iV. 6394.
Nienwjaarswenschen
SS&aadag 20 December.
A*. S O.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DBIË BLADEN,
Eerste Blad.
Onze plicht.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PRJ.JS DEZES COURANT:
Voor Leiden per 8 maandea.J 1.10.
Franoe per post.......1.4ft,
Afzonderjfijke Nonmersa 0.05.
PRIJS DES ADVERTENTIEN:
jwv.ii
Ven 16 regel»
Iedere regel meer..—.
Groeiers letters sur plaatsruimte.
0.17$,
Evenals vorige jaren worden onze stadgenooten
en de bewoners der omliggende gemeenten in de
gelegenheid gesteld, om onder de rubriek Adver
tent i u
van allerlei aard te plaatsen a 50 cents. Door
dezen maatregel is elk in staat het compliment
van den dag te uiten naar gelang zijner
maatschappelijke betrekking.
STADS-BEBICIITEN.
BURGIMEISTBR ex WETHOUDERS der Gemeente
GEIDEN.
Gelet op de rerardening vaa den 9den Jaauari 1S68, houdende
aanwijzing der plaatsen, dagen en uren voor de verschillende
«arkten binnen de gemeente Leiden;
Breigen ter algemeene Iceanii dat door het invallen van den
Eersten Kerstdag ea den Kieuwjaarsdag op Zaterdag, de gewone
wekelijksch» markten znllen worden gehouden op Donderdag
den 23sten en den 30sten December 1880.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE RANTER, Burgemeester.
18 Denember 1880. E. KIST, Secretaris.
L
Oader de Eagelschen geldt het, als het toppuut
van onmogelijkheid, dat iemand de „Times" van
het begin tot het einde geheel doorleest; en wij
gelooven dat, evenmin als er Engelschen gevonden
worden voor deze zeer tijdroovende bezigheid, er
in ons land vele personen zijn aan te wyzen, die
geregeld het verslag der zittingen van onze Staten-
Generaal lezen.
Wij willen hun dit niet euvel duiden, doch het
legt ons den plicht op, om daar waar woorden
gesproken zijn, die, zooals de heer Wintgens terecht
verklaarde, „verdienen algemeen in den lande te
worden bekendgemaakt en door allen ter harte te
worden genomen", in het bijzonder de aandacht
hierop te vestigen.
En daarom wenschen wij de schoone rede te
bespreken door den Minister van Justitie Modder
man in de zitting van 9 December 11. gehouden.
Wij kunnen dat des te geruster doen, daar geen
Nederlander aanstoot aan die woorden kan nemen.
„Hoe men ook denke over partijstrijd", zegt de
Minister zelf in den aanhef, „hetzij in 't algemeen,
hetzij over den partijstrijd in ons vaderland en
in onze dagen, van het gebied der Justitie moet
partijstrijd ten allen tijde verwijderd blijven. De
Minister van Justitie als zoodanig heeft tot
taak allen gelijkelijk te beschermen, niet het
minst de minderheden."
Een waar woord, dat niet genoeg kan worden
gehoord. Het Recht is juist dat, wat de meusch ver
heft boven het dier, wat veroorzaakt dat de strijd om
het bestaau niet, zooals in de dierenwereld, bij den
rnensch de ondergang van de zwakken het eind
resultaat moet zijn. Dit is het streven van alle
Recht, en zoo het nog niet is bereikt, zoo te
dikwijls nog de zwakke hulpeloos staat tegenever
zijne machtige tegenpartij, is het doordien nog te
vaak Onrecht en Geweld heerschen op aarde.
Het Recht, schreven wij, stelt zich dat schoone
doel voor; met opzet schreven wij niet de Wet, want
al is ook de Wet de vorm, waarin het Recht tot
ons komt, het is niet het Recht zelf; de Weiten
kannen gebrekkig, zelfs slecht wezen in een land,
en toch kan de Rechtstoestand er gunstig zijn.
Wil men voorbeelden, zij zijn slechts voor het
grijpen
Onze strafwetgeving is ellendig en verouderd
eu toch bekleedt Nederland op het gebied der
misdrijven-statistiek een zeer gunstige plaats.
De Engelsche staatsregeling is een verward
mengsel van bepalingen, waarvan sommige reeds
meer dan zes eeuwen oud zijn, en nergens is het
constitutioneele stelsel beter ontwikkeld dan daar.
Onze wetgeving laat de drukpers geheel vrij
geen censuur, welke ook, wordt toegepasthet
aantal persdelicten is uiterst gering hier te lande.
Wij zouden zoo nog lang kannen voortgaan,
doch waartoe zou het dienen? Waar de maatschap
pelijke toestand gezond is, waar regeering en volk
eendrachtig samenwerken tot heil van allen,
kan ook met slechte wetten veel goeds tot stand
komen; doch wee! als de Maatschappij zelve is
ondermijnd, als haat en tweedracht heerschen tus-
schen de burgers van één zelfde Vaderland, als
een ieder slechts bedacht op eigen stoffelijk voor
deel tracht zich aan zijne zedelijke plichten te
onttrekken: dan kan niets dien staat redden,
dan is hij gedoemd onder te gaan te midden der
grootste rampen en ellende.
Daarom, voordat het te laat is, willen wij hoo-
ren naar hetgeen iemand spreekt, die getoond
heeft hart en hoofd beide te lateo meespreken
waar het de belangrijkste maatschappelijke vraag
stukken geldt. Wij kunnen niet beter doen dan
hier woordelijk het slot van Modderman's rede
aan te halen:
„Hoe optimistisch ik ia het algemeen ziju
moge", aldus besluit de Minister, „hoe vervuld
van het geloof, dat de idee het eenige, waar
achtige is, en dat het ideaal ten slotte de wer
kelijkheid beheerscht, ik ontveins mij toch vol
strekt niet dat de tegenwoordige toestand der
maatschappij - ik spreek nu niet van de politiek -
niet alleen der Nederlandsche, maar der Euro-
peesche Maatschappij, in menig opzicht hoogst
ernstig is.
