6211. Eoo&tala» 20 A0- *«80.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
'O
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden.AIO.
Franco per post.a 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIE*:
Van 1ft regel*1.06.
Iedere regel meera 0.17}.
Grootere letters naar plaatsruimte.
STADS-3BEEIOHTEN.
De Burgemeester van Leiden brengt ter kennis van belang
hebbenden,- dat dagelijks, de Zondag aitgezonderd, des voormid
dags van 9 —12 uren, de paspoorten voor de miliciens dezer
gemeente, behoorende tot de lichting van den jare 1875 en voor
de Zeemiliciens der lichting van 1876, verkrijgbaar zijn ter Ge
meente-Secretarie, mits men zich in persoon en voorzien van zijn
zakboekje, daartoe aanmeide.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN maken
de ingezetenen opmerkzaam op de bepaling van art. 218 der
Algemeene Politieverordening, vastgesteld den 6den November
1879, welke luidt als volgt:
„Niemand mag aan de straat eenig gebouw oprichten dan na
schriftelijke kennisgeving en overlegging van de plans en bij
nieuwe bouwplannen van de situatie-teekening, aan Burge
meester en Wethouders, wier voorschriften in het belang van de
veiligheid der voorbijgangers of der belendende gebouwen, moeteD
opgevolgd worden. Deze bepaling is ook op het verbouwen,
afbreken of uitbreken van gebouwen toepasselijk."
Tegen de overtreding van deze bepaling wordt bij art. 234
eene geldboete bedreigd van drie tot vijf ex twintig galden en
gevangenisstraf van één tot drie dagen, te zamen of afzonderlijk.
Belanghebbenden worden nitgenoodigd aan deze bepaling bij
voorkomende gelegenheden gevolg te geven.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE FREMERY, Weth., fd. Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 19 Mei 1880.
De Ruhe.
Onder de bepalingen van het Romeinsche recht,
die in de latere wetgevingen niet zijn overgegaan,
behooren er ook eenige, die wij bijna zouden wen-
scheu, dat voor de stad Leiden speeiaal opnieuw
werden ingevoerd. Deze toch strekten om te
beletten, dat het voorkomen eener stad door
ruïnes zou worden ontsierd, en hoe schoon en
poëtisch men de ruïnes aan den Rijn, enz. moge
vinden, stellig is een ieder het met ons eens, dat
de vlakte tusschen Gareumarkt, Steenschuur en
Doezastraat eene ontsiering der stad is, waaraan
geen enkel dichter ooit de stof voor een hoogst
bescheiden vers zelfs zou kunnen ontleenen.
Als het regent een modderpoel, bij droog weder
of een kale vlakte èf versierd met enkele treurige
grashalmpjes schijnt die open ruimte bestemd om
de Leidenaars "en iederen vreemdeling, die onze
stad bezoekt, voortdurend te vermanen toch vooral
voorzichtig te zijn met buskruit, en zich te spie
gelen aan hetgeen in den jare 1807 daar ter plaatse
is voorgevallen. De waarde van dergelijke lessen
in voorzichtigheid en geschiedenis schatten wij
zeer hoog, doch het zij ons vergund de meening
te opperen dat die open ruimte, ook zonder deze
buitengemeeue verdiensten te verliezen, tevens aan
andere doeleinden dienstbaar gemaakt kon worden.
Indien men de kale grashalmpjes verving door
goed onderhouden grasperken met bloemen om
zoomd, indien men daarbij wat hooger opschietend
geboomte plaatste, daartusschen fonteinen water
stralen omhoog liet werpen, indien men het mod
derpad langs het water tot een klinkerweg maakte
en zoo voor de passage geschikt van hèt overige
gedeelte afscheidde, zou .men stellig een prachtig
lustoord in het midden onzer stad hebben ver
kregen en zoo aan de beide reeds genoemde lessen
nog dezen grondregel van levenswijsheid hebben
toegevoegd„dat niets ter wereld zoo verkeerd
is, of het heeft nog zijne goede zijde." De ramp
van 1807 zon Leiden dan in het centrum der
stad een bekoorlijk plekje natuur hebben bezorgd,
dat iedere groote stad haar zal benijden. Mocht
men er dan toe komen de Ruïne met een fraai
hek af te sluiten het zou zelfs iets fraaier
mogen zijn dan dat wat thans de rijksgebouwen
aan de andere zijde van het water tegen indrin
gers moet beschermen dan was men in het
f bezit van een speelplaats voor kiuderen minder
afgelegen eu daar het hek den weg moest buiten
sluiten, wegens de afwezigheid van water, ook
minder gevaarlijk dan de Plantage.
