Maandag 26 April.
N'. 6192.
A". 1880.
Dom Courant wordt dagelijks, met uitrondoring
Tan Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Bit nommer bestaat uit DRIE BLADEN.
Eerste Blad.
Zij die zich met 1 Mei a. s. op het
Leidsch Dagblad abonneeren, ontvangen de tot
dien datum verschijnende nommers gratis.
Van het kwartaal MaartMei wordt dan
alleen de laatste maand tegen 37 cents in reke
ning gebracht.
Een halve maatregel.
LEIDSCI
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Toot Leiden per 8 mteademL10.
Franco per posta 1.40.
Afzonderlijke Hommersa OAS.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Ta 1-4 rsfrf»LOS.
a 0.174.
Ieders repel
Grooture letters satr pbsundmts.
STADS-BERICHTEN.
De BURGEMEESTER der gemeente LEIDEN;
Gezien de circulaire van den 9den April 1880, A. N°. 805
(2de Afdeeling), houdende voorschriften betreffende mond- en
klauwzeer onder het vee-,
Brengt ter algemeene kennis:
dat bij Koninklijk bealoit van 14 Maart 1880 (Staatsblad N°.
31), met intrekking van dat dd. 30 October 1872 (Staatsblad N°.
105), nader wordt bepaald welke ziekten van het vee voor besmet
telijk worden gehouden en welke der in de wet van 20 Juli 1870
(Staatsblad N'. 131) genoemde maatregelen bij het heerschen of
bij het dreigen van elke dier ziekten moeten worden toegepast.
In dat besluit is, behalve wijziging van enkele pnnten van het
ingetrokken besluit, onder de besmettelijke ziekten van het vee
ook genoemd het mond- en klauwzeer (besmettelijke klauwuitslag
van den mond en de klauwan) bij herkauwende dieren en varkens,
terwyl het kwaadaardig klauwzeer bij schapen, het zoogenaamd
rotkrenpel, niet wordt genoemd.
Van het voorkomen van mond- en klauwzeer moet derhalve
in het vervolg door de houders of hoeders van vee onmiddellijk
aangifte worden gedaan aan den Burgemeester der Gemeente waar
het vee zich bevindt en tevens moet het aangetaste vee van het
overige onmiddellijk worden afgezonderd, waarna het onderzoek
plaats heeft, bedoeld in art. 16 der wet van 20 Juli 1870
(Staatsblad N». 131).
Van gevallen van zoogenaamd rotkrenpel bij schapen behoeft
niet langer aangifte te worden gedaan. Daar echter schapen, even
als rundvee, bokken en geiten, tot de herkauwende dieren behoo-
ren, zijn op deze dieren de bepalingen betreffende het mond- en
klauwzeer (in het aangehaald besluit nader omschreven als be
smettelijke blaarnitslag van den mond en de klauwen) wel toepas
selijk. Verzuim van aangifte of afzondering zou tot strafvervol
ging van den overtreder leiden.
En geschiedt hiervan afkondiging opdat niemand hij overtreding
het voorwendsel van onwetendheid kunne aanwenden.
De Burgemeester voornoemd,
Leiden, DE FREMERY,
22 April 1880. Weth. lo. Burgemeester.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien het adres van WILLEM VAN RIJN, melkver-
kooper, wonende alhier, houdende verzoek om in het pak
huis aan de Doelenachtergraciit N6. 5 varkens ie mogen
houden en mesten.
Gelet op art. 152 der Algemeene Politieverordening van
6 November 1879,
Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en be
woners van de naast bijgelegen en belendende panden, ten
opzichte der informatiën de commodo et incommodo, door
Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op
het Raadhuis dezer gemeente, op Donderdag den 29steri April
aanst., 's voormiddags te elf urenzullende de belangheb
benden verplicht zijn hunne bezwaren tegen dat verzoek
op dien tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daar
van, zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging
niet te hebben verzet.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE FREMERY, Weth. lo. Burgemeester.
E. KIST, Secretaris
Leiden, 24 April 1880.
