Woensdag 124 December. N°. 6091. A0. 1879. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden.1.10. Franco per postR 1.40. Afzonderlijke Nommersr.v. n 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PEIJS DEE ADVERTENTIES: Van 1—6 regels.v.»*» ;v»vyn1.05. Iedere regel meer..ntirinmt.' 0.17$. Grootere letters naar plaatsrnimte. "V. Uithoofde van het Kerstfeest zal deze Courant Donderdag en Trydag niet wor den ritgegeven. L.EI1ÏEN, 'A3 December. Bij de firma P. Engels Zn. alhier is heden middag de verwachte brochure van Z. K. H. Alexander prins der Nederlanden verschenen, onder den titel„Een vermoedelijk slotwoord." Ze is gedateerd: VGravenhage, December 1879. Het eerste gedeelte is hoofdzakelijk gewijd aan de beantwoording van het Wageningsch Weekblad, dat, tot zijn groot leedwezen, eenige volzinnen uit den brief aan den redacteur van het Nieuws blad „Zozobra" heeft aangehaald, waarin de Prins de hoop uitsprak, dat de beginselen der Grond wet van 1848 nimmer zullen verloren gaan. In dien het blad uit deze raadselachtige woorden de wetenschap zou willen putten, dat de Prins een bepaald en beslist tegenstander van grondwets herziening zou zijn, zoo komt het hem voor dat voor zoodanig beweren geene genoegzame gronden aanwezig zijn. De Prins maakt een groot onderscheid tusschen beginselen en bepalingen. Hij loemt het een be ginsel, wanneer de Grondwet zegt dat de Staten- Generaal het Nederlandsche volk vertegenwoordigen. De daarmede samenhangende grondwettige voor schriften worden door hem beschouwd als te zijn de bepalingen, waarin het zooeven aangehaalde beginsel Dader is uitgewerkt. De tijd zou daarom wellicht kunnen aanbreken dat, om ?an het reeds voormelde grondwettig beginsel eeDe betere toepas sing te verzekeren, men het raadzaam zoude kunnen achten, het hier te lande in werkiDg zijnde kiesrecht uit te breiden en eenige der thans bestaande grond wettige bepalingen te veranderen. Men zoude daarbij de grondslagen behooren te overwegen, welke dan het kiesrecht zouden moeten beheerschen en die in de Grondwet opnemen. Het zoude wellicht bedenkelijk, zelfs gevaarlijk kunnen zijn, de geheele regeling van het kiesrecht aan de wisselende inzichten van den gewonen wetgever over te laten. De wenschelijkbeid om aan de beide Kamers der Staten-Generaal dezelfde rechten toe te kennen, zoude wellicht ook een punt van ernstig en Dauw- gezet onderzoek kunnen uitmaken. Indien het grondwettig beginsel, dat het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, eene der eerste plichten van alle ingezetenen moet blijven, zoo zoude het wellicht in den loop der tijdeu raadzaam kunnen zijn daaraan eene grond wettige bepaling te verbinden, waarbij zoude wor den voorgeschreven dat de wet niet alleen den verplichten krijgsdienst, maar ook de inrichting en samenstelling der levende en doode strijd krachten zonde regelen. Voor deze laatsten zijn wel reeds wettelijke voor zieningen getroffen, maar deze wettelijke voor zieningen voor de levende strijdkrachten bestaan nog niet op de wijze, zooals deze sedert jaren door eenige leden der Tweede Kamer wordt ver langd en waarop door hen aanhoudend wordt aangedrongen, zonder dat door het slaan op dit zelfde aanbeeld de door hen begeerde uitkomst wordt verkregen. Men moet echter niet meenen dat de Prins met het bovenstaande zijne staatkundige inzichten openlijk heeft uitgesproken. Hij heeft aan zijne landgenooten hierdoor een vraagstuk van staat kundigen aard opgegeven, waarvan hem alleen de oplossing bekend is. De Prins haat geen zijner landgenooten. Hij koestert integendeel groote liefde voor hen, maar deze zal nimmer door laffe vleierij ontsierd wor den of in eene onvergeeflijke en tevens misdadige zwakheid ontaarden. Indien zij laakbare handelin gen bedrijven zal hij laken maar indien zij goede en edele daden verrichten, zal hij steeds de eerste zijn om hun den meest uitbundigen lof toe te zwaaien. Eenige zijner landgenooten hebben zich vermeid hem met zeer vreemdsoortige wapenen te bestrijden. Hij heeft van zijne zijde getracht hen deze wapenen uit de handen te wringen. Dit is hem gedeeltelijk gelukt. De buit gemaakte wape nen van zijDe bestrijders worden door hem iede- ren dag met klimmende aandacht in oogenschouw genomen. Alles dat met zijn gezond verstand in strijd is en tegen zijn gevoel indruischt, verwerpt de Prins. Toch laat hij zich niet geheel door dit laatste be heerschen. „Alleen in de kerk te Delft" laat ik, zegt hij, „aan mijn gevoel den vrijen loop. Ik kon niet scheiden van de kist, waarin het stoffelijk overschot mijns innig geliefden Broeders rustteDitzelfde was het geval, toen ik mijne onvergetelijke Moeder graf waarts bracht. Na afloop der plechtigheid in Delft waren mijn Broeder en ik verpletterd van droefheid. Eenige uren na het overlijden mijns Broeders zeide iemand tegen mij op het levenlooze lichaam wijzende: „daar ligt Neerlands hoop." In deze woorden was een diepe zin gelegenIk was op dat oogenblik zoo ontroerd, dat ik daarop niet antwoorden kon. Ik zweeg en legde op de borst mijns Broeders eene photogfraphische afbeelding onzer Moeder. Deze afbeelding