DAGBLAD.
Zaterdag 5 Juli.
A0. 1879.
iN°. 5945.
IDSCH
PRIJS DEZER CODRAAT:
Voor Leiden per 3 meinden.l.KW
Franuo per post1*^0»
ilzendeiljjke Nommersa 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER AD VERTES TIES
Tan 16 regelt.1.01.
Iedere regel meerÖ.17|.
Grootere leUor» aatr pkaUraimte.
STADS-BERICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN bren
gen ter algemeene kennis dat door hen, naar aanleiding van art. 1 in
verband met art. 06 der Verordening op het brand wezen, van den
15den 1871 (Gemeenteblad n°. 14) op voordracht van
24sten Aagustas
den Wethouder, Voorzitter der Commissie van Fabricage, zijn
benoemd tot spuitgasten
aan de stadsspuit n°. 3 J. HUGE, H. VAN DER ZEEUW,
J. HABRