ag 27 E 6217. ,t°> rm «31 A". 1880. ...Ia Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering Tan Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Dit Kommer bestaat uit TWEE BLADEN. Eerste Blad. De Gasquaestie. Vib'S^AB LEIDSOH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S maanden.i/ 1.10. Irjico per post..1.40* Afzonderlek* Nommers..-.-vtvttv.—O.0S. Vaa 1—0 regel* Iedere regel meer Grootere letten PRUS DER ADVERTENTIES: IOC. plaatsruimte. 0.17*. KTADS-BERICHTEN. De Bnr ^meester, Hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden, doet te weten dat aan den ontvanger der directe belasting zijn ter band gesteld de op den 24sten dezer maand invorderbaar verklaarde kohieren voor de personeele belasting, over een vol jaar, 3/4 jaar, 1/2 jaar en 1/4 jaar, dienst 1879/80, terwijl ieder verplicht is zijn aanslag op den bjj de wet bepaalden voet te voldoen. De Burgemeester voornoemd, Leiden, DE FREMERY, 26 Mei 1880. Weth., fd. Burgemeester. Meer licht! Die wensch weerklonk eenmaal in de Tw. ede Kamer en sinds dat tijdstip is hij tal- looze malen herhaald. Ook hier ter stede deed tij zich in de laatste maanden vernemen, niet alleen in den overdrachtelijken zin, waarin bij ge woonlijk wordt geuit, maar ook in de werkelijke beteekeuis. Meer licht! zoo riepen de Leidsche gasverbrui- kers jaar en dag: geef ons gas van een voldoend lichtvermogen, zoodat wij niet langer genoodzaakt zijn twee pitten te ontsteken, waar vroeger één voldoende was; geef ons gas, dat genoegzaam licht verspreidt, zonder dat het onze meubelen, onze behangsels en het verfwerk in onze woningen met een laag van zwarten aanslag bedekt, die de meest volhardende pogingen der zindelijkste huis moeders trotseert. Meer licht! verlangden de Leidsche gas verbrui kers, meer licht ook in overdrachtelijken zin, ter oplossing van de vraag, waarom het gas der Leidsche fabriek zoo weinig licht verspreidde want dat zag ieder, ook de niet-gasverbruikende avondwandelaar in onze straten, duidelijk genoeg, ondanks de stellige verzekering der commissie voor de gasfabriek dat de lichtsterkte voldoende was. Onder dien aanhoudenden aandrang had het onderzoek plaats, zooals men weet, door den hoog leeraar Rijke ingesteld, die bij de proeven, aan de Zonneveldsteeg genomen, tot heel andere uit komsten kwam dan die, welke tot dusver aan de gasfabriek waren verkregen. Toonden de laatste een lichtvermogen aan van 16.20, de eerste gaven gemiddeld over de maanden Januari, Februari en Maart, waarin het onderzoek plaats had, slechts 14.21 aan. Met andere woordenhet lichtvermogen bleek veel te gering te zijn. Blijkens het rapport van prof. Rijke is de een heid, waarin deze de door hem verkregen waarden uitdrukte, het licht, dat men verkrijgt van een spermacetiekaars, die 120 Eng. grein per uur ver brandt en waarvan er 6 in het Eng. pond gaan <le daarbij gebezigde brander was een Sugg's Lon don Argand burner n°. 1 met 24 openingen, waarbij 141,6 liter gas per uur verbruikt worden, terwijl eindelijk de photometer door William Sugg werd vervaardigd, geheel overeenkomstig de in Engeland gebruikelijke. Ook wij, die allerminst deskundigen zijn, maar die ons ten taak hebben gesteld onze lezers in be langrijke zaken als deze voor te lichten, ook wij zochten naar meer licht en wij zijn gelukkig ge noeg geweest dat te vinden. De in de naburige residentie regelmatig ingestelde onderzoekingen naar het lichtvermogen van het gas daar ter slede strekten ons daarbij tot leiddraad. Die proeven hadden plaats in het lokaal der hoogere burger school aldaar, op oDgeveer 4000 meter van de nieuwe gasfabriek gelegen, terwijl die, welke door prof. Rijke hier ter stede werden genomen, op slechts ruim 1000 meter afstand van de gasfabriek alhier geschiedden. Nu is het een feit dat ten ge volge van condensatie in de geleidingen en veelal met verlaging van temperatuur daarin de lióhtsterkte in evenredigheid tot den grooteren afstand ook kleiner zal worden; dus moest het onderzoek te 's-Gravenhage op 4000 M. afstand een betrekke lijk ongunstiger uitkomst opleveren dan dat te Leiden op 1000 M. afstand. En wat vinden wij nu? Voor ons ligt het „Verslag aan B. en Ws. van 's-Gravenhage over den toestand en de exploitatie der gasfabrieken in het dienstjaar 1879", en daarin komt voor een staat, aangevende de uitkomsten van het onderzoek naar de lichtsterkte gedurende de twaalf maanden van dat jaar. De gemiddelde lichtsterkte nu was volgens dat overzicht 15.99, dus ongeveer de 16 Eng. standaardkaarsen, welke in het algemeen als een goede maatstaf beschouwd en ook hier ter stede verlangd, maar op verre na niet verkregen worden. Die onderzoekingen werden verricht door den directeur der H. B. S. te 's-Gra venhage, dr. Koppeschaar, en wel eveneens met een Sngg's brander, gewaarmerkt door den Board of Trade, en met Sugg's kaarsen, onder aanwen ding van een verbruik van 141.5 liter gas en 7.775 gram spermacetie 120 Eng. grein) per uur. De grondslag, waarop zoowel hier ter stede door prof. Rijke, als te 's-Gravenhage door dr. Kop peschaar het onderzoek plaats had, was dus vol komen gelijk. Doch keeren wij tot de Leidsche proefnemingen terug. In de gemeenteraadszitting van 80 April 11. werd door den waarnemenden voorzitter, tevens voorzitter der commissie voor de stedelijke gas fabriek, gewezen op een nader rapport van prof. Rijke, dd. 7 April 11., woordelijk aldus luidende „Ik heb de eer ter uwer kennis te brengen, dat ik zelf heden het lichtvermogen van het gas aan de stedelijke gasfabriek bepaald heb. Ik heb be vonden, dat, terwijl dit lichtvermogen bij de Zon neveldsteeg 14.4 kaarsen bedroeg, de photometer aan de fabriek vier kaarsen meer aanwees." Niet zonder opzet schreven wij die woorden letterlijk af. Men versta wel: de photometer aan de fabriek wees 4 kaarsen meer aan, en nu vestigde de voorzitter in meergenoemde raads zitting er de aandacht op, dat „de heer Rijke zich een photometer heeft aangeschaft, dien wij niet gebruiken. En als nu de proeven niet met gelijk soortige werktuigen worden genomen, dan is een juiste vergelijking niet wel mogelijk." Zeer waar; doch wanneer men nu weet dat prof. Rijke gebruik heeft gemaakt van de in Engeland algemeen als standaardwerktuigen geijkte instrumenten en middelen, dezelfde die ook aan de uitstekende inrichting te 's-Gravenhage worden gebezigd; wanneer men daarbij in aanmerking neemt de verklaring van den hoogleeraar dat hij die werktuigen bovendien aan een speciaal onder zoek onderworpen en deugdelijk bevonden heeft dan ligt de gevolgtrekking voor de hand, dat men, bij een zoo groot verschil van uitkomst, wel zal doen de werktuigen der fabriek buiten rekening te laten en die van den hoogleeraar als de meest vertrouwbare aan te nemen. En voor die conclusie hebben wij nog andere gronden: Uit den mond van een zeer bevoegd deskundige op dit gebied want bij ons zoeken naar meer licht bepaalden wij ons niet tot het Haagsche verslag hebben wij vernomen dat op den afstand van 1000 M., waarop hier ter stede het onderzoek plaats had, het verschil ten hoogste '/4 kaars kan bedragen. Vanwaar dan het cijfer van 18.4 voor de fabriek tegen 14.4 voor de Zonneveldsteeg? Er is meer. Ons is bekend een gasfabriek, waar men het is een paar jaar geleden een lichtsterkte verkreeg van 18.8 kaarsen, edoch bij een gasverbruik niet van 141.5 maar van 160 liter, en een vetverbruik niet van 7.775, maar van 6.86 gram per uur. Nu is het zonneklaar, dat, wanneer men de hoeveelheid gas per uur ver groot en de hoeveelheid spermacetie, die er bij de verbranding mee vergeleken moet worden, ver kleint, men een uitkomst kan verkrijgen zoo gun stig als men slechts zal verlangen, doch die vol strekt geen beteekenis heeft, heel eenvoudig om dat de twee maten, waarmee men mat, foutief waren. Bovendien en dit maakt eigenlijk alle ver dere redeneering overbodig de ingezetenen hebben niet het minste belang bij de lichtsterkte, welke aan de fabriek wordt verkregen, maar wel bij die, welke bet gas bezit, dat in hunne huizen, en op hunne straten en pleinen wordt ontstoken. Het lichtvermogen van het laatste nu is en op goede gronden gebleken veel te gering te zijn, het dient gebracht te worden op 16 Eng. standaardkaarsen, verkregen met aanwending van ongeveer 141.5 liter gas en 7.775 spermacetie per uur. Daarenboven dient men in de gelegen heid te zijn om voortdurend het lichtvermogen en het gehalte van het gas in de gemeente te con troleeren, gelijk dat op andere plaatsen geschiedt doch daarover later. Komen wij eerst nogmaals terug op bovenge noemd Haagsch verslag. Het bevat veel belang rijks ook voor onze gemeente, dewijl daarin voor komt een vergelijking, door het toenmalig ge meenteraadslid in de residentie, den heer Rose, tusschen de exploitatie der Leidsche en der Haagsche gasfabrieken gemaakt. De heer Rose vond daartoe aanleiding in een voorstel tot defi nitieve regeling van het inkomen van den direc teur der Haagsche fabrieken, welke regeling hij wilde hebben aangehouden totdat een onderzoek zou zijn ingesteld naar het meer of minder zuivere beheer der fabrieken. Nu is het hoogst curieus want dat is het juiste woord na te gaan welke factoren het Haagsche gemeenteraadslid in rekening brengt ten betooge, dat de exploitatie aldaar veel duurder zou zijn dan die hier ter stede. Tot die gegevens behoort o. a. om te beginnen met het onder werp, dat wij hier hoofdzakelijk behandelen de wederzijdsche lichtsterkte. Wij lezen daarom trent: „De lichtsterkte van Den Haag wordt opgegeven als variëerende tusschen 15.5 en 17 kaarsenvolgens de opgave te Leiden is zij daar lach niet, lezer! van 18.7 tot 20.1 kaarsen, zoodat het maximum van Deu Haag nog beneden het minimum van Leiden is. Met zulke cijfers is het te begrijpen dat het Haagsche raadslid tot de conclusie kwam, dat in de residentie de exploi tatie der gasfabrieken veel te duur was. Geen wonder inderdaad, dat de directeur der Haagsehe fabrieken in zijn beantwoordend rapport aan B. en Ws. verklaarde: „De zoo buitengewoon hooge gasproductie te Leiden, te zamen gaande met een zoo groot lichtvermogen van het gas, is zoo bui tengewoon dat hier aan een of ander abuis zou moeten gedacht worden." De ondervinding heeft geleerd dat de kundige directeur in de residentie maar al te zeer gelijk had met zijn onderstelling; jammer maar, dat op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1880 | | pagina 1