Maandag 28 Februari. N°. 6452. A0. 1881. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. LBIBSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maasden.1.10. Franeo per pest.1.4(X Afzonderlijke Nommars.0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES: Tan 1—8 regel*.l.OB. Iedere regel meer0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. liËXföEX, 36 Februari. Aan het Verslag der commissie van inspectie over het Invalidenhuis te Leiden, 1880, uitgebracht in de algemeene vergadering van het Fonds ter aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden, is het volgende ontleend De boeken waren uiterst zorgvuldig bijgehouden en sloten geheel met de daarbij gevoegde stukken. Er bleek o. a. uit dat het aantal der man schappen was als volgt: de vorige sterkte bedroeg 68, sedert waren er bij gekomen 10, zoodat het totaal bedroeg 78; sedert afgegaan: overleden 6 en wegge zonden 1, zoodat er overbleven 71, waaronder 2 kostgangers. Het gedrag der manschappen was goed. Volgens de strafregisters waren de opgelegde straffen bijna uitsluitend het gevolg van dronkenschap. Het kwam wenschelijk voor indien ook dit kwaad kon tegen gegaan worden doordat de van de gemeente uit gaande bepalingen voor liefdadige gestichten even eens op het Invalidenhuis toepasselijk werden ge maakt. De manschappen zagen er voor hunnen leeftijd gezond en goed uit; zij betuigden hunne tevredenheid over de ondervonden behandeling. In het gebouw, waar orde en netheid der com missie tegenblonken, was gedurende het afgeloopen jaar geen verandering gekomen. Op de slaapzalen waren ongeveer 20 houten kribben verwisseld met ijzeren, hetgeen veel doelmatiger bleek te zijn, zoo dat op die wijze zal voortgegaan worden. De zieken zaal, die ruim en luchtig is en waar eenige onge neeslijke invaliden lagen, was in den meest ge- wenschten toestand. Ook keuken, magazijnen en verdere lokalen worden goed en zindelijk onder houden. De boekerij werd in goeden staat bevonden en uit de bijgehouden registers bleek dat er een druk gebruik van gemaakt wordt. De ménage kwam zeer voldoende voorook het brood is van uitmun tende hoedanigheid. Het materieel in het magazijn was in goeden staat en sloot met de aanwezige magazijnboeken. De commissie heeft alzoo alle reden van tevreden heid bij hare gehouden inspectie gehad, en zoowel de raad van administratie, als de commandant en de onder-commandant verdienen den meesten lof over het gehouden beheer. Bij den scriba quaestor van het klassikaal be stuur van Leiden is in 1880 ingekomen: Voor het fonds voor noodljjdende kerken en per sonen: uit Leiden 101.18*/a, Noordwijk-binnen f 18.50, Noordwijkerhout f 2.50, Hillegom /'6.851/2, Lisse ƒ14.65, Sassenheim 19.02, Voorhout 2.00, "Warmond 15.50, Oegstgeest 83.20, Rijnsburg 19.43, Katwijk-binnen f 10.54, Katwijk aan Zee 29.05, Noordwijk aan Zee 4.50, Valkenburg 14.86, Voorschoten f 47.06, Alphen 15.41, Oudshoorn 15.25, Hoogemade c. a. 6, Koude- kerkerk 17.927J, Leiderdorp f 20.00, Zoeter- woude 3.00, Benthuizen 5.70, Hazerswoude f 13.30, Boskoop 34.00, Zwammerdam f 6.85, Woerden 14.00, Bodegraven f 13.35, Aarlander- veen f 10.85, Nieuwkoop f 5.16, Noorden 3.00, Nieuwveen 14.65, Ter-Aar 8.62'/2, Oude-Wete- ring 7.60, Zevenhoven f 9.95, Leimuiden 6.33, Jkvr. De K. 25,00, J. H. S. 1.50.Nagekomen: Woubrugge 6.00, Rijnsaterwoude 3.01 >/2; voor het fonds tot verbetering der schraalste predikantstraktementenvan de kerkvoogdij te Bo degraven 12.00, idem te Leiderdorp 5.00, idem te Hoogemade 5.00, Ring Alphen 5.00, ge