Woensdag 19 November. N°. 6061. A0. 1879. LEIDSCH DAGBLAD. PIUJS DEZER COURANT: Voor Loidt# per 8 moonden.v.. L10. Franco per post.1.40. Aüonckriijlte Nommera0.08. De» Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES! Tan 18 regelsf 1.08. ledera regel meer0.17$. Grootere letters dut plaatsruimte, LEIDEN, IS NoTCmbcr. Door de compagnies-commandanten der Leid- sche dd. schutterij zal eeu wapenschouwing ge houden worden over huune manschappen, die daartoe op de volgende Maandagen, des namiddags te één uur, gekleed en gewapend zullen aantreden in de Stads-waag, waar de wapenschouwingen zul len plaats hebben: 1ste comp. 24 Nov., 2de 1 Dec., 3de 8 Dec., 4de 15 Dec., 5de 22 Dec. en 6de 29 Dec. Indien de vlaggen hangen, zal ze den volgenden Dinsdag plaats hebben. De rijkscommissie voor de examens ter ver krijging van een diploma als stuurman aan boord van koopvaardijschepen zal, aanvangende den 9den December a. s. te halftien des morgens, zitting honden te Amsterdam, in het raadhuis aldaar. Zij, die tot een dier examens wenschen toegelaten te worden, moeten hiervan vóór 2 December schrif telijk en vrachtvrij keuuis geven aan den voor zitter der commissie, met overlegging van geboorte akte en opgave der tegenwoordige woonplaats. In zijne nadere toelichting van zijn blief van 17 Sept. 11. beantwoordt prins Alexander in de eerste plaats den heer Mock en brengt daarbij de aanmerkingen in herinnering, welke deze op het gedrag van zijn beminden broeder heeft ge maakt. „Indien hij", zegt de Prins, „met mij hetzelfde spel wil aanvangen, zoo zal ik hsm daarin niet storen, zelfs de hoop uitdrukken, dat hem dit een aangenaam tijdverdrijf moge ver schaffen." De leden van het regeerend stamhuis meeten echter het recht hebben van hunne daden of handelingen het verkeerde of valsche licht af te wenden en op hun doen of laten het helder dag licht te doen schijnen. Uitvoerig bespreekt de Prins den open brief van den heer Yan Assen, in wien hij den verdienste lijken navolger van den ridder Don Quichotte heeft ontdekt; want hij voert strijd tegen wind molens, wanneer hij zegt dat er lieden zich in de omgeving van den Prins bevinden, die zich geene moeite besparen om diens „vorstelijke wijsheid te verschalken", zooals de heer Vam Assen dat noemt, van wien het tevens schijnt dat hij zich in een denkbeeldige wereld beweegt, waar hij voortdurend gevechten tegen schimmen voert. De Prins wil hem op deze zwerftochten in het schim menrijk niet volgenmaar hij verklaart een voudig dat op hem alleen de verantwoordelijkheid rust van hetgeen hij in het „Vaderland" heeft ge schreven. Niemand heeft daarop invloed uitgeoefend. Voor den onpartijdigen geschiedschrijver is het weggelegd een levensbericht over 's Prinsen Broeder op te stellen. Moge hij dit oogenblik nog belevenVóórdat dit oogenblik zal zijn aange broken, zal hij aan iedereen, die van het leven van wijlen den kroonprins een korte schets wenschte te leveren, een getuigschrift van onbekwaamheid uitreiken. Zijn Broeder is bij zijn leven in het algemeen niet begrepen, belasterd en verguisd ge worden. Aan eene soortgelijke bejegening wenschte hij zich niet bloot te stellen. De Prins deelt, zegt de heer Van Assen, in niet geringe mate in de liefde van het Ned. volk, maar volgens dien schrijver vraagt dit laatste wederliefde. Waaruit put die schrijver het bewijs dat ik, schrijft Prins Alexander, „geene wederliefde toon Het bewijs dezer stelling heeft hij achterwege gelaten, omdat de gronden tot staving van zijn beweren hem