Met een der grootste geschiedschrijvers onzer
dagen, meen ik dat men geen profeet behoeft te
ziju om de mogelijkheid - misschien moet ik
zeggen de waarschijnlijkheid - aan te nemen,
dat, vóórdat deze eeuw ten einde zal zijn ge
spoed, Europa eene sociale omkeering dreigt,
waarbij alle vroegere politieke revoluties slechts
kinderspel zullen geweest zijn. Waardoor dat
dreigende gevaar te bezweren?" vraagt hij nu.
Eu deze vraag is waarlijk gerechtvaardigd. Al
gaat men ook niet mede met den Minister in
zijne sombere voorgevoelens, te ontkennen valt het
niet dat er zich overal teekenen voordoen, die er
op wijzen dat spoedig het sociale vraagstuk de
kamers der geleerden en de zalen der redenaars
zal gaan verlaten om handelend op te treden in
Je levende Maatschappij. Niet van de mannen van
het uiterst streven is dan het gevaar te vreezen
noch de brandstichtende Communards, noch de
clycamietgebruikende Nihilisten, noch de moorden
der sociaal-democraten, noch de oproerige lersche
Land-Leaguers zullen er in slagen de maatschappij
omver te werpen. Maar als de ure slaat, waarop
de vierde stand, waarop de nijvere, bedaarde werk
man, de trouwe, eenvoudige laudbouwersknecht
voor zich komt vragen dergelijke zegeningen als
de revolutie van 1789 aan de Bourgeoisie brackt,
en als dan deze stand zijne billijke eiscben ziet
miskend, zijne rechten vertrapt, zijn eergevoel be-
leedigd, - dan zal hij opbruischen gelijk de water
stroom, die niet behoorlijk is afgevoerd, en evenals
deze door de dijken brekend, ellende, verwoesting
en dood rondom ziek verspreiden.
LEIDEN, IS December.
Tot leden van de Kamer van Koopkandel alhier
zijn heden gekozenbij nieuwe vrije stemming,
de heer A. Hartevelt Jz. met 104 van de 117
geldig uitgebrachte stemmen; bij herstemming:
de heeren L. G. Le Poole, P. I. De Fremery en
C. J. Leembruggen, respectievelijk met 98, 89 en
87 van de 119 geldige stemmen.
Ten gevolge van het overlijden van den
inspecteur van politie M. J. Klein is in diens
plaats alhier benoemd T. Doornbos, thans onder
inspecteur van politie te Rotterdam en dezer dagen
door den gemeenteraad alhier benoemd tot ambte
naar belast met het toezicht op de honden.
Door het bestuur van het muziekgezelschap
„Sempre Crescendo" is aan den burgemeester dezer
gemeente eene som van f 118.02'/, ter hand ge
steld, als zuivere opbrengst van het op 7 December
gehouden concert ten behoeve van de armen dezer
gemeente.
De heer R. C. Keun, consul-generaal der
Nederlanden te Bender-Bushir, van wien het Rijk
vroeger reeds een belangrijk geschenk ontving,
heeft aan de Nederlandsche regeering aangeboden
ennige uit twee oude graven te Vourla bij Smyrna
afkomstige voorwerpen. De directeur van 's Rijks
Museum van Oudheden te Leiden, wien deze ver
zameling ter plaatsing in dat Mnsenm is gezonden,
heeft omtrent dit geschenk het navolgend verslag
uitgebracht
De geheele verzameling bevat de volgende zestien
voorwerpen
in gebakken aarde: een zalffleschje, aan de
bovenzijde van den hals beschadigdeene zeer
plat-bolvormige schijf, met ingedrukt, geheel onken
baar merk, overigens overeenkomende met eene
diergelijke, in eene bezending in September 1878
door den Nederlandschen consul, den heer R. J.
Yan Lennep, aan het Museum ten geschenke ge
zonden en insgelijks uit den omtrek van Smyrna
afkomstig; en een spinrokken-steentje;
in glas: twee balsemflescbjes van verschillende
vormen, aan den mond een weinig beschadigden
een stiftje, insgelijks van glas, bij een dier flesch-
jes behoorende;
in zilver: een spiraalversiersel, in den vorm
van eene slang, die uit hare kronkelingen zich
omhoog verheft;
in brons: twee schalen, van geslagen koper
blad, in den bodem eene bolvormige, van buite*
naar binnen gedreven verhooging; een schrapper
of strigilis, bij het baden tot reiniging van de
huid gebezigd; eenen ronden spiegel in twee stukken
gebroken; een kleineren spiegel, en een gedeelte
van eenen diergelijken, doch grooterentwee pijl
spitsen van verschillende vorm, en een st«k van
een platrond brood of ander gebak.
In den brief, waarmede de heer Keun de voor
werpen begeleidde, wordt slechts ééne schaal ver
meld als een drinkbakje, en zijn de spiegels ala
platen eener wapenrusting omschreven.
In deze bezending mag eene belangrijke bijdrage
tot verrijking van het Museum erkend worden
zoowel om den aard van enkele der voorwerpen
en hunne goede bewaring, als om de bijzonder
heid, dat zij uit (twee) graven afkomstig zijn,
dus eene zelfde laatste bestemming hadden gehad
en daardoor tot elkander in betrekking stonden.
Het ware wenschelijk geweest, dat men niet onbe-