IY°. 617(5. Woensdag 7 April. A0. 1880. Deie Courant wordt dagelijks, met uitzondering ▼an Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Abonnementen worden dagelijks aangenomen, LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANTi Voor Leiden per 3 maandenf l.lo. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommeri0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES: Vaa I6 r*f*b Iedere regel meer Grootere letten neer pbeUrninte. 1.06. 0.174. Gemengd Nienws. Te Frauenfeld, in Zwitserland, zijn twee mannen in hechtenis genomen, die vijfmaal personen op den openbaren weg aangevallen en van hun geld beroofd hadden. De eerste vier aanvallen hadden des avonds tusschen zes en elf uren op verschillende dagen en wegen plaats ge vonden, maar de vijfde geschiedde des voormid dags te elf uren op den weg bij Siegenhausen (district Kreuzlingen). De roovers hielden daar een paardenkooper aan en namen hem zijn geld, 1070 frankeD, af, nadat zij hem dreigden met een revolver, die echter niet afging. Toen de koopman weerstand trachtte te bieden, brachten zij hem met knuppelslagen elf wonden aan het hoofd toe. Een uur later werden zij gevat. Zij hebben hunne misdaden bekend. Op een berenjacht, die lord Dnfferin dezer dagen in de nabijheid van St.-Petersburg hield, geraakte lady Duflerin in ernstig levens gevaar. De beer waarop jacht gemaakt werd, kwam plotseling uit zijn leger te voorschijn en scheen zich op de echtgenoote van den Engelschen ge zant te willen werpen. Reeds was het woedende dier in hare onmiddellijke nabijheid, toen een schot weerklonk en de beer zieltogend neerviel. Een goed gemikt schot uit het geweer van een der jagers, den derden secretaris van het gezant schap, lord Hamilton, had het leven der dame gered. „Professor" Kansen. Prof. Hansen is te Oderzee, de geboorteplaats van den dichter Andersen, in het jaar 1833 geboren. Op vijftienjarigen leeftijd kwam hij in de leer bij een koopman te Vierstede. In 1858 ging hij naar Austra lië, waar hij zich gedurende vijf jaren met handels ondernemingen bezighield, die echter geregeld mislukten. Nu begaf hij zich op het gebied van dierlijk-mag- netisme, waartoe hij meende bijzonderen aanleg te bezitten. Zijne eerste lezing over dit onderwerp hield Hansen in Australië zelf dan ging hij naar het eiland Mauritius en stichtte daar eene school voor „mes merisme." Vervolgens bezocht hij de Kaap, en verliet in Augustus 1863 Afrika. In Europa teruggekeerd, trad hij het eerst in Denemarken, Zweden en Noor wegen als magnetiseur op. De zaak bleek echter minder winstgevend te zijn dan hij zich had voor gesteld, om wellfe reden hij tot zijne vroegere loop- bsftin terugkeerde, en eindelijk in 1860 in Engeland hij eene tramway-maatschappij geplaatst werd. Een soortelijken werkkring had hij te Parijs in 1875; maar weldra keerde hij naar Londen terug om weder magnetiseur te worden. In 1879 kwam hij vervolgens in Nederland. Daar hij in ons land echter, zooals be kend is, al zeer weinig succes ondervond, ging hij naar Duitschland. In verscheidene steden maakte hij volkomen fiasco; maar te Leipzig gelukte het hem, onder de bescherming van den hekenden astronoom spiritist prof. Zöllner, verscheidene proeven met goed gevolg te doen. Vervolgens werd Zuid-Duitschland, vooral München het tooneel zijner werkzaamheden, terwijl hij ten laatste in Weenen optrad, waar hij ook op het oogen- blik vertoeft. Zooals men weet, heeft hij daar een aanklacht wegens hoon en laster ingediend tegen ver scheidene personen. We ontleenen aan dit merkwaardige rechtsgeding de volgende bijzonderheden. Een zijner aanklachten is gericht tegen Heinrich Fischer, assistent aan het scheikundig laboratorium aldaar. Zij luidt ongeveer aldus: „Toen ik op 3 Februari 11. een aanvang maakte met mijne experimenten op het gebied van het dierlijk magnetisme, wenschte ook H. Fischer daaraan deel te nemen. Nadat ik de eerste gebruikelijke proef met betrekking tot de al dan niet geschiktheid der media had verricht, verzocht ik 0. a. genoemden heer op het tooneel te blijven daar ik de overtuiging haddat hij ontvankelijk was voor het magnetisme. In het ver volg bleek echter het tegendeel waar te zijn, nl. dat hij geene „Eignung" bezat; hij was niet ontvankelijk voor het dierlijk magnetisme van mijn persoon. (Luidruchtige hilariteit onder het talrijke en zeer ge distingeerde publiek). Toen de proef mislukt was, noemde de heer Fischer mij, in tegenwoordigheid van duizenden personen, een „gemeenen zwendelaar." Hoewel ik als publiek persoon mij zooveel mogelijk van licht geraaktheid onthoud, voelde ik mij toen verplicht deze aanklacht in te dienen, minder ter wille van mijn per soon, dan in het belang mijner zaak, waaraan eene groote wetenschappelijke heteekenis niet te ontzeggen valt. („Schallende" hilariteit. De rechter gebiedt stilte.) Hoewel het eigenlijk de plicht van de tegenpartij zou zijn, het bewijs der waarheid te geven, wil ik toch den last van een tegenbewijs op mij nemen. Karl Hansen." Het nu volgende verhoor van den aangeklaagde is alleszins karakteristiek met het oog op de wijze, waarop „professor" Hansen de media voor zijne magnetische doeleinden prepareert. De heer Hansen neemt hen, die zich tot uitvoering van zijne „wetenschappelijke" proeven aan hem toe vertrouwen, met zooveel ijver voor de goede zaak onder handen, dat het geen wonder is dat zij door hallucinaties worden aangegrepen, en (zooals de „Tri bune", die wij hier navolgen, zich uitdrukt) „vorlauter ach und weh, die liehen Engelein im Himmel singen hüren." De heer Fischer voert tot zijne verdediging het vol gende aan „Ik gevoel mij niet schuldig, hoewel ik den heer Hansen een zwendelaar heb genoemd. Tot bewijs er van dat de toeren van den heer H. op misleiding, opzettelijke misleiding van het publiek zijn berekend, geef ik deze vier punten op, waarvan ik het bewijs op mij neem: 1°. Heeft de heer H. geene „Fernwirkung" op zijne media uitgeoefend, maar physiek geweld voor zoodanig uitgegeven. 2°. Heeft de heer H. als geslaagde proef voorgesteld eene vrijwillig geschiede handelingwaarbij de betrok ken personen deels „einverstanden," deels niet „ein- verstanden" waren. 3°. Hebben enkele media den „Hautkrampf" ge simuleerd; hetgeen de heer H. op een hem niet con- venieerend oogenhlik bemerkte. Hij ware nu verplicht geweest de proeven met die simulanten onmiddellijk te doen ophouden. 4°. Zal ik bewijzen dat de heer H., met sommige media „einverstanden" is. Op de vraag van den rechter, welk doel hem op den avond i. c. er toe geleid had op het tooneel te verschijnen, antwoordt de heer Fischer, 0. a.: „Het is inderdaad waar, dat ik het tooneel betrad met de over tuiging, dat men mij misleidde. H. plaatste nu op mijn schoot eene lens, op wier voorkant zich glas of bergkristal bevond, met den last er onafgebroken in te kijken. Daar ik de zaak ernstig opvatte, deed ik dit zeer oplettend. Na 10 min. kwam de heer II. bij mij, om te onderzoeken of ik geschikt was voor zijne doeleinden. Eerst drukte hij langzaam, dan met steeds aangroeiende kracht, mijn hals tegen het borstbeen, zoodat door den druk het bloed in mijn hoofd werd „gestaut". Dan drukte hij zijn wijs- en middelvinger in de traankliertjes, en perste er zeer sterk tegenvervolgens drukte hij met zijn duim in mijne speekselklieren, zoodat mijn mond met speeksel gevuld werd en er ten gevolge van den krampachtigen toestand van de kaakspier een gevoel ontstond, gelijk men hij het bijten in een zuren appel ondervindt. Dit alles deed hij in conversatie met mij het publiek zag en wist er niets van. Plotseling zeide hij „wach", wuifde met zijn hand voor mijne oogen en zeide dat ik geschikt was. Een ander had