In een onzer vorige nommers gaven vrij een
uittreksel uit het verslag over 1879 der Spaarbank,
opgericht door het dep. Leiden der Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen. De daarin vervatte
cijfers spreken sterk van den vooruitgang dezer
zoo nuttige instelling, meenden wij met recht aan
het slot van die opgave te mogen neerschrijven,
en wij duchten geen tegenspraak, wanneer wij
er bijvoegen dat zeker niemand iets zou willen
afdingen op de degelijkheid en soliditeit dier in
richting of in het algemeen op die der 265 overige
spaarbanken in de ruim 1100 gemeenten van
ons land, aangenomen dat dit cijfer juist is, wat
door een van de leden der Tweede Kamer bij het
debat over de postspaarbank werd betwijfeld.
Een minder aangenamen indruk maakte het dan
ook op menig belangstellende in den lande, als
argument voor het wenschelijke van de invoering
der postspaarbank in dat vertegenwoordigend
lichaam te hooren aanvoeren de meerdere zeker
heid, die een postspaarbank den inbrengers zal
verschaffen, 'tls waar, zoo werd er veizachtend
bijgevoegd, onze particuliere spaarbanken hebben
een goeden naam, doch er is ook wel eens een
tijd geweest dat ze dien niet haddenin 't kort,
de spaarpenningen zijn bij den staat toch altoos
het veiligst.
Ook ons lachte steeds het denkbeeld toe dat
er een postspaarbank zou worden ingevoerd, doch
zeker niet om de meerdere zekerheid, die zij zou
opleveren in vergelijking van de particuliere spaar-
inrichtingenwat hare soliditeit voor het tegen
woordige betreft, konden wij het naar onze meening
met de laatste voorshands nog vrij wel stellen,
en wat hare soliditeit in de toekomst aangaat,
wij behoeven ons daar, dunkt ons, voorloopig nog
niet om te bekommeren maar bovendien, verbeeld
u de roeping van een staat, die meent te moeten
optreden naast particuliere instellingen, welke uit
stekend werken, alleen omdat zij mettertijd wel
eens wat te wenschcn zouden kunnen overlatèn.
Ook wij waren ingenomen met de invoering
eener postspaarbank, doch zeker niet om den hoo-
gen interest, dien zij den werkman van zijne spaar
penningen zou verzekerenbij de particuliere
spaarbanken toch maakt men in den regel vrij wat
hooger rente, en nu moge bet waar zijn dat de
hoegrootheid van den interest hier niet de hoofd
zaak is, daar staat tegenover, dat ook de werkman
op solide wijze liever hoogen dan lagen interest
van zijn geld trekt.
Evenmin waren wij met de postspaarbanken
ingenomen om den korten termijn, binnen welken
zij opgevraagde gelden zou terugbetalenimmers
terwijl zij daartoe eerst na verloop van veertien
dagen overgaat, geven de particuliere banken daar
toe eens of tweemaal per week gelegenheid.
En toch zagen wij met genoegen de invoering
der postspaarbank te gemoet, en waarom Heel
eenvoudig omdat, zoo dachten wij in onze onnoo-
zelheid, daardoor in al die kleine plattelandsge
meenten, waar geen particuliere spaarbank bestaat,
door middel van het hulpkantoor der posterijen
de tot dusver ontbrekende gelegenheid tot sparen
zou worden geopend. D&ar dus zou de postspaar
bank met recht in een „lang gevoelde" behoefte
voorzien.
Misgerekend! Art. 5, zooals het thans door de
Tweede Kamer is aangenomen, bepaalt dat de
gelegenheid tot inbreng zal worden gegeven„op
al de postkantoren, alsmede op de hulpkantoren
der posterijen, die daartoe door den minister wor
den aangewezen".
Het was dan ook erg dom van onsimmers het
stond zoo duidelijk in art. 5 van het ontwerp te
lezen, dat dit de bedoeling was. Nu, zoo heel
duidelijk juist niet; dat artikel was voor twee
lezingen vatbaar; had er gestaan: „die hulpkan
toren, die daartoe door den minister worden aan
gewezen", ja, dan had men dadelijk begrepen dat
het alleen sommige hulpkantoren gold; thans
kon men er uit opmaken: „al de hulpkantoren,
en daartoe zal de minister ze aanwijzen, nader
aanduiden".
