l\°. 6382.
Maandag 6 December.
A0. 1880.
J 1.10.
1.40.
Deze Courant wordt dagelps, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Dit Kommer bestaat uit TWEE BLADEN.
Eerste Blad.
Zoolang de voorraad strekt, kunnen de
beide Oleographieën nog door onze
Abonné's tegen afgifte van den bon en be
taling van 60 cents aan het Bureel: Doeza-
straat N°. 1, worden afgehaald.
Leiden, 20 November 1880.
Een circulaire.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER OOCBAJXT:
Voor Leiden per 3 ««enden..
Frt&co per post..-.
Afzonderlijke Nommen.
0.05.
PRIJS DER AD
WTlKIft
V«a 1—6 regel»
'ï«dere'regel.
GrooterfcileUeri.
pRalsratat&r
STADS-BERICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN;
Gelet op de verordening van den 9den Januari
1868, houdende aanwijzing der plaatsen, dagen en
uren voor de verschillende markten binnen de
gemeente Leiden;
Brengen ter kennis van belanghebbenden dat de
ST.-NICOLAASMARKT, in plaats van op 5
December, dit jaar zal aanvangen op Maandag 6
December a. s.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
De Burgemeester van Utrecht heeft dezer dagen
in een circulaire aan de hoofden van openbare
gemeentescholen de aandacht gevestigd op de toe
nemende klachten over „de bandeloosheid en bal
dadigheid der schoolgaande jeugd van alle standen."
Daarmede wordt niet bedoeld „de dartelheid
en wildheid, die, der jonkheid eigen, bezwaarlijk
geheel af te keuren of te bedwingen is," - maar
„een zucht om zich, terstond bij het verlaten der
schoolgebouwen aan allerlei onhebbelijke hande
lingen, het aanheffen van allerlei geschreeuw en
gegil, het luidruchtig gebruik van allerlei gemeene
uitdrukkingen, het vechten en zich onbesuisd aan
stellen over te geven," door al hetwelk zij vaak
„de openbare orde storen op straten en pleinen,
overlast doen aan het bedaarde publiek en de open
bare en bijzondere eigendommen - benadeelen."
Deze mededeeling wordt natuurlijk niet gedaan
met het doel om haar voor kennisgeving tie doen
aannemen. Herstel van het kwaad wordt wel degelijk
van bedoelde onderwijzers verwacht.
Ten eerste, - door de jeugd beter en meer
ordentelijke gevoelens in te prenten.
Ten tweede, - door het houden van toezieht
onmiddellijk buiten en rondom de sehool, bij aan
komst en vertrek der leerlingen.
Verder wordt er nog gezegd„Gehoorzaamheid
en ontzag moet niet aan de schooldeur achter
blijven, maar zich ook over den drempel op de
straat uitstrekken. De onderwijzer kau hieraan
veel doen en werkelijk aan de politie den meest
krachtigen steun verleenen."
Deze laatste zinsneden zouden misschien de ge
dachte doen rijzen, als wilde men het toezicht
van den onderwijzer niet beperken tot den naasten
omtrek der school, maar nog tot wijderen kring
uitbreiden, daar, waar de politie geheel alleen
verantwoordelijk is voor de handhaving der orde.
Mocht dit de bedoeling zijn, dan zou er wel
iets tegen te zeggen zijn. Wij gelooven niet dat
een soortelijke verwarring van twee functiën aan
beveling zou verdienen.
Niet nauwkeurig genoeg bekend zijnde met de
toestanden in Utrecht, kunnen we over de urgentie
dezer circulaire geen oordeel uitspreken. Eigenlijk
is dat ook minder noodig. Elders hebben wij wel
eens hoorea beweren: dat ook te Leiden het op
komend geslacht zoo heel mak niet is, ofschoon
wij ons niet kannen voorstellen dat zulks zoo
heel erg is dat er over geweeklaagd behoeft te
worden. Of dan onze onderwijzers beter toezicht
houden dan hunne Utrechtsche collega's P 't Kan
zijn: ten minste, in de onmiddellijke nabijheid en
rondom de scholen hoort men zelden of nooit
van drukte, - en als de jeugd iets in den zin
heeft dat niet in den haak is, dan zorgt zij wel
haar aanslagen te plegen op een eerbiedigen afstand.
Ook hebben wij meer dan eens gezien dat knapen
die het een of ander guitenstuk uithaalden op den
loop gingen als zij in de verte een hunner onder
wijzers zagen aankomenwel een bewijs dat zij
gewoon waren dat hij van zulke dingen nota nam.
Het „inprenten van meer ordentelijke gevoelens"
zal dus hoogst waarschijnlijk in de scholen van onze
goede stad niet worden verzuimd.
En, - wanneer zoowel dit als het toezicht bij
aankomst en vertrek in orde zijn, wat kan dan van
de onderwijzers meer verlangd worden?
Laat ons, die gerekend willen worden tot het
„bedaarde publiek" waarvan hierboven sprake is,
toch in aanmerking nemen, vooreerst.
Dat klachten over baldadigheid van schooljon
gens zoo oud zijn als „het diaconiehuis, dat zoo
oud is als de wereld", volgens de opinie van
Hildebraads Keesje. Toen wij met den boeken-
tasch op den rug liepen, klaagden de lui over
ons ook. Toch vormen we thans „het bedaarde
publiek."
