Bij de aanbesteding van versch mndvleesch en soepgroente, ten dienste van de Kweekschool voor Zeevaart alhier, waren laagste inschrijvers voor het rundvleesch de heer C. Wijnnobel a 51 ets. per kilogram, en voor de groente de heer L. Springer a f 8.40 per 100 rantsoenen. Voor de beroeping van een predikant bij de Bemonstrantsche gemeente te Botterdam is een tweetal opgemaakt, waarop geplaatst zijn: dr. J. H. Maronier te Utrecht en dr. J. A. Beyermaa te Leiden. De minister van marine brengt ter kennis van belanghebbenden dat, van af 1 December 1880, op de koppen der havenhoofden te IJmuiden lichten zullen worden ontstoken, volgens het stelsel van de heeren J. L. Creyghto» en J. A. Bakker te Leiden, zichtbaar op een halve geographische mijl afstand. Ds. F. Van Spall te Leimuiden staat op een zestal voor predikant te Meppel. Naar aanleiding der voorgenomen verkoo- ping van den Grooten Schouwburg te Botterdam is in een gisteravond gehouden vergadering van belangstellenden eene commissie benoemd, welke eenvoudig de opdracht zal ontvangen om te onder zoeken wat onder de gegeven omstandigheden ge daan behoort te worden tot het verkrijgen van een geschikt schouwburglokaal, zoo noodig in over leg met het gemeentebestuur, - ten einde van een en ander in eene latere vergadering een voor- loopig plan in te dienen. De reünie der oud-flankeurs uit de Gro ninger en Franeker studenten van 1830 zal den 25stcu November te Groningen plaats hebben. Van de 138 leden dier compagnie zijn er nog 55 in leven, waarvan er zich, naar men verneemt, 40 voor het jubilé hebben opgegeven. Gisteren was het 50 jaar geleden dat de compagnie vrijwillige jagers der Utrechtsche hoogeschool oprukte. Het stoomschip „Voorwaarts", van Batavia naar Amsterdam, is gisteren te Napels aangekomen en weder vertrokken; de „W. A. Scholten" is Woensdag van Nieuw-York naar Botterdam ver trokken de „Maas" arriveerde gisteren van Nieuw- York te Hellevoctsluis. Viesaaenpd Ntenvr» Zooals wij reeds meldden, is gisteren, ten aanhoore van een zeer talrijk publiek, tegen de Haagsche „petroleuse" een tuchthuisstraf van 15 jaren geëischt. De zaak waarvoor zij terecht stond is zeker zeer treurig en betrof, zooals men weet, niet minder dan het in brand steken van haar man, nadat zij hem met petroleum had over goten. Dit geval, tot heden onbekend in de straf rechtspleging, had plaats onder de volgende om standigheden In de zoogenaamde Dienderspoort aan de Brouwersgracht te 's-IIage woonde sedert tal van jaren zekere B. H. met zijne vrouw A. S. v. d. M. De man voorzag als metselaar in het onderhoud van zijn gezin en verdiende voor zich, zijne vrouw en twee kinderen een goed weekgeld, maar hij offerde van tijd tot tijd nogal aan de jeneverflesch. Was dit niet het geval geweest, er zou aan den man als goed en oppassend huis vader niets te wijten zijn geweest. Een en twintig jaren lang gaf zijne dronkenschap echter aanleiding tot huiselijke twisten, daar de vrouw zich steeds wrevelig betoonde, en zij wilde trachten haar man van het drinken af te brengeu, maar dit mocht haar niet gelukken. In den avond van 13 Juli jl. thuis komende, had de man weder een borrel op en gerankte als altijd in twist met zijn echtge- noote, ourdat zij er aanmerking op maakte dat hij vier stuivers had verteerd van de 2, door hem bij het probeeren van de brandspuit als spuit gast verdiend. Die twist was echter van geen ernstigen aard en de man legde zich op den vloer zijner kamer te slapen. Nadat hij daar eenigen tijd gelegen had, kwam de vrouw op het helsche denkbeeld haar man met petroleum te begieten en die dan in brand te steken. Zij ging terstond tol de uitvoering hiervan over en op hetzelfde oogen- blik verkeerde de ongelukkige in brandenden toestand. Zijne smartkreten brachten zijne vrouw evenwel i nadenken en deden haar pogingen aanwenden u ii de vlammen te blusschen, hetgeen haar dan ook gelukte. Den volgenden ochtend verspreidde zich het gerucht van het gebeurde in de stad en nerd dc politie er van onderricht. Zij vond den ongelukkigen man in een vreeselijkeu toestand en vernam uit zijn mond wat door de vrouw was verricht. De man werd vervolgens in het gasthuis opgenomen, alwaar