ontbreken. Ik stel de liefde van het Nederlandsche volk op hoogen prijs. Die liefde heeft in mijn hart weerklank ge vonden. Ik daag den heer Van Assen uit mij het tegendeel te bewijzen." De Prins weet zeer goed dat Vorsten openbare personen zijn, maar men moet niet over het hoofd zien, dat zij ook hunne gemoedsaandoeningen hebben in even groote mate als hunne landgenooten. Nimmer zal hij een kunstmatig wezen zijn, zooals wellicht een tooneelspeler, die 's morgens zijne moeder heeft verloren, maar toch dieuzelfden avond nog met een glimlach op het gelaat op de planken moet ver schijnen. Wanneer men wenscht, dat zijne krachten in het vervullen der zware taak, die het aan tie Voorzienigheid behaagd heeft, door het overlijden zijns Broeders, op zijne schouders te leggen, niet te kort schieten, dan guune men hem de rust en de kalmte die hij zoo van noode heeft. Indien het geluk hier op aarde bestaat, zoo is het niet voor hem weggelegd. Bemoedigend is de gedachte dat er een hooger beginsel tot grondslag der maatschappelijke samenleving behoort te wor den aangenomen, en dit isplichtgevoel en plichts betrachting. Dit gevoel is den Prins door zijne onvergetelijke Moeder ingeprent. Het zal dan ook steeds het richtsnoer zijn, hetwelk hem de kracht zal schenken om gesterkt door het opzenden van gebeden tot Hem, die 's meuschen tekort komingen kent, en de meest innige roerse len van 's meuschen hart doorgrondt, 's levens last te torschen. Telkens dat de Prins zich naar Delft begeeft om zijne dooden te bezoeken, zoo bidt hij de Voorzienigheid liem den moed te geven, om zijn eenzaam levenspad tot het einde toe te blijven bewandelen. Het bewustzijn dat hij alleen staat op deze wereld, heeft hem de hofstad een levend graf doen noemen. Hoe zwaar het ook moge vallen te 's-Hage terug te keeren, hoe groot het gevoel van verlatenheid en eenzaamheid aldaar ook moge zijn, zoo trekt 's Prinsen hart hem daar heen want hij is er omgeven van voorwerpen, welke hem aan zijne Moeder en zijnen Broeder herinneren. De uiting zijner droefheid moge wijken, zijne wonden, hem door de geledene verliezen ge slagen, mogen eenigermate heelen, maar hij zal steeds met zijne dooden blijven voortleven. De Prins heeft met opzet zijne staatkundige inzichten in deze brochure in vrij kleurlooze bewoordingen vervat, daar hij wenscht, dat zij aangemerkt worden als een bewijs van zijne belangstelling in 's Lauds zakeu. Het is ook uit belangstelling in 's Lauds zaken, dat hij zich den Ttaad van State tot werkkring uitverkoren heeft. Voortaan zal de Prins steeds op lasterlijke of verraderlijke aantijgingen een door niets te ver breken stilzwijgen bewaren. Men mag hem in ge schriften gerust tot het mikpunt der meest hef tige aanvallen kiezen. Hij hoopt al deze stukken in te zien, en daarna met een verachtelijk schou derophalen naast zich neder te leggen. Hij zal trachten er in te slagen door zijne daden de ach ting zijner landgenooten te verwerven. Van welonderrichte zijde verneemt men, dat al de door de synode der Ned. Herv. kerk aan de stemming der provinciale kerkbesturen onder worpen reglementen of veranderingen in reglemen ten door de meerderheid van deze in hunne jongste November-vergaderingen zijn goedgekeurd. Tot deze reglementen behooren dat op de toelating tot de evangelie-bediening en op de classicale weduwen- beurzen, welke beide nogal tegenspraak hadden uitgelokt: het eerste vooral om het daarin ge- eischte voorbereidend examen der candidate» bij c!e kerkelijke hoogleeraren. Ook de veelbesproken wijziging van art. 39 regl. op het godsdienston derwijs is derhalve aangenomen. De rederijkerskamer „Nut en Genoegen" te Lisse opent a. s. Donderdag hare buitengewone vergaderingen voor dezen winter, met de opvoering van het oorspronkelijk tooneelspel in 5 bedrijven getiteld „Vader en Zoon" en van het kluchtspel „De Vredestichters." De gelegenheid tot ontspan ning en oefening gedurende de wintermaanden is aldaar ook weder vermeerderd door het oprichten van eene zangvereeniging, onder de zinspreuk „Crescendo," waartoe het initiatief is genomen door den heer J. J. Kieviet, hulponderwijzer aan de open bare school. Door het leesgezelschap, in 1878 aldaar tot stand gekomen, is thans besloten ook niet leden, tegen lagere bijdrage, en onvermogenden gratis in de gelegenheid te stellen boekwerken en tijdschriften ter lezing te ontvangen. Tot predikant te Ginneken bij Breda is beroepen de heer Ph. Peter, predikant te Wage- ningen. Dr. Joh. G. Mezger te Amsterdam is be noemd tot commandeur in de orde van de Ster van Rumenië. De eerste buitenlander, die er mee werd begiftigd, is de journalist Archibald Forbes. Aan de hoogere burgerschool „Prins Hendrik der Nederlanden", te Apeldoorn, is benoemd tot leeraar in natuurkunde en cosmographie de heer J. M. Smit, doctorandus te Amsterdam. Ook aan- het Nederlandsche Israëlietisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Amsterdam is door wijlen den heer M. S. Abrahamson een legaat van 5000 besproken. Naar de tentoonstelling van Melbourne zullen geene Nederlandsche commissarissen worden ge zonden. De regeering aoht het voldoende, onzen consul-generaal te Melbourne met de taak van commissaris te belasten. De benoemde commissie heeft alleen de opdracht om hier te lande de in zending te bevorderen en inlichtingen te geven. Bij het Pruisische huis van afgevaardigden is een wetsontwerp ingediend, waarbij voorgesteld wordt aan de Noordbrabantsch-Duitsche Spoorweg maatschappij haar waarborgsom van 126,900, die vervallen verklaard was, omdat de Maatschappij in gebreke was gebleven ter bepaalder tijd aan haar verplichtingen te voldoen, terug te geven omdat de tekortkomingen der Maatschappij voor een groot deel toe te schrijven zijn aan omstandigheden, van haar wil onafhankelijk. Een deel der som, ƒ54,000, zal echter worden ingehouden als waarborg voor het geval de Maatschappij genoodzaakt is een aan sluitingsstation te Gest te bouwen. De commissie tot onderzoek naar de ver richtingen der ltotterdamsche Handelsvereeniging heeft een voorloopig ontwerp tot wijziging van de statuten dier Vereeniging in het licht gegeven. Voor m. o. zijn toegelaten: W. T. Van Vliet Jr., van Delft, voor aardrijkskunde; mej. A. G. Kosters, van Delft, voor Engelsche taai en letterkunde. Tot nog toe werden voor den herijk meestal herbergen of andere plaatsen gebezigd waar sterke drank wordt verkocht. De minister van waterstaat heeft echter toegezegd om maatregelen te nemen, ten einde dat voor het vervolg te voorkomen. De gewone audiëntie van den minister van marine zal Vrijdag niet plaats hebben. Z. M. heeft G. A. J. Franke benoemd tot leeraar aan de rijks hoogere burgerschool te Sap- pemeer, met machtiging om te gelijk het ambt van leeraar aan de gemeentelijke hoogere bur gerschool te Winschoten te bekleeden; den 2den luit. P. J. Brandenburg, van de inf. hier te lande, voor den tijd van vijf jaren gedetacheerd bij het leger in Ned.-Indië, in zijn rang overgeplaatst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 1