijke administratie vergoedt
de kosten, desverkiezende volgens bij haar bestaande,
door het classicaal bestuur goedgekeurde bepalin
gen, of, waar deze ontbreken, met overlegging van de
noodige bewijsstukken. Dit besluit zal aan de eindbe
slissing van de leden der prov. kerkbesturen wor
den onderworpen.
In de 14de zitting werd rapport uitgebracht
over het voorstel, om ook den klager hooger be
roep te geven, waar hij door een uitspraak in zijn
rechten zou worden verkort of niet in staat gesteld
worden tot het vervullen van zijne verplichtingen.
Dit rapport zal nader in behandeling genomen worden.
De minister van oorlog brengt ter kennis
van belanghebbenden, dat, in de maand October
a. s., acht studenten in de geneeskunde aan de
universiteiten hier te lande, zullen worden toege
laten tot de verbintenis, om, na het verkrijgen
van den titel van arts, eene benoeming tot officier
van gezondheid der 2de klasse bij het personeel
van den geneeskundigen dienst der landmacht aan
te nemen. De aanvragen om toelating moeten bij
het departement van eorlog ingekomen zijn vóór
don 15den September a. s.
Toen generaal Van der Heyden op uitnoodi-
ging des Konings Dinsdag 11. op het Loo was, heeft
hij de sprekendste bewijzen van 's Konings waardee
ring ontvangen, bewijzen van waardeering. die tevens
ook het dappere Indische leger golden.
De volgende toost werd door Z. M. aan het diner
uitgesproken
„De toost, dien ik de eer heb in te stellen, is ge
richt tot zijne Exc. den luitenant-generaal Van der
Heyden, Onzen adjudant in buitengewonen dienst.
Aan Uwe Excellentie heeft het Vaderland, het
Huis van Oranje e» het geheele Nederlandsche volk
de grootste en diepste erkentelijkheid voor de be
langrijke en gewichtigste diensten, zoo ruimschoots
bewezen.
Wij allen begroeten in uw persoon den dapperen,
onverschrokken en heldhaftigen veldheer, die de
Nederlandsche driekleur en de Nederlandsche vaan
dels roemrjjk heeft doen wapperen in de gewesten op
Sumatra's Noordkust, aan uw zoo wijze als trouwe
zorgen toevertrouwd.
Op dezen voor Nederland zoo heuglijken dag was
het voor mijn konings- en soldatenhart een be
hoefte en een groote voldoening Uwe Excellentie
het hartelijkst welkom toe te roepen en U bij Ons
te zien naast den broeder van uw doorluchtigen
voorganger op Atjeh's kusten, wijlen den braven
generaal Pel.
Aan Uwe Excellentie zijn beide legers, zoowel
dat van het moederland als het Indische, een der
roemrijkste bladzijden verschuldigd in hunne al zoo
roemvolle geschiedroMen 1
De tiendaagsehe veldtocht begroet en ontmoet
heden den held van Atjeh!
Hasselt en Leuven begroeten Atjeh en Samalan-
gan! Ieder rechtgeaard Nederlander moet fier zijn
in Uwe Excellentie een onzer edolste zonen te mogen
erkennen en begroeten.
Ten slotte zij het mij vergund te drinken de ge
zondheid van alle hoofdofficieren, officieren, onder
officieren en manschappen der troepen, welke de
eer en het groote voorrecht hebben gehad onder
Uwer Excellence's bevelen te staan.
Ik drink insgelijks op de nagedachtenis van alle
braven, die daar hun leven hebben gelaten voor
Koning en Vaderland!
Den generaal Van der Heyden!
Het Nederland8ch-Indische leger!
Het Nederlandsche leger!"
Diep getroffen antwoordde generaal Van der Hey
den op dien koninklijken toost, waarmede zeker
heel het Nederlandsche volk in gedachten zal instem
men, het volgende:
„Sire!
Toen ter expeditie van Atjeh het geluk mij be
gunstigde en ik, dank zij de opoffering en bijzon
dere plichtsbetrachting van mijne ondergeschikten
van land- en zeemacht, de Nederlandsche vlag
hoog mocht houden, durfde ik niet hopen dat, be
halve de vele groote beleoningen, die Uwe Majesteit
mij schonk, nog die schitterende eer mij zou te
beurt vallen, om door mjjn Koning zóó te worden
toegesproken
Ik ben dan ook diep getroffen door de eer, die
Uwe Majesteit mij bewijst, en heb ik ginds op
Noord-Sumatra mijn plicht naar behooren trachten
te vervullen, thans gevoel ik dat ik niet genoeg
kon doen en dat Uwer Majesteits grootheid en
mildheid verre overtreffen alwat ik voor Haar kon
ten offer brengen.
Mag ik U wel mijn innigon dank zeggen voor
alwat ik van Uwe Majesteit ondervond, voor al de
gunsten, die Zij mij schonk.
Maar mag ik tevens de verzekering geven van
mijn onkreukbare trouw aan Uwe Majesteit en Uw
doorluchtig Huis! ook de verzekering dat ik steeds
alles, wat een soldaat voor zijn Vorst en Vader
land ten offer kan brengen, daarvoor veil heb.
Mag ik, Sire! bij alwat ik reeds van Uwe Majesteit
genoot, nog de gunst vragen, aan de Land- en
Zeemacht in Indië over te mogen brengen, hoe
Uwe Majesteit ze waardoert, en aldus ook met Uw
naam jegens hen een plicht van dankbaarheid
vervullen
Want aan hen ben ik verplicht het groote geluk,
dat ik heden gevoel
Koning en Koningin! Lang moogt Gij met het
Huis van Oranje voor ons dierbaar Vaderland leven
Bij de herstemming voor één raadslid te
Woubrugge zijn uitgebracht 104 geldige stemmen,
waarvan op den heer A. Kroon Az. (aftr. lid) 57
en op den heer Arie Maat 47 stemmen, zoodat de
eerste ie gekozen.
Bij de opgaaf in het vóórl. nommer stond Zoeter-
woude, in plaats van Zoetermeer.
De heer C. De Vries, benoemd tot hoofd der
school N®. 9 te Haarlemmermeer, nabij Halfweg,
heeft voor die betrekking bedankt, zoodat er eene
nieuwe keus zal moeten plaats hebben.
De broederschap der notarissen, die nu te
Assen hare algemeene vergadering hield, wees
Arnhem aan als de plaats waar zjj het volgend
jaar zal bijeenkomen. Het aantal leden der broeder
schap bedraagt 618.
Zij, die het Panorama in de Zeestraat te 's-Hage
reeds bewonderd hebben, zullen het best kunnen
begrijpen dat de kunstbroeders en vrienden van don
taleotvoHen ontwerper van dat grootsche werk be
hoefte gevoelen om in het openbaar den heer Mesdag