hij, niettegenstaande een zorg vuldige verpleging, in den avond van 22 op 28 Juli bezweek. Uit het deskundig onderzoek is ge bleken dat het lichaam van den man over twee derden met brandwonden was bedekt en dat de huid op enkele plaatsen tot op de tweede laag was ingebrand. Heeren deskundigen waren van oordeel dat die vreeselijke brandwonden als de oorzaak van den dood moesten worden aangemerkt. Zoowel in de instructie als ook thans ter terecht zitting bekende de vrouw hetgeen door haar is bedreven. Zij had echter volstrekt geen bedoeling gehad haar man om het leven te brengen. Het was haar alleen te doen geweest hem een les te geven, hem slechts te doen schrikken. Zij wist niet meer wat zij doen moest, daar zij dat dronken gezicht niet langer kon aanschouwen. Zij kon met een gerust geweten aan hare rechters verklaren dat zij zonder eenigen moedwil had gehandeld. Adv.-generaal mr. Gregory trad hierop in een korte toelichting van zijn requisitoir. Het hof was thans voor een verschrikkelijk feit geplaatst, een feit, tot nu toe onbekend in de lijfstraffelijke rechts pleging. Beeds bij de behandeling van vroegere zaken had hij gewezen op de groote rol, welke dat gevaarlijke vocht, de petroleum, vervulde; maar het waren tot nog toe geen menschen geweest, die er mede werden begoten. Zelfs de Parijsche petro- leurs en petroleuses waren daartoe niet overgegaan. Dit feit was ten eenenmale ongehoord. Wanneer hij het gemoed dezer vrouw trachtte te peilen, zou er z. i. op den bodem slechts een onbeschaamde laaghartigheid te vinden zijn. Hoewel hij niet ge loofde dat in dat gemoed het volvoerde plan had kunnen rijpen, het was er toch in ontstaan. Hij moest zich zelfs afvragen, hoe het mogelijk was dat die vrouw er niet voor was teruggedeinsd om haar man, den vader van hare kinderen, wien zij eens trouw gezworen had en die daar lag te slapen, met dat snel brandend vocht te naderen en hem aan de vlammen prijs te geven. Het kon niet anders, of die vrouw was haar man moede en verlangde vnn hem nntalagpn te worden, t.en einde zich vrijer in de wereld te kunnen bewegen. Was het waar dat zij minder boosaardige bedoelingen had gehad, dan zou zij toch bij de behandeling van deze zaak eenig teeken van berouw hebben moeten geven, maar daarvan was hoegenaamd geen spoor te vin den. Geen enkele traan, geen enkel oogenblik van gewetenswroeging heeft Z.E.G.A. gedurende de terechtstelling bij haar kunnen ontdekken. Adv.- gen. oordeelde het verder onnoodig zijn requisitoir nader te motiveeren. De beschuldigde moge nu wel hebben opgegeven de bedoeling niet te hebben gehad haar man het leven te benemen, zij moest evenwel aansprakelijk worden gesteld voor de door haar gepleegde daad en voor de gevolgen daarvan. Z. i. had zij zich aan een vreeselijk feit schuldig gemaakt en moest haar daarvoor een zeer zware straf worden opgelegd. Het requisitoir strekte ten slotte tot schuldigverklaring aan moedwilligen man slag en veroordeeling tot 15 jaren tuchthuisstraf De verdediger mr. G. A. P. Bax wees op het nauwe verband, dat er bestaat tusschen de misdaad en de dronkenschap. Is in den regel de dronk aard de aauvaller, thans werd hij het slachtoffer. De vrouw, die thans terecht staat, heeft bekend een gruwelijk feit te hebben bedreven, en een ieder, die de zaak oppervlakkig beschouwt, zal zeker een zware straf voor haar verlangen, maar pleiter was er van overtuigd dat het niet de gewoonte is, dat het hof de zaken oppervlakkig behandelt. Hij moest er op wijzen hoe gedurende 21 jaren de man, die winter en zomer werkzaam was en op onbekrompen wijze voor zijn gezin had kunnen zorgen, steeds misbruik maakte van sterkendrank, zoodat in de huishouding een tooneel van groote armoede was te aanschouwen. Hieronder had de vrouw zwaar geleden. Zij had lang gepoogd haar man van het driuken af te brengen, maar het was vergeefsch. Dacht zij bijwijlen er in geslaagd te zijn, het lonken van de jeneverflesch was den man de baas, en de huishouding leed daardoor groot geldelijk nadeel. Hij kon zich zeer goed begrijpen dat de driftige aard der vrouw eindelijk moest losbarsten en zij zich in blinde zinsverbijstering trachtte te ontrukken aan