meente Boskoop 7.89, H. G. 25.00, Prof. S. 3.00, R. f 3.00, K. 3.00, Pr. f 2.50, gemeente Kage f 7.64; voor het fonds ter voorziening in de geesteljjke behoeften enz.: uit Leiden 64.75, Hillegom 3.03, N. N. 1.50; voor de algemeene weduwenbeurskerkvoogdij Bodegraven 10.00 Ring Alphen 18.64. Ds. F. Van Spall te Leimuiden heeft voor het beroep naar Zwartsluis bedankt. INGEZONDIBN. Annexatie-plannen. Voor eenigen tijd werd in dit blad medegedeeld dat Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de be sturen der om Leiden liggende gemeenten gepolst hadden over eene grensverandering, waardoor het gebied van Leiden zou worden uitgebreid. Niet overal is dat bericht met evenveel instemming ont vangen. Het zij mij daarom vergund mijn oordeel er over in de volgende regelen uiteen te zetten, maar allereerst wenschte ik voor de lezers van het L. D. kortelings te schetsen op welke wijze zulk eene grensverandering tot stand moet worden ge bracht. De algemeene belangstelling der voor- en tegenstanders dezer uitbreiding van Leiden is levendig genoeg dan dat ik verschooning behoef te vragen, zoo ik mij in eene kleine wetsstudie begeef. Oudtijds was eene gemeente een zelfstandig iets, eene corporatie, en uitbreiding van eene stad slechts door middel van feitelijke verovering te verkrijgen. Het is dan ook geen zeldzaamheid, zoo wij een langdurig gekibbel over een stuk land door een miniatuur-oorlogje opgelost vinden. Die souvereine zelfstandigheid der gemeenten slonk langzamerhand weg, de revolutie van 1795 ruimde op wat er nog van was overgebleven en de ééne en ondeelbare Bataafsche republiek beschouwde de gemeente weinig anders dan eene administratieve indeeling. Wel is waar is men hiervan weder teruggekomen en heeft vooral onze Gemeentewet aan de gemeente opnieuw een zelfstandigen werkkring gegeven, maar met de souvereiniteit is het eens en voorgoed uit. Dit beginsel vindt zijne uitdrukking in art. 2 onzer Grondwet, dat luidt: „De wet kan provinciën en gemeenten vereenigen en splitsen. De grenzen van den Staat, van de provinciën en gemeenten kunnen door de wet worden veranderd." Het is dus het hoogste regeeringsgezag en niet meer de gemeente zelf, dat bepaalt welke de grenzen eener gemeente zijn. Op welke wijze nu eene grensverandering plaats heeft, is nader uitgemaakt in de Gemeentewet van 29 Juni 1851. Gedeputeerde Staten ontwerpen volgens de aldaar gemaakte bepalingen de wijze en voorwaarden der verandering nadat zij Burgemeester en Wethouders dier betrokken gemeenten hebben gehoord. Bij dit ontwerp moeten zij speciaal er op letten dat de be zittingen en lasten van het deel, dat van de gemeente wordt afgenomen, ten voor- en nadeele komen der gemeente, waarbij het nu wordt gevoegd, en dat de openbare gebouwen, gelegen in het afgescheiden deel, zooveel mogelijk met dat doel overgaan. Is aldus een ontwerp opgemaakt, dan wordt het gezonden aan den Raad der betrokken gemeenten, die er zijn oordeel over uitspreekt. Tevens wordt het onderworpen aan eene afzonderlijke commissie uit de gemeentenaren, te kiezen door de kiezers voor den Raad en even talrijk als de gemeenteraad zelf in die plaats is. Deze commissie, die, evenals de Raad, den Burgemeester tot voorzitter heeft, onderzoekt ook zelfstandig het ontwerp en brengt er haar rapport over uit. Men heeft dus twee rapporten, uit elk der betrok ken gemeenten, welke schriftelijk moeten worden uitgebracht en naar Gedeputeerde Staten worden verzonden. Deze onderzoeken die rapporten en zenden ze, begeleid door hun advies, aan