Wij kunnen ons zelfs het geval denken, dat
men in het midden van dien schoonen tuin een
muziektempel heeft gebouwd en daar eenige malen
per week door het muziekcorps der stedelijke schut
terij uitvoeringen worden gegeven, dat er kiosken,
zijn, waarin de melkinrichting haar zoo voedzame
waar aan de kinderen verkoopt, of waarin couranten
en tramwaykaartjes den ouderen worden te koop
geboden op den achtergrond denken wy ons
een sierlijk gebouw, luchtig en frisch, bescherming
aanbiedende tegen regen zoo die plotseling mocht
komen en tevens een prachtige gelegenheid tot
het houden van tentoonstellingen of andere ver
makelijkheden, waarvoor de Stadspaal minder ge
schikt is.
Zoo wij ons dit alles kunnen denken, eischen
wij daarom toch nog geen de minste bewondering
voor onze fantaisie, want juist zooals wij het
beschreven, zal de Ruïne er dezen zomer uitzien. De
eenige fantaisie, die wij hadden, was dat wij ons
verbeeldden, dat die toestand b 1 ij v e n d zou zijn.
En eigenlijk is er geen de minste reden, waarom
dit niet het geval zou wezen, waarom den volgen
den zomer alles weder in een woestenij zal moeten
terugzinken, om eerst na vijf jaar tot een tijdelijk
schooner bestaan te worden teruggeroepen. De
meening, die in 1875 nog heerschte, dat de Ruïne
spoedig in een tempel van Minerva zou herschapen
zijn, is nu reeds lang opgegeven. De nieuwe
academie is tot de vrome wenschen gaan behooren,
waarvan wij, noch onze kinderen, waarschijnlijk de
vervulling zullen beleven. Mocht evenwel toch ten
slotte de academie daar verrijzen, dan heeft men
den grond nog niet door gebouwen in beslag ge
nomen en zal de aanleg, voor een gedeelte althans,
rondom het gebouw kunnen blijven bestaan.
Reeds nu, voor alles voltooid is, vestigen wij
hierop de aandacht, omdat het ons toescheen, dat
het studentencorps de geheele aanleg wel „en bloc"
tegen een behoorlijke vergoeding aan de gemeente
zou willen overdoen, maar het dan wenschelijk
was sommige inrichtingen, die nu voor een week
worden gebouwd, van den aanvang af zóó te maken
dat zij kunnen bestaan blijven, of die slechts
gehuurd zijn, als bijv. de gaspijpen, niet eerst weer
te laten opbreken. Mochten hieraan ook eenige op
offeringen van geldelijken aard verbonden zijn;
door het gebouw te verhuren, bijv. bij de aan
staande landbouwtentoonstelling, volgende studen
tenfeesten, enz. zou men toch altijd stellig eene aar
dige rente kunnen maken of subsidies uitsparen,
door in plaats van deze gratis een feestgebouw te
leveren. Indien nu nog de kiosken en het buffet
verpacht werden, zou deze rente vrijwel in staat zijn
de uitgaven te dekken.
Doch nog meer dan als financiëele speculatie
is het aan te bevelen als een trftftemend middel
om het schoonheidsgevoel, de lsgescliheid en smaak
aller burgers te vergrooten. Wat iemand dagelijks
ziet, werkt onwillekeurig op hem' in, en in plaats
van een wanordelijk, verwaarloosd stuk land, dat
wel tot woestheid moet stemmen, zal dan een
keurig plantsoen, schoone muziek en alles wat den
mensch veredelt, dien dagelijkschen invloed uit
oefenen. De Ruïne zal dan niet meer als thans
een ontsiering van Leiden zijn, maar een harer
grootste sieraden. Opdat dit geschiede ia spoedig
handelen gewenscht, eene zoo schoone gelegen
heid komt niet vlug weder terug.