het juk dat zij zoolang had moeten torsen. Pleiter geloofde dat de vrouw de gevolgen van haar daad in geeuen decle heeft kunnen voorzien. Terstond heeft zij dan ook een volledige bekentenis afgelegd. Niets ware voor haar gemakkelijker geweest dan te zwijgen en dan hadden alleen vermoedens tegen haar kunnen wor den ingebracht. Nu heeft men wel een beken tenis, maar om hare te veroordeelen, moest die elders worden aangevuld. Dit was hier echter het geval niet geweest. Men had wel verklaringen van getuigen en deskundigen, maar het volledig wet telijk bewijs, dat het overlijden van den man het gevolg is geweest van de misdaad, aan de vrouw ten laste gelegd, ontbrak naar zijn oordeel ten eenenmale. Pleiters slotsom was, dat in deze slechts gebrekkig bewijs bestaat, en op grond daarvan concludeerde hij tot vrijspraak van zijn cliënte. Beeds is gemeld dat na re- en dupliek, de uit spraak op Donderdag a. s. bepaald werd. Volgens geruchten heerscht eronder de paarden van Arie Voordendag te Haarlemmer meer kwade droes. Een paard zou afgemaakt zijn aan den Sloterweg. De voorstelling, door deEngelsche klokkenspelers Dinsdag-avond te 's-Hage in het Gebouw voor K. en W. ten voordeele der stich ting te Neerbosch gegeven, heeft de belangrijke som van f 1200 vrij opgebracht. - De namiddag voorstelling ten bate van het „Huis van Barm hartigheid" in de residentie zelve, bracht ongeveer 50 op. Ten huize van D. Douma, aan den Jacobijnerweg te Groningen, heeft een allertreurigst ongeval plaats gehad. Twee kinderen, een van vier en een van zes jaar, schijnen tijdens de afwezig heid der ouders zich bezig gehouden te hebben met het spelen met vuur, waardoor de kleederen van het jongste kind in brand geraakten. In plaats van om hnlp te roepen, verscholen zij zich achter de kamerdeur, zoodat het kind spoedig in lichter laaie stond, hetgeen werd opgemerkt door een daartegenover wonenden buurman, die spoedig alle middelen aanwendde om het te blusschen, wat dan ook gelukte. Het lichaampje wa3 echter reeds met zulke zware brandwonden bedekt, dat het, niettegenstaande geneeskundige hulp spoedig aan wezig was heden aan de gevolgen er van is overleden. Een t wi n tigj a rig j on k m a n, in de ijzer- stoomgieterij van den heer Hillen te Blerik bij Venloo, heeft het ongeluk gehad tusschen eene in werking zijnde machine te geraken; hij werd geheel verpletterd. Men kon slechts de stukken van zijn lijk terugvinden. PUITENLAND. Frankrijk. De Kamer vergaderde gisteren onder voorzitting van den heer Gambelta. De ministers Ferry, Con- stans, Cochery, Tirard en Cloué waren tegenwoor dig. De voorzitter deelde een aanvrage van den heer Legrand mede tot het houden eener inter pellatie over de Dinsdag 11. voorgelezen verklaring van het ministerie. Er werd besloten dat de dis cussie onmiddellijk zou plaats hebben, toen de heer Caudry d'Asson binnentrad. De voorzitter deed opmerken dat de Kamer hem het bijwonen harer vergaderingen tijdelijk ontzegd had, doch de heer Baudry d'Asson bleef onbeweeglijk zitten, waarop de heer Gambetta de vergadering tot half- drie schorste en de leden uitnoodigde zich te ver wijderen. Alleen de linkerzijde gaf hieraan gehoor. Baudry bleef zitten te midden van een dichte groep van leden der rechterzijde. Nadat hij door de heer Montjou met twee adjadanten nogmaals verzocht was heen te gaan, verwijderden zich de quaestoren, de openbare tribunes werden ontruimd en kolonel Bin, na de uoodige bevelen ontvangen te hebben, kwam met zijne jagers binnen. Bin en zijne soldaten verwijderden de leden van de rech terzijde, en arresteerden Baudry, die zich met slaan en schoppen verdedigde, zoodat er vijftien man noouig waren om hem weg te krijgen. Hij werd in de kamer van arrest opgesloten. Na dit incident werd de zitting hervat. De heer Gambetta nam toen weder zijn zetel in. De rechterzijde protesteerde, doch Gambetta antwoordde dat hij steeds de be slissingen van de Kamer zou doen ten uitvoer leggen. Dit antwoord werd door de linkerzijde toegejuicht. De heer Legrand ontwikkelde z:jne interpellatie, waarbij bij aandrong op eene klare politiek, over-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1880 | | pagina 2