bevindt zich nu in de kist, die zijn stoffelijk overschot bevat. Moeder en Zoon moesten ook in dezelfde kist onafscheidelijk verhonden zijnDe strijd des levens is door hen afgestredenZij zijn nu voor altijd in den hemel vereenigd. Moge ik hen daar ook een maal volgen Men heeft de meening geuit, dat's Prinsen let teren van den 17den September vele kwetsbare zijden opleverde. Hij had met opzet eenige zwakke punten schijnbaar onverdedigd gelaten om op deze bedreigde punten desgevorderd eene krachtige ver dediging te kunnen ontwikkelen. Hij had, zegt hij, in het nachtelijk duister eenige voetangels en klem men doen leggen, waarin hij trouwens eenige zijner landgenooten gevangen heeft. Een goed veldheer verschiet niet. onmiddellijk zijn laatste kruit en bewaart zijne hulptroepen tot op het beslissende oogenblik. De Prins verwerpt nu de beschuldiging dat hij reeds door zijn eerste opstel het grond wettig Koningschap zoude vermoord hebben. Ook hecht hij te veel aan het behoud van zijn goeden naam, waarop voor zoover hem bekend is, nog geen smet kleeft, dan dat hij zou kunnen dulden dat men hem bekladt, en daarom moest hij zoo spoedig mogelijk de modder afwisschen, die het „Dagblad" daarop zoo onverdiend had geworpen. Tevens spreekt hij nog eenmaal over zijn broeder. Telkens als hij het voorrecht genoot, dien te Parijs te mogen ontmoeten, heeft hij steeds den indruk gekregen, dat diens hart warm klopte voor de belangen van zijn dierbaar Vaderland. Zijn broeder was een man uit één stuk. Aan het slot van zijn opstel herhaalt de Prins met klem en nadruk dat zijn belangstelling in 's lands zaken niet verflauwd is, dat het zijn ver langen is zich aan de belangen van ons dierbaar Vaderland te wijden en dat hij weet door zoo te han delen, zich geheel overeenkomstig de inzichten zijner dierbare en nimmer te vergeten Moeder te gedragen. De minister van binnenlandscbe zaken heeft bepaald dat, dewijl jhr. P. J. Elout van Soeter- woude ontslag heeft genomen als lid van de Tweede Kamer, in het hoofdkiesdistrict Leiden de verkie zing van een lid dier Kamer zal plaats hebben Dinsdag 13 Januari 1880zoo herstemming nood zakelijk is, zal die geschieden 27 Januari. Dezelfde datums zijn bepaald voor de verkiezing, die in het hoofdkiesdistrict Amsterdam moet plaats hebben, doordien de heer mr. G. Van Tienhoven zijn ontslag heeft genomen als lid der Kamer. Volgens de Standaard komt de heer J. H. Donner, lid van den gemeenteraad alhier, bij de anti-revolutionairen in aanmerking om den heer Elout van Soeterwoude als lid der Tweede Kamer te vervangen. De collecte voor de algemeene armen te Leiderdorp door de leden van den gemeenteraad en verschillende ingezetenen gisteren gehouden, heeft opgebracht ruim f 369, terwijl nog eenige personen giften hebben toegezegd. De commissie tot plaatsing van een eenvou- digen gedenksteen op het graf van Dunkier heeft van Z. K. H. Alexander der Nederlanden, Prins van Oranje, een aanzienlijke bijdrage ontvangen. Naar de „Rott. Crt." verneemt, is in een vergadering van advocaten te Rotterdam, tot het benoemen van een raad van discipline, de heer mr. H. H. Tels niet als deken herkozen. De daarop verkozene, mr. J. C. Reepmaker, had verzocht niet in aanmerking te komen. Voor het jaar 1880 is benoemd tot secre taris bij den geneeskundigen raad van Zuid-Hol land dr. C. P. Pous Koolhaas te 's-Gravenhage. Voor eene daartoe benoemde commissie aan boord van het wachtschip te Amsterdam is door den machinist 3de klasse C. Beudeker voldoend examen afgelegd voor den rang van machinist 2de klasse. Het rozen-plebisciet, uitgeschreven door het Hoofdbestuur der Nederlandsche Maatschappij voor tuinbouw en plantenkunde, kan vrijwel als mislukt beschouwd worden. Van 1500 stembiljetten zijn slechts 15 ingevuld terugontvangen, zoodat de uitslag volstrekt geen richtsnoer bij de keus van rozen kan wezen. Naar meD uit Willemsoord meldt, zal Zr. Ms. ramschip „Guinea", commandant kapitein luitenant ter zee W. L. A. Gericke, aangewezen worden om zoo noodig assistentie te verleenen aan de stoom- en andere schepen, die, ten gevolge van de langdurige en strenge vorst, haar mochten noodig hebben. Daar de „Guinea" echter in het dok op de werf staat, en het groote dok dicht ligt, zoo zal dat schip zelf eerst moeten worden uitgezaagd, vóór het ter verleening van hulp kan vertrekken. Nadat de beschikking over een gewenscht terrein verkregen zal zijn, zal de hoofdcommissie voor het standbeeld van graaf Jan van Nassau te Utrecht zoo spoedig mogelijk eene oproeping doen aan de Nederlandsche kunstenaars, om mede te dingen naar den uitgeloofden prijs voor het beste model van een standbeeld, den graaf op zoodanige wijze voorstellende dat de aanleiding tot het op richten van het standbeeld, de herdenking van het stichten der Unie vóór driehonderd jaren, daarbij duidelijk uitkomt. Eenige algemeen be kende genootschappen of maatschappijen, zich op het gebied van beeldhouw- en bouwkunst bewe gende, zullen worden uitgenoodigd om elk een lid eener jurj ter beoordeeling der ingekomen ont werpen te benoemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 1