Insdag
II Januari.
6411.
A. 1881.
iV.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Inkomsten-belasting.
.bi----.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maasdenf 1.10.
Franco per post1A0.
Afzonderlijke Nommers.0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 16 regels.1.0S.
Iedere regel meerO-"*
Grootere letters naar plaatsruimte.
Onder den titel „Bijdrage tot de theorie der ge
meentelijke inkomsten-belasting" leverde onze stad
genoot, professor P. Van Geer, in een der laatste
nommers van het tijdschrift „De Economist" een
opstel, waarvan een overdruk thans voor ons ligt
en ons aanleiding geeft in korte trekken iets van
den gang van schr.'s betoog mede te deelen.
De heer Van Geer treedt niet in beschouwingen
over het min of meer aanbevelenswaardige van het
stelsel zelf: ,ik wensch", zegt hij, „eenig licht te
laten vallen op eene zijde van het vraagstuk, die
tot nu toe nagenoeg geheel in de schaduw bleef.
Ook deze zaak kan uit een mathematisch oogpunt
worden bekeken; niet zoozeer door tal van for
mules op haar toe te passen, dan wel door haar
aan de scherpte en helderheid der wiskundige ana
lyse te toetsen."
Reeds dadelijk wordt de aandacht gevestigd op
het belangrijk verschil dat men verkrijgt, door deze
heffing te beschouwen als belasting op of naar
het inkomen. In het eerste geval wordt vooruit
het bedrag bepaald waarmede de zaak zal worden
belast, en afgewacht hoe groot de opbrengst is; in
het tweede wordt terstond de som vastgesteld, die
de ingezetenen, naar den maatstaf van hun ver
mogen, gezamenlijk moeten opbrengen. De gemeenten
kunnen niet anders dan een belasting naar het
inkomen heffen, tot dekking van de vooraf vast
gestelde uitgaven.
Twee moeielijkheden treden terstond op den
voorgrond. Ten eersteWat i s inkomenten tweede
hoe moet men dit cijfer leeren kennen? Dat de
eerste vraag niet zoo heel gemakkelijk is op te
lossen, blijkt uit de onderling uiteenloopende pogin
gen, door de verschillende gemeentebesturen, die
eene verordening op de inkomsten-belasting ont
wierpen in het werk gesteld om de eigen schatting
aan vaste regels te binden. En wat de tweede
moeielijkheid betreft: ambtelijke aanslag leidt tot
willekeur, eigen aangifte roept eene premie op oneer
lijkheid in het leven.
Omtrent het begrip „inkomen" geeft de heer Van
Geer eenige aanwijzigingen, zonder echter tot eene
nauwkuerige definitie te komen. Moeten bij voor
beeld de bijdragen, door ambtenaren voor hun pen
sioenfonds meestal onvrijwillig gestort, van het inko
men worden afgetrokken? Schr. meent van niet,
evenmin als de handelaar zijn inkomen mag ver
minderen met de som die hij jaarlijks ter zijde legt
om van te leven, zoo er later kwade jaren komen
of wanneer hij zich uit do zaken terugtrekt. Wij
veroorlooven ons hier, met den heer Van Geer in gevoe
len te verschillen. Beide gevallen zijn volstrekt niet
gelijk. De ambtenaars erlangen, in ruil voor hetgeen
zij moeten offeren, een kan sop zeker bedrag, onder
'bepaalde omstandigheden, die zich slechts voor een
betrekkelijk klein aantal hunner zullen voordoen;
de bedoelde handelaar behoudt ten allen tijde de
vrije beschikking over het ter zijde gelegde. Men
beschouwe traktement min de korting als inkomen,
en later, als het pensioen genoten wordt, is dat
het cijfer dat tot basis wordt genomen. Elke andere
Bchikking ware onbillijk.
Op wiskundige gronden, welke door ieder die aan
algebra heeft gedaan, kunnen worden nagecijferd,
beantwoordt schr. vervolgens de vraag: „Hoemoet
de te heffen som evenredig aan het inkomen worden
verdeeld Hpt is hier natuurlijk de plaats niet om
de formules over te drukkenwe zullen ons bepalen
tot de resultaten.
Zij zijn vooreerst deze:
Het percent der belasting - is evenredig aan de
te heffen som en omgekeerd evenredig aan de som
der inkomens;
Het percent komt niet rechtstreeks voor in ieders
aandeel in de belastingen.
Ieder aandeel is, behalve aan het inkomen, ook
evenredig aan de te heffen som en omgekeerd-even
redig aan de som der inkomens:
Het (dat aandeel) hangt niet af van de volstrekte
waarde van het inkomen, maar alleen van de ver
houding van dat inkomen tot de som der inkomsten.
Een evenredige verandering van de getallen die
de inkomens voorstellen, heeft geen invloed op de
grootte van ieders aandeel, maar wel op het pet.
Schr. behandelt verder de afwijkingen van het
ware tot het aangenomen inkomen; deze zullen,
zooals duidelijk wordt aangetoond, geen invloed
uitoefenen op ieders aandeel in de belastingen,
wanneer zjj bij elk inkomen voorkomen en daaren
boven elke afwijking evenredig is aan het inkomen.
Daar echter, zegt hij verder, „veilig kan worden
aangenomen, dat het opgegeven inkomen van alle
ingezetenen te zamen genomen aanzienlijk lager is
dan de werkelijkheid, volgt hieruit dat hij die een
volkomen juiste aangifte doet altijd te veel in de
belasting betaalt."
De classifieatie: het middel, waardoor aan
bedoelde afwijkingen een wettige vorm wordt ge
geven. Duidelijk toont schr. aan, dat het er vol
strekt niets aan afdeet, of men als grondslag het
laagste, het hoogste of het middecijfer der klasse
beschouwt; mits, - en dat is een eardinaal punt,
de breedte der klassen, de verschillen, evenredig
zjjn aan die cijfers. Zoowel te Amsterdam als te
Leiden, waarover tabellen werden medegedeeld, is
dit beginsel uit het oog verloren, hetgeen oorzaak
is dat de groote inkomens te zwaar worden belast.
Ook de korting voor minderjarige kinderen wordt
in bijzonderheden nagegaan. Schr. komt tot deze
conclusie
„Een gezin met drie kinderen betaalt juist wat
verschuldigd is; een gezin met minder dan drie
kinderen, dus ook ongehuwden en kinderloozen be
talen te veelslechts de gezinnen met meer dan drie
kinderen ondervinden in werkelijkheid vermindering
van belasting."
Yan meer belang en invloed is de bepaling, dat
sommige inkomens in het geheel niet, andere slechts
voor een bepaald gedeelte zullen belast worden. Schr.
leidt uit zijne becijferingen deze merkwaardige ge
volgen af:
„De aftrekking der vaste som van elk inkomen
heeft geen invloed op het inkomen dat juist gelijk
is aan het gemiddelde; geeft vermindering van be
lasting voor de inkonens die kleiner zjjn dan het
gemiddelde, en verhooging voor de inkomens die
grooter zijn."
Schr. eindigt zijn merkwaardig opstel met deze
woorden, die wij overnemen om het standpunt
waarop hij zich plaatst, helder te doen uitkomen:
„De uitkomsten, die in dit opstel zijn ontwikkeld,
werden langs theoretischen weg verkregennn weet
ik wel dat dit reeds voldoende is om ze geen genade
te doen vinden in de oogen van hen, die met de
regeling en toepassing zijn belast. Slechts langs
practischen weg, roepen zij, kan de oplossing ver
kregen worden! Werkt dit oordeel eenigszins ont
moedigend op hen die hunne krachten aan de theo
retische oplossing beproefd hebben, van de andere
zjjde is het eene groote voldoening, dat - men moge
aan de verordeningen zooveel veranderen als men wil-
slechts die wijzigingen eene gunstige uitkomst ople
veren, welke door de theorie als doeltreffend zijn
aangewezen".
LEIDEN, 8 Janmarl.
Sedert de voeding der militairen van het gar
nizoen alhier plaats heeft volgens het nieuwe, daar
omtrent door het ministerie van oorlog gegeven
voorschrift is de leverantie der benoodigdheden aan
genomen als volgt: Yleesch en vet door den heer
D. M. Speyer, 0.62 per Kg.; spek door de wed.
M. Taverne, 0.68 per Kg.; aardappelen door den
heer S. v. d. Bent, 2.29 per HL.steenkolen door
de firma wed. VanHaansbergen Dutilh, ƒ0.84 per
100 Kg.; turf door den heer J. Huy, 0.54y2per
100 stuksboter door den heer J. W. Boekwijt, 1.47
per Kg.; koffie door denzelfde, voor 1.08 per Kg.
melk door den heer C. Vreem, ƒ0.08 per liter; groen
ten door den heer M. T. H. Boon, ruw voor 5 cents,
gesneden voor 7 cents en ingemaakt voor 15 cents.
In de voormiddag-godsdienstoefening der Luther-
sche kerk had gisteren het aftreden van ds. Inokel
plaats. Hot was een aandoenlijke plechtigheid. Spreker
schetste naar aanleiding van het tekstwoord (Handel,
der Apost. hoofdstuk 20 vs. 32a: „En nu, broeders,
beveel ik u aan God en aan het woord zijner genade")
hoe lief hem zijne gemeente steeds geweest was,
hoe zeer ze hem ter harte was gegaan, en dat hij,
nu zjjne ruste daar was, nog doen zou wat hij ver
mocht. Vervolgens wees hij op de voldoening welke
hij nu nog smaakte door hetgeen hij vooral ook
aan het liefdegesticht gedaan had. Spreker bracht
een woord van dank aan heeren regenten en allen
die hem tot instandhouding van genoemd gesticht
hadden gesteund en geholpen. Ook dei ambtgenoot
zeide spr. dank voor zijne verrichtingen op een en
hetzelfde arbeidsveld. Hij uitte den wensch dat het
dien nog lang mocht gegeven wezen bij en voor
zijne gemeente werkzaam te zijn, evenals dit zijn
wensch voor den kerkeraad was.
Ten slotte verklaarde de waardige leeraar zich
bereid, zelfs in zijne rust, de gemeente met raad
en daad ter zijde te staan: „Een ledige rust zou
de dood voor mij zijn," zeide hij o. a. Eindelijk
richtte de aftredende leeraar het verzoek tot allen,
die hem blijken van waardeering in zijn werkkring
hadden gegeven, hunne handteekening ter neder te
schrijven in een album, dat in de regentenkamer
van het liefdegesticht voor dit doel zou openliggen.
Dit nederige blijk zou hem ten allen tijde een vol
doening schenken, herinneringen, hem zoo dierbaar,
opwekken. Na dit verzoek gaf spr. de gemeente
zijne beste wenschen, waarna zijn ambtgenoot na
mens kerkeraad en gemeente hem een kort
maar warm woord van afscheid toesprak en alt?
blijk van waardeering hem een geschenk, in engerea
kring te openen, aanbood, waarop de gemeente,
staande, den waardigen predikant een voor dezet
gelegenheid vervaardigd lied toezong. Diep geroerd?
werd dank gebracht door den nog krachtigen grijsaard?
voor zoo veel waardeering en hoogachting, waarmee
de plechtigheid een einde nam.
Tegen denzelfden avond - Vrijdag a. s. - dat id
den schouwburg alhier door het Haagsche Opera
gezelschap „Madame Angot" zal worden opgevoerd,
is ook een buitengewone vergadering uitgeschreïe»