LEIDEN, 19 Mei.
Maandag 31 dezer, 's morgens te 9 uren, zal
aan de Kweekschool voor Zeevaart alhier eene
keuring plaats hebben van jongens tusschen de
14'/2 en 16 jaar, die eene verbintenis in 's rijks
zeedienst wenschen aan te gaan. Onbevaren personen
boven de 16 jaar worden voorloopig niet meer
aangenomen.
Gedurende de eerste helft der maand April
zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de
volgende brieven, welke wegens onbekendheid der
geadresseerden niet besteld konden worden:
D. Roos, G. H. Wahlbrinck drie stuks, De
Boer, Dirk Van Dam, Amsterdam; J. Erank,
Benthuizen; J. E. Van Bijievelt, 's-Gravenhage
J. Boerre, Gouwsluis; wed. Kamphuis, Kampen;
wed. Blanke, M. Jenkens, Tomberch, Leiden
Willem Kunst, Nieuw-Compagnie; A. Van der
Valk, H. P. Bouman, Rotterdam; Marie, Rijp-
Wetering; H. M. M. Rappard, H. Bote.'mans, H.
M. M. Rappard, Utrecht; Bredet, Zeeland; N.
v. d. Hoeven, Zoeterwoude. BriefkaartenA. Sin-
claer De Rochemont, Taskts, Amsterdam.
Het roodvonk, dat sedert een paar weken te
Oude-Wetering is uitgebroken, heeft zich tot nog
toe slechts bij enkele gevallen bepaald en schijnt
van een goedaardig karakter te zijn, daar al de
aangetasten aanvankelijk herstellende zijn.
Ds. G. J. Barger aldaar heeft een beroep ont
vangen naar de Herv. gemeente te Maassluis.
Bij de gisteren gehouden stemming voor
dijkgraaf en een heemraad voor de vereenigde
polders onder Boskoop Zijn als zoodanig herkozen
de heeren I. Van Hoff en E. De Jong.
Naar men verneemt, is de heer G. L. Verne'e,
commissaris van politie te Scheveningen, benoemd
tot districts-commissaris in Suriname. Men zegt
dat de heer Vernée in zijne betrekking te Sche
veningen vervangen zal worden door den heer J.
C. Steenbergen, commissaris van politie aan de
5de sectie te Amsterdam.
De prins van Oranje heeft aan de vereeni-
ging tot wering van schoolverzuim te 's-Hage een
stoffelijk bewijs van zijne belangstelling in het
streven dier vereeniging doen toekomen.
De gewone Woensdag-muziekuitvoeringen
in de tent in het Haagsche Bosch beginnen he
denavond.
Aan de officieren, adelborsten en scheeps
klerken der Nederlandsche zeemacht heeft eene
commissie van zee-officieren eene circulaire ge
zonden, waarin zij voorstelt op het graf van luit.
L. R. Koolemans Beynen te Macassar een ge
denksteen te plaatsen. Op dien steen wenschen
de officieren door een opschrift „een blijk te geven
van de hulde zijner wapenbroeders, als dankbare
erkenning zijner verdiensteii en van wat hij ter
eere onzer marine heeft verricht." Om de deel
neming zoo algemeen mogelijk te maken, wordt
in overweging gegeven om de bijdrage per hoofd
één gulden niet te boven te doen gaan. De lijst
zal enkel ter inteekening worden aangeboden aan
de zee-officieren, de officieren van de mariniers,
van gezondheid, van administratie, aan de officieren-
machinist, aan de adelborsten en scheepsklerken.
Deze circulaire is geteekend door den vice-admiraal
De Haes, door den kapt. ter zee J. B. A. De
Josselin De Jong, den inspecteur van hét loods
wezen kolonel P. Roodzant, den kapt.-luitenant ter
zee W. Steffens, commandant van de „Wassenaer",
en den luitenant ter zee 1ste klasse A. De Bruyne.'
De hoofdonderwijzer der bijzondere school
te Nieuw-Vennep is benoemd tot hulponderwijzer