Ten tweede, - waar inderdaad reden is tot klacht
zijn in den regel de ouders niet geheel en al onschul
dig. Zij, en zij voornamelijk, moeten hun zoons
opmerkzaam maken op hetgeen zij op straat te doen
en te laten hebben. Zij hebben toe te zien dat
de jongens op hun tijd uit de school thuis komen
zij hebben hun onder 't oog te brengen dat moed
willig toegebrachte schade een soort van diefstal
is. De meeste jongens zondigen uit onbedacht
zaamheid of - onwetendheid; de ouders zijn ver
plicht hun de oogen te openen.
Voorts is het zoo wat mode geworden, met een
soort van minachting van de politie te spreken
in dit opzicht geneeren sommige ouders zich vol
strekt niet, al zijn er hun jongens bij. Dat het
prestige van de handhavers der openbare orde daar
door reddeloos verloren gaat, is gemakkelijk genoeg
te begrijpen. Ja, we kennen vaders, die het bij
zonder vermakelijk vinden als hun jongens ver
tellen dat „een diender" hen heeft nagezeten, maar
hen toch niet kon krijgen.
De schade, door roekelooze jongens teweegge
bracht, moest onverbiddelijk op hunne ouders wor
den verhaalddan zouden zij het touwtje wel wat
strakker spannen. Kannen zij niet betalen, welnu,
dan maar de wet in al haar streiigheid toegepast.
Van de school en van de onderwijzers kan veel
gevergd worden, maar niet alles.
De ouders moeten ook een handje," - neen, twee
handen, - helpen.
Per slot van rekening zijn het toch hun
kinderen, over wie geklaagd wordt.
LEIDEN, 4 December.
Heden is aan de hoogeschool alhier de heer
S. Van Delden, geb. te Deventer, bevorderd tot
doctor in de rechtswetenschap, met academisch
proefschrift, get.: „Eenige opmerkingen over de
Artt. 1850—1857 B. W."
Het getal studenten aan de Leidsche hoo
geschool bedraagt thans: in de faculteit der ge
neeskunde 155 corpsleden en 32 niet-corpsleden,
te zamen 187wis- en natuurkunde 26 corps
leden en 19 niet-corpsleden, te zamen 45; letteren
en wijsbegeerte 39 corpsleden en 15 niet-corps
leden, te zamen 54; godgeleerdheid 28 corps
leden en 7 niet-corpsleden, te zamen 35; rechtse
geleerdheid 398 corpsleden en 50 niet-corpsleden?
te zamen 448. - In het geheel zijn er dus 646
corpsleden en 123 niet-corpsleden, te zamen 769
studenten. Het aantal promotiën in het afgeloopen
jaar bedroeg in de geneeskunde 18, planten- en
dierkunde 2, classieke letterkunde 3, godgeleerd
heid 3, rechtswetenschap 59 en staatswetenschap 7."
Mej. S. Winkler, hoofdonderwijzeres aan de
Meisjesschool 2de kl. alhier, heeft aan den ge
meenteraad ontslag gevraagd als leerares aan de
kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen;
De bediening der buffetten aan het station
Rosendaal der Maatschappij tot exploitatie van
Staatsspoorwegen is gegund aan den heer J. J.
Vingerhoed, restaurateur te Leiden, voor eene
jaarlijksche pachtsom van f 4555.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 4971 volwas
sen personen en van 612 kinderen.
Ds. J. A. De Vlieger, predikant te Katwijk
aan Zee, is beroepen naar Numansdorp, classis
Dordrecht.
De minister van marine brengt ter kennis
van belanghebbenden dat door de Kamer van
Koophandel en Fabrieken te Katwijk de aandacht
is gevestigd op het navolgende. De vroegere ver
kenning der Hollandsche kust bij Katwijk is ver
meerderd met 2 lange scboorsteenen die uit zee
tot op 2 geogr. mijlen boven het duin zichtbaar
zijn. Beiden zijn 25 meter hoog boven den beganen
grond en behooren bij het nieuwe stoomgemaal,
onlangs door het hoogheemraadschap „Rijnland",
gebouwd bij de uitwateringssluis, ongeveer 1200
meter benoorden het dorp Katwijk aan Zee.
Bij den heer C. Van Rijzen te Roelofarends-
veen werd Donderdag-avond door de pas opge
richte rederijkerskamer „de Eendracht" de eerste
uitvoering gegeven. Eene zeer ruime zaal, gevuld
met menschen, zoo schrijft men ons, getuigde van
de belangstelling en de sympathie, waarmede eene
dergelijke uitspanning aldaar begroet werd. De
exeentanten hebben dan ook aan het aandachtig
luisterend publiek eene daverende toejuiching weten
te ontlokken met de opvoering van het blijspel: „Wie
ben ik?" Zij gaven door hnn optreden, hunne
voordracht, kostumeering en decoratief doorslaande
blijken van aanleg en smaak, dat ze de strekking
van het stuk helder inzagen, en volkomen ver
trouwd waren met hunne rollen. Na afloop der
opvoering ging ieder hoogst voldaan en prettig
gestemd huiswaarts, zoodat de wensch zeer gegrond
is, dat genoemd gezelschap op den ingeslagen weg
blijve voortgaan, en zich met lust, moed en vol
hardenden ijver toelegge, om zeer spoedig de
graag gemaakte ingezetenen weder op een tweede
uitvoering te kunnen vergasten.
De gemeentebegrooting van Zwammerdam,
voor het dienstjaar 1881, is door de Ged. Staten
dezer provincie, bij besluit van 30 Nov. jl., goed-