N°. 6358.
Maandag November.
A". 1880.
Deze Courant wordt dagelijfcs, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTESTIES:
Dit nommer bestaat uit DRIE BLADEN,
Eerste Blad.
Art. 251 van liet nieuwe Wetboek van
Strafrecht.
LBIDSCH
DAGBLAD.
PBIJS DEZER COURAST:
Voor Leiden per 3 maanden.1.10.
Franco per post..s 1.40.
Afzonderlijke Komteers,-r.0.05.
Van 1—8 regel»....ff j.OS
Iedere regel- meer* w 0.17*.
GrooterftSleUers.naar plaatsruimte..
STADS-BKKICIITJEIV.
Vergadering van den Raad der gemeente Leiden,
op Donderdag 11 November 1880, des namiddags
te twee uren.
Het lag voor de hand dat bij de beraadsla
gingen in de Tweede Kamer ter vaststelling van
een nieuw Wetboek van Strafrecht, ook menig
onderwerp, dat in den laatsten tijd tot de questions
brülantes behoorde, aan de orde zou komen. Behoeven
wij tot staving van die opmerking te herinneren
aan de vraagstukken van blijvende afschaffing of
wederinvoering der doodstraf, van dronkenschap
al of niet een grond van toerekenbaarheid, van
het strafbaar stellen van den verkoop van voor de
gezondheid schadelijke waren, van bescherming
der dieren bij de wet?
Vooral het laatste onderwerp verdient de bijzondere
aandacht, omdat het jaren achtereen en in schier
alle beschaafde landen van Europa de hoofden
warm maakte, niet het minst over de quaestie of
de zoogenaamde vivisectie, de onderzoekingen met
het ontleedmes op het levend dier, al of niet
geoorloofd zon zijn. Onze lezers kennen onze
meening op dit punt: bescherming van het dier,
mits niet ten koste der belangen van den mensch.
Wie een tegenovergestelde zienswijze is toegedaan,
komt onvermijdelijk tot de ongerijmdste gevolg
trekkingen hij zou aan de hand der vegetariërs
ook moeten afkeuren het dooden van het dier met
het doel om het tot voedingsmiddel voor den mensch
te doen strekken.
Met ingenomenheid kunnen wij dan ook con-
stateeren dat bij de behandeling van het betrek
kelijk artikel van het strafwetboek de quaestie
geheel in den door ons bedoelden zin werd beslist
het dier zal beschermd, maar tevens zal de vivi-
«ectie geoorloofd zijn. Dat is het juiste standpunt,
waarop men het recht had te verwachten dat zich
een gewezen hoogleeraar zou plaatsen, die een
open oog en oor had voor de eischen der wetenschap.
Doch aan den anderen kant werd de gulden
middelweg, door beschaving en menschelijkheid
aangewezen, niet uit het oog verloren. Waar de
belangen van den mensch op den voorgrond tra
den, moesten, en terecht, die van het dier wijken
doch overigens liet de minister van justitie zich
door een zoogenaamde vrees om zich belachelijk
te maken niet weerhouden om flink en mannelijk
te handelen en, brekende met den Nederlandschen
jansaliegeest, die ons ten opzichte der bescher
ming van het dier zelfs bij Amerika deed achter
staan, daarvoor openlijk op te treden.
De inhoud van het thans door de Tweede
Kamer aangenomen artikel 254 luidt„Mishande
ling van een dier wordt gestraft met gevangenis
straf van ten hoogste drie maanden of geldboete
van ten hoogste 120." Het daarop door de com
missie van rapporteurs voorgedragen beperkend
amendement, strekkende om te lezen„Mishande
ling van een dier, in het openbaar gepleegd" enz.,
werd door haar ingetrokken en later, toen het door
den heer Heydenrijck was overgenomen, door de
Kamer verworpen, zij het dan ook slechts met 26
tegen 25 stemmen. Alle mishandeling van het dier
zonder onderscheid, ook die binnenskamers ge
pleegd - en dat is dikwijls de onzedelijkste - is
daardoor strafbaar gesteld.