juist voor mij, hevig verontwaardigd, het tooneel verlaten met de woorden„Mijnheer, druk niet zoo op mijn hoofddat hebt gij bij de eerste proef niet gedaan." Nu kwam de heer H. weder hij mij. Hij streek over mijne oogen en dan gesticuleerde hij er opnieuw met zijne twee vingers aan. Ik moest nu scheel kijken, maar hield hiermede weldra op, omdat ik wist dat er eene verlamming van de oogzenuw door kan ont staan. Ik deed dit zoo, dat ik met het eene oog het oor van den professor fixeerde, en zoo niet behoefde scheel te kijken. Nu drukte de heer H. zijn duim zeer sterk in mijne okselholte, en trok mij met de andere hand op. Ik moet bekennen, dat hij daarbij eene buitengewone spierkracht vertoonde, zooals die anders slechts hij gymnasten voorkomt. Zoo trok hij mij naar het midden van de zaal, steeds eene sterke drukking in de oksel holte uitoefenende. Dan hield hij langzaam op met drukkendaardoor ontstaat die „taumelnde Gang", welke door het publiek als gevolg van het magnetisme wordt beschouwd. Nu keerde zich de heer H. met een zeer vriendelijk gelaat naar het publiek en zeide dat de proef ge lukt was." Daarover verontwaardigd, maakte de heer Fischer eene hierop betrekking hebbende opmerking, waarop een antwoord van den „professor" volgde, enz. tot dat eindelijk de heer Fischer door zijne verontwaar diging zich tot de uitdrukking „zwendelaar" liet mee- Sleepen. Vermakelijk was het verhoor van Hansen. Hij hield 0. a. een vrij lange speech over het hypnotisme, en zijne „geheimzinnige en geheel imponderabele kracht" etc. Het verhoor van de getuigen brengt daarentegen interessante bijzonderheden aan het licht over de wijze, waarop de heer H. met de kaak- en neusbeen deren, en de speekselklieren van zijne beklagenswaar dige media omgaat. Zeer belangrijk zijn de mededeelingen der beide „Gerichtsarzte" dr. Ruben en dr. v. Ferroni. De eer ste wijst op Mondsley, Haidenhain en andere hoog leeraren, die voorstanders zijn van het „Hansenisme". De andere is een verklaard tegenstander daarvan en noemt het schadelijk en „schwindelhaft". Deze opvat ting blijkt ook ten duidelijkste uit hunne beoordee lingen der zaak. Echter geeft ook dr. Ruben toe dat door voortdurende drukking een zoodanige toestand kan ontstaan en dat het dientengevolge zeer waar schijnlijk is dat de heer Hansen ten opzichte van zijne geheimzinnige kracht aan zelfbedrog onderhevig is. Hij verklaart dat verder op wetenschappelijke gron den, terwijl op het aanbod van Hansen, in tegen woordigheid der rechtbank zijne proeven te herhalen, dr. v. Ferroni verklaarde dat in de gerechtszaal een dergelijk experiment niet aan te raden was, omdat de lucht er te slecht is, en het daardoor voor het res pectieve medium wel eens onaangename gevolgen zou kunnen hebben. De zitting werd verdaagd, 0. a. om den rechter gelegenheid te geven, het oordeel der medische facul teit te raadplegen. [Zooals in dit blad reeds gemeld werd, zijn Hansen's voorstellingen door de Weener politie verboden ge worden. Verleden Woensdag heeft hij te Keulen eene voor stelling gegeven in het Thalia-theater en was hij zoo onvoorzichtig om den toeschouwers, toen er eenig gelach ontstond, uit te dagen om hem zijne proef nemingen na te doen. „Dat laten wij Keulenaars ons niet zeggen; wij zullen het ook doen; de bedrieger moet ontmaskerd worden!" deze en dergelijke uitroepen werden door velen geuit, die opvlogen en het tooneel beklommen. De heer Hansen achtte het geraden zich uit de voeten te maken toen hij dat zag, en bespeurde dat bovendien honderden zijne tegenstanders begonnen te volgen. Tevergeefs trachtte de directeur van het theater de orde te herstellen, hij moest het scherm laten vallen en het gas uit draaien toen eerst verlieten de toeschouwers lachende en tierende de zaal.]

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1880 | | pagina 1