Zooveel is zeker, dat wij met onze verkeerde
opvatting niet alleen staaneen der kamerleden
toch verklaarde dat hij tegen het onlwerp zou
hebben gestemd, als hij gemeend had dat meer
de postkantoren dan de hulpkantoren bedoeld wa
ren; een ander betuigde zijne verbazing over de
bezwaren tegen de spoedige algemeene invoering,
daar men thans een geheel andere voorstelling
kreeg van den arbeid, aan de zaak verbonden,
dan in de memorie van antwoord der regeering.
En dat in de eerste jaren nog tal van hulp
kantoren voor den inbreng zullen gesloten blijven
kan ten overvloede blijken uit het feit dat ver
worpen werd een amendement, strekkende om een
termijn van vier jaren te stellen voor de invoe
ring der postspaarbank op alle hulpkantoren.
Wij krijgen dus, behoudens aanneming door de
Eerste Kamer en bekrachtiging door den Koning,
de postspaarbank op alle postkantoren, dus in
grootere gemeenten, waar gewoonlijk particuliere
spaarinstellingen bestaan en waar de rijksinrichting
dus best kan worden gemist, doch niet op alle
hulpkantoren, dus niet in tal van kleine platte
landsgemeenten, die aan een postspaarbank juist
de meeste behoefte hebben, omdat zij zich niet
verheugen in het bezit van een particuliere spaarbank.
Zoo iets noemt men wel eens een balven
maatregel.
LEIDEN, 24 April.
Heden is te Groningen geopend de ten
toonstelling van tuinbouwvoortbrengselen, welke
aldaar tot en met den 29sten dezer vanwege de
Nederlandsche Maatschappij voor tuinbouw en
plantkunde wordt gehouden. Te dezer gelegen
heid is de ruime Vischmarkt met het daaraan
liggende Beursgebouw, eene oppervlakte van meer
dan een bunder beslaande, voor het grootste deel
in een bloemtuin herschapen, terwijl de gewassen,
die niet aan de gure nachtlucht mogen worden
blootgesteld, in de Beurs worden uitgestald. Be
halve een aantal schepen, kwamen er niet minder
dan zestien waggons uit Gelderland en Holland
met inzendingen aan.
Van de Leidsche inzenders zijn bekroond voor
bonte Phormiums, de heer Beekman, tuinbaas van
den heer Cock, zilveren medaillevoor Calceolaria's,
dezelfde, eveneens zilveren med.; voor Evonymns,
de firma Von Siebold (de heer Mater), bronzen
med.voor Primula veris, dezelfde, zilveren med.
voor Convallaria, de heer Speet, zilv. med., en de
heer Boekee, bronzen med.; voor Osmanthus, de
firma Von Siebold, bronzen med.voor aardbeien,
de heer Beekman, verguld zilveren med.; voor
bloemkool, de heer Springer, zilveren med.voor
wortelen, dezelfde, bronzen med.voor kropsalade,
dezelfde, bronzen med.voor overwinterde groen
ten, de heer J. De Groot, zilveren med.; voor
Coleus, de heer Heenk, zilveren medaille.
Van de dertien candidaten voor de vrou
welijke handwerken werden er gisteren twaalf toe
gelaten, waaronder mej. N. Eggink alhier, voor
nut en smaak.
In het gebouw der Haagsche Teeken-academie
had gistermiddag de plechtige uitreiking van
prijzen aan de leerlingen plaats. De zaal en de
estrade, waarop de raad van bestuur gezeten was,
waren fraai met vlaggen eu groen versierd. Zeer
vele belangstellenden, vele ouders der jongelui en
enkele autoriteiten, zooals de referendaris jhr. De
Stuers, de oud-minister van justitie Smidt en
anderen, woonden de plechtigheid bij, die door
de uitvoering van eenige keurige zangstukken,