Doch zij, die meenden dat zoodoende tevens de
vivisectie was uitgesloten, vergisten zich - en
gelukkig - ten eenenmale. Immers vivisectie is geen
mishandeling. Ook hier was de duidelijke, heldere
verklaring des ministers voldoende om de quaestie
op te lossen. Wat is mishandeling? zoo vroeg hij.
En door de eenvoudige maar juiste definitie van
dat woord was de moeilijkheid opgelost. Mishan
deling is „opzettelijke wreede behandeling", en nu
spreekt het wel van zelf dat de man der weten
schap, die de vivisectie toepast, geen opzettelijke
wreedheid pleegt, maar het dier aan een pijnlijke
behandeling onderwerpt ter wille der wetenschap,
in het belang der menschheid. Tevens echter zal
ook de medicus, die op der wetenschap onwaardige
wijze een dier noodeloos mocht pijnigen, onder
het bereik van art. 254 vallen, dat alle mishan
deling van het dier, ook de niet in het openbaar
gepleegde, strafbaar stelt.
Het recht of, wil men liever, de aanspraak van
den hond, gelijk een der volksvertegenwoordigers
het zoo welsprekend uitdrukte, van den trouwen
hond, die jaren lang uw metgezel, de trouwe
vriend van uw gezin was, die uwe kinderen be
waakte tegen gevaar wellicht, tegen moord, zelfs
tegen een De Jongh, den hond, die uw kind uit
het water redde, - die aanspraak op bescherming
is dus erkend; maar tevens zal, dank zij der ver
gunning tot uitoefening der vivisectie, de genees
heer niet machteloos behoeven te staan aan het
ziekbed van een der leden fan Uw gezin, omdat
het strafwetboek hem belette op het levend dier
de verschijnselen van den bloedsomloop na te gaan
of door andere dergelijke waarnemingen zijn on
schatbare kennis te vermeerderen.
Hier is dus, gelijk wij reeds zeiden, alleszins
de gulden middelweg in het oog gehouden; het
eene werd gedaan, zonder dat het andere werd
nagelaten, en men mag dan ook gerustelijk aan
nemen dat vooreerst een afzonderlijke wet op de
vivisectie vrij overbodig is.
LEIDEN, 6 November.
Heden is aan de hoogeschool alhier de heer
E. Baak, geb. te Amsterdam, bevorderd tot doctor
in de rechtswetenschap, met acad. proefschrift, get.
„Over de beteekenis der woorden: Partijen, hare
Erfgenamen en Rechtverkrijgenden, en Derden."
Den 13den November a. s. zal het 50 jaar
geleden zijn dat de vrijwillige jagers der Leidsche
hoogeschool uittrokken, om zich naar het Holland-
sche leger te begeven, ten gevolge van den opstand
der Belgen. Te dier gelegenheid zal 's middags
te één uur in de Stadszaal een reünie plaats
hebben, waartoe de studentenvereeniging tot vrij
willige oefening in den wapenhandel „Pro Patria"
alle nog in leven zijnde oud-studenten oproept,
die aan den veldtocht deelnamen.
Door het provinciaal kerkbestuur van Noord-
Holland is de heer P. Proost Jzn., theol. doctor
aan de universiteit alhier, na afgelegd examen,
als candidaat tot den Heiligen Dienst toegelaten.
Omtrent de klokkenspelers, die Maandag
avond in de Stadszaal alhier zullen optreden,
ontvingen we een aantal beoordeelingen uit Engel-
sche bladen. Nu deze concertgevers zich echter
ook reeds hier te lande, te Dordrecht en te Rot
terdam, hebben doen hooren, achten wij het beter
op de verslagen der Nederlandsche couranten
af te gaan. In elk dier verslagen dan wordt met
lof van de uitvoeringen gewaagd. Het Rott. Nwbl.
o. a. zegt dat daar gisteren veel viel te bewonderen
kunstvaardigheid, talent, muzikaal gevoel, in één
woord iets zoo geheel nieuws, een samenwerking
van zooveel schoons van verschillend gehalte, van
verschillenden aard, dat men op sommige oogen-
blikken zelf niet recht wist wat men hoorde. „Wie
kent niet het onaangenaam schel geluid van ee. bel;
welnu, hier had men honderd vier en twintig van
die bellen bij elkander, welker geluid, te voorschijn
geroepen door ongeoefende handen, zeker in staat
moest zijn een geheel leger op de vlucht te jagen.
Onder de handen van dit vijftal echter smolten
de tonen ineen tot een zoeten klank, nu eens als
uit de verte tot u komende, dan weer met brnisend
geweld, maar altijd melodieus. Wij althans hebben
nooit liefelijker het jagerskoor uit de „Freischütz"
gehoord; niets liefelijkers ook dan de nabootsing
van een dorpsklokkenspel waarin psalmen en ge
zangen gehoord werden.
Zuiver als glas, maatvast zonder toonbeeld,
wisten deze kunstenaars alles uit hunne klokken
te doen hooren, daar zij den klank tot in het
oneindige doen voortduren of dempen konden op
het zelfde oogeublik.
Soms deed het geluid denken aan een reus
achtige speeldoos, maar voller dan deze, van tijd
tot tijd echter was het niet mogelijk een naam
te vinden voor dien duizendmaal variëerenden k'ank".
De berichten, die omtrent de uitvoerende heeren
als klokkenspelers tot ons zijn gekomen, lijken
dus verre van overdreven te zijn. Het programma
bestaat echter ook uit nommers voor manue izang.
Volgens de N. R. Crt. moet het wel a n het
eerste zijn, dat zij hunne vermaardheid te .(anken
hebben. De Dordr. Crt. acht het gewaagd omtrent
den zang mede een oordeel te velden, daar
deze, hoewel zuiver, niet zeer krachtig wa het
geen misschien voor een deel is toe te schrijven
aan de ongesteldheid van den heer Pitchar 1, den
zelfden, die de grootste klokken bespeelde, waar
voor hem dubbel lof toekomt.
In een lied uit de opera „les Cloches de Corne-
ville" van Planquette worden van de 131 klokken
niet minder dan 75, waaronder die van de grootste
soort, te gelijk bespeeld.
Aan den gemeenteraad van Noordwijk is
door den heer S. A. Klaasen, te Utrecht, met in
trekking van zijne aanvrage voor de lijn Piet-
GijzenbrugNoordwijk-binnenKatwijk, conces
sie gevraagd voor een stoomtram van Noordwijk
aan Zee langs Noordwijk-binnen, Voorhout, War
monderhek en Poelgeest naar Leiden, aansluitende
aan het station aldaar.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het
Werkhuis alhier opgenomen van 4971 volwas
sen personen en van 510 kinderen.
Heden herdacht de heer C. Den Hertog Sr.
den dag, waarop hij vóór 25 jaren benoemd werd
tot lid van den gemeenteraad te Oudshoorn, na
ook sinds 1875 de betrekking van wethouder be
kleed te hebben. Als bewijs van waardeering voor
de vele goede bewezen diensten en ijverige plichts
betrachting werd hem in eene openbare raadsver
gadering op dien dag door den burgemeester
namens de gemeente een zilveren medaille met
toepasselijke inscriptie op voetstuk onder stolp
aangeboden, vergezeld gaande van een uittreksel
uit het besluit van den Raad van den 20sten
Ottober jl., waarin tot de uitreiking besloten was,
gebonden in een rood-marokijnen band met het
opschrift: „Herinnering 1855-1880."
De Pomologische Vereeniging te Boskoop
geeft onder leiding van den heer K. J. W. Otto: