Mijnheer de Redacteur, Mijnheer de Redacteur, Leiden, ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF. pp— deelde de beide leden der firma, den een tot 18 maanden, den ander tot twee en een half jaar gevan genisstraf. Dat het te Parijs en in den omtrek ondanks alle tegenspraak nog lang niet ontbreekt aan dievenbenden, die op ongelooflijk groote schaal zijn ingericht, kan uit het volgende blijken. Om streeks vier uren in den morgen werd de commis saris van politie van Clichy verwittigd dat een bende inbrekers zich door inklimming toegang had weten te verschaffen tot een glasmagazijn bij den pont de Clichy. Op verzoek van dien politie beambte begaf zich een wachtmeester der gen darmerie met twee man onmiddellijk daarheen en kwam nog juist bijtijds genoeg om den secretaris van het commissariaat, die hem met een aantal agenten vóór was, te ondersteunen. Eerst na een verwoeden tegenstand mocht het aan die vereende macht gelukken zich van negen der inbrekers meester te maken, die al heel spoedig oude be kenden bleken te zijn. De beer L., woonachtig te Brussel, had zich naar Neuilly begeven om met een oom aldaar, den heer B., eenige belangrijke zaken te regelen. De concierge deelde hem echter mede dat deze afwezig was en reeds sinds ongeveer een maand Neuilly had verlaten, zonder iemand kennis te geven van zijn vertrek. Nu telegrapheerde de heer L. naar de familiebetrekkingen van zijn oom in Lotharingen, doch ontving ten antwoord dat men hem daar niet had gezien en evenmin antwoord had gekregen op de tot hem gerichte brieven. Op aangifte van den neef werd nu het verblijf van den heer B. geopend. Men vond daar alles in de beste orde, doch op de tafel lag een onge- teekende brief van den volgenden inhoud: „Kom mij hedenavond negen uren bij den pont de Le- vallois spreken over een belangrijke zaak, u betref fende." Het vermoeden ligt voor de hand dat B. in een of anderen hem gespannen strik is gevallen. Omtrent de gevangenschap van overste Synge onder de Grieksche bandieten werd reeds van tijd tot tijd het een en ander verteld; thans meldt de overste in de „Times" het volgende van zijne bevrijding: Toen de verlangde losprijs ont vangen werd, was er groot feest in het gebergte men zette zich in een kring, de geldzakken wer den geopend en elk stuk werd onderzocht of het ook een verraderlijk merk droeg: toen alles echter in orde was, gaf men den overste honderd franken terug, die zij reeds bij zijne gevangenneming van hem geleend hadden, gaven hem volgens een onder hen heerschend gebruik een glas water tot afscheid en hij kon gaan. Wat de roovers vóór alles vrees den was niet de vervolging door de troepen, maar eene ontmoeting met andere roovers, die hen zeker te lijf zouden gegaan zijn als zij wisten dat zij zoo'u rijken buit hadden. Want evenals bij anderen heerscht ook onder de roovers concurrentie en naijver. Een allergrappigst incident had in de vorige week voor het hof van assises te Ilainaut plaats, terwijl dat college zich bezighield met eene zaak van brandstichting. Vrouw Croquet, kroeghoudster, die opgeroepen was als getuige, wegens woorden die door den be schuldigde in haar huis zouden zijn gesproken, werd door den verdediger zóó in het nauw gebracht, dat zij eindelijk toornig uitriep: „Was ik maar zoo wijs geweest om mijn mond te houden, dan had ik hier mijn kostelijken tijd niet met een andermans zaken behoeven te verspillen." „Maar vrouwtje", zeide de rechter ernstig, „wij wijden hier wel al onzen tijd aan het recht." „Jawel", antwoordde de opgewonden vrouw, „maar het is ook de heeren hun broodwinning." (Algemeeue hilariteit onder het talrijke publiek.) Volgens de „Eigaro" zijn Zondag in het geheel 15 personen te Parijs gearresteerd, 5 op het Bastille-plein, 10 op Père-Lachaise tot de gearresteerden, waarvan 7 vreemdelingen, behoort o. a. Levrier, de secretaris van Hubertine Auclert. De man, die de sabel van een politie agent uit de schede trok, was een Duitscher, Grün genaamd; ook hij behoort tot de gearresteerden. De tamboer en derhalve ook de tam boer-majoor bij het Eransche leger zijn afgeschaft de trom jnoet. wijken voor den hoorn, die op grooteren afstand wordt gehoord, terwijl bovendien de hoornist een geweer kan dragen, de tamboer niet. De eigenaar van den geweerwinkel, waar dr. Weimar het pistool kocht, herkende het als dat, waarvan Solowieff zich bediende, en het schijnt dat ook Mirsky het gebruikte. Een politie-agent zeide dat Weimar erkende revolutio nairen bezochtWeimar verklaarde dat het ver gif, dat Solowieff' gebruikte, door hem was ge geven om honden te vergiftigen. Weimar i3 gedurende het geheele verhoor zeer bedaardhij spreekt met geen der andere beschuldigdenhet bleek dat hij reeds in Juni 1877 cyaankalium had gekocht. Een der getuigen zeide dat hij met Weimar in 1878 te Parijs was en dat Weimar daar met nihilisten kennis maakte, maar dit ge schiedde bij toeval. Michailof is evenals Weimar zeer kalm; zijne zuster woont de terechtzitting bij. Saburoff heeft verklaard dat de koffer met revo lutionaire geschriften en valsche passen, dien men bij hem vond, niet zijn eigendom is, maar hem te bewaren werd gegeven. Een „gezegende" familie. TeChar- leston woont zekere William Smoack, die kort geleden in zijn 79ste levensjaar het voorrecht smaakte zijn jongste kind, het dertiende, groot moeder te zien worden. Papa Smoack staat aan hel hoofd van een familieleger van 13 kinderen, 100 kleinkinderen, 391 achterkleinkinderen en 70 achter-achterkleinkinderen. In Madison Garden te Nieuw-York was een bazaar georganiseerd ten behoeve van het Hahnemann-hospitaal. Des avonds werd een schit terend bal gegevende danszaal stortte in met het ongelukkig gevolg dat zestien personen zwaar gewond werden, terwijl de galerij, waar de kunst voorwerpen vereenigd waren, zwaar beschadigd werd. De minister van buitenlandsche zaken der republiek San-Domingo heeft een circulaire gericht tot de kabinetten van Engeland, de Ver- eenigde Staten, Erankrijk, Spanje, Italië, Nederland en Denemarken, waarin hij hunne medewerking inroept voor de oprichting van een monument voor Columbus te San-Domingo. INGEZONDEN. Ik verzoek beleefd voor het volgende een plaatsje in uw blad. Men zegt wel eens: „Hij is er voor in de wieg gelegd", hierdoor willende aantoonen de bekwaam heid van deze of gene in het vak, dat hij beoefent, maar dat één enkele lantaarnopsteker van onze goede stad, als zoodanig in de wieg heeft gelegen, kan ik nooit gelooven, wanneer ik onze lantaarnopstekers, geen uitgezonderd, langs Leidens straten zie marcheeren met de ladder op den schouder. Telken avond erger ik mij over het onhan dig dragen der ladder met de puuten recht vóór zich uit, waardoor het niet te verwonderen zou zijn, wanneer de een of andere kalme of haastige wandelaar (meermalen ben ik zelf geluk kig ontsnapt) onverwachts zijn hoofd daartegen voelde bonzen, ja, misschien de hersens in tweeën gespleten, het oog of de tanden uitgestoken, of minstens een buil in het voorhoofd bekwam. De zaak zelve, het dragen eener ladder, is van geringe beteekenis, ik moet het bekennen, en ik zou geene aanmerking maken, indien de opstekers bij klaarlichten dag langs den weg gingen, maar in dit geval wil ik door middel van uw veelgelezen blad deze reclame ouder de oogeu brengen van hen, die dit door eene kleine les kunnen doen veranderen. Over het ontsteken der lichten (ofschoon vrij laat, doch dit is niet aan hen te wijten) valt niets te zeggendat gaat vlug genoeg, vooral het blus- schen, waarbij dikwijls geen voet op de ladder gezet, maar eenvoudig de kraan door middel van de punt der ladder wordt gesloten maar ik bepaal mij enkel bij het vorenstaande, van welks gegrond heid iedereen zich zal kunnen overtuigen, zelfs zoodra uw blad heden is verschenen. Mijnheer de Redacteur, u dankende voor de plaatsing, heb ik de eer met achting te zijn Uw Dienaar, N. N. Ik ben maar een eenvoudig man, maar toch lezer van het Leidsch Dagblad, en aangezien ik niet precies weet wóór mij te vervoegen, zoo ver zoek ik u beleefd een plaatsje in uw veelgelezen blad, in de hoop dat deze paar regelen onder de oogen der bevoegde autoriteiten mogen komen. Bij de vele verbeteringen welke hier ter stede gemaakt zijn en worden, was het te wenschen in het belang van zeer vele personen, dat er eens een goedgunstig oog viel op den erbarmelijken toe stand der straat in de Janvossensteeg, want bij den avond is die straat niet te passeeren. De vele handkarren, welke daar dagelijks door komen (vooral met cokes van de gasfabriek), ziet men niet zelden den inhoud lossen op de straat, natuurlijk veroorzaakt door den slechten weg. Mocht men echter tot verbetering overgaan, dan zou het geraden zijn die prulletjes van stee- nen te doen vervangen door flinke vierkante keien, die stevig aangestampt moeten worden. U dankzeggende, M. d. R voor de verleende ruimte verblijve ik UEd. dw. Dienaar, Jan. KOLONIËN. BATAVIA, 19 April. Onder dagteekening van 4 dezer wordt door den gouverneur van Atjeh en onderhoorigheden gemeldNadere berichten aangaande den in de bovenlanden van Tenom gepleegden moord op de twee Eransche reizigers zijn sedert niet ontvangen. De controleur Van Swieten, daartoe aangewezen, vertrok den 31sten Maart met den gouvernements- stoomer „Siak" naar de Westkust tot het over brengen van mijn brief aan den Radja van Tenom en Panga Toekoe Iman Moeda. Het vertrek van de twee compagnieën infanterie en de benoodigde artillerie naar genoemd staatje, aanvankelijk door mij op 1 dezer bepaald, heb ik uitgesteld tot na de terugkomst van genoemden ambtenaar, ten einde zelf met het gouvernementsstoomschip „Siak" naar de Westkust te gaan. Komt gemelde ambtenaar niet vóór den 6den dezer terug, dan ga ik toch met de noodige troepenmacht derwaarts. Van de Noord-, Oost- en Westkust zijn geen berichten van eenig gewicht ontvangen. In Groot-Atjeh mag de toestand bevredigend genoemd wordennoch van het aanwezen van maraudeurs noch van diefstallen werd sedert iets vernomen. Uit Patti schrijft men dat zich aldaar een commissie heeft gevormd tot het organiseereu van een feest, bij gelegenheid van het 50-jarig jubileum van den 70-jarigen regent aldaar, den 29sten Mei a. s. Tot dekking van het te geven feest zijn van de Europeeache ingezetenen der residentie Japara bijdragen ontvangen, die een prettige en luisterrijke partij doen te gemoet zien. Wel een bewijs dat de regent de algemeene sympathie geniet. In de laatste maanden hebben de ingezetenen van Riouw, vanwege de droogte der putten en weinige regens, enorm gebrek geleden aan water. De resident der Preanger Regentschappen tele grafeert onder dagteekening van 12 dezer het volgende: Op aanwijzing veearts Voigt vier zieke gouvernemeutsbuffëls afgemaakt, kraal Tjikoendoel binnen de door mij getrokken verboden kriDg, drie anderen vertoonden geen verschijnselen van ziekte. Daarom afgezonderd en buiten dienst ge steld. Voorloopig de dienst der buffels vervangen door heerendienstplichtigen. Blijkens een van den resident ontvangen tele gram, is ter hoofdplaats Benkoelen de veelyphus uitgebroken. Maatregelen ter beteugeling der ziekte zijn genomen. De bevolking der verschillende dessa's in het Solosche heeft, met het oog op de rijstduurte, vreeselijk te kampen om het bestaan en moet zich zelfs overwerken om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. In een particulier suikerveld nabij de dessa Goenongsari, district Poerworedjo, werd kort ge leden een Javaan dood gevonden. Bij onderzoek is gebleken dat hij door drie schelmen om het leven was gebracht; de misdadigers zijn in confessie,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1880 | | pagina 2