den minister van binnenlandsche zaken. Op het departement van binnenlandsche zaken wordt de zaak nogmaals onderzocht, waarna, zoo de minister bevindt dat er reden tot grensver andering bestaat en dat het ontwerp, zooals het dan luidt, behoorlijk alle belangen zooveel doenlijk heeft behartigd, hjj oen ontwerp van wet opmaakt en dit aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal zendt. Deze onderzoeken het dan als elke wet eerst in de afdeelingen, brengen een voorloopig verslag uit, ontvangen eene memorie van beantwoording en be handelen het daarna in de openbare zitting. Wordt het goedgekeurd dan gaat het naar de Eerste Kamer, waar het dezelfde kunstbewerking onder gaat, om ten slotte van de Koninklijke onderteeke- ning voorzien in het Staatsblad te prijken. Eerst als dit alles is geschied, is de grensverandering werkelijkheid geworden. Men ziet, de weg is lang en omslachtig; elke der phases die het ontwerp moet doorloopen, voordat het bij de Tweede Kamer inkomt, kost veel tijd en als het eens zoover is, weet men bij ondervinding dat onze Volksvertegenwoordiging ook niet vlug werkt. Thans is de grensverandering nog slechts in de eerste periode der eerste phase, nl. het hoorenvan Burgemeester en Wethouders door de Gedeputeerde Staten. Het zal dus nog zeer lang duren voordat zij oen voldongen feit zal zijn, althans, indien zij het ooit zoover brengt. Toch houd ik het voor zeer goed dat reeds thans de opmerkzaamheid er op gevestigd is. Slot volgt.) Gemeenteraad van Haarlemmermeer. VergadoriDg Tan 24 Februari 1881. Tegenwoordig 12 leden. Afwezig de heereo Bultman en De Breuk (beiden met kennisgeving) en de heer Reeungk. 1° worden eeuige mededeeliagen gedaan, o. a. een schrjjven van den Minister van Justitie, waaruit blijkt dat vooralsnog geen voornemen bestaat een gebouw te stichten voor 's Rijks reke ning voor het kantongerecht te Haarlemmermeer. 2. Aan J. A. Romers wordt afschrijving verleend op zijnen Hoofdeljjken Omslag over 1880, ad 2.661/o. 3. Omtrent een verzoek van mej. WieriDg, hulponderwijzeres aan de school N°. 6, om het haar verleende eervol ontslag te doen ingaan den lsten Maart 1881, in plaats van den Isten April 1881, staken de stemmen, zoodat het nomen van een beslnit tot de volgende vergadering wordt uitgesteld. 4. Een verzoek van den heer A. Demmers te Sloten, om hoogere belooning voor de waarneming der armenpraktijk, in een gedeelte van Wijk 2, wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om advies. 5° worden uitgeloot om te worden afgelost, de aandeelen Nos. 7, 14 en 27 in de geldleening ten laste der gemeente A°. 1866, de aandeelen Nos. 16 en 18 in de leeniug van 1872 en het aan deel N°. 21 in de leening A°. 1878. 6. Een adres van H. Kinck, gemeente-opzichter, om trakte- mentsverhooging wordt gesteld in handen van de commissiën voor de gemeentewerken en voor de fioanciëele zaken. 7° wordt besloten tot de oprichting van eene weekmarkt voor paarden, hoorn-, klauw- en pluimvee en voortbrengselen van de landbonwhenoodigdheden te houden des Donderdags te Hoofddorp. 8. Ten opzichte der in 1881 te beplanten gemeentewegen worden daarvoor aangewezen een weg te Hoofddorp (achtsr het Raadhuis) en een te Nieuw-Vennep naast den heer Van Dorsten. 9° wordt besloten de Erfpachten van perceeltjes grond in liet Hoofddorp voorloopig nog een jaar te doen voortduren, behoudens verplichting tot afstand als ze mochten noodig zijn voor ander doeleinde. De vergadering is daarna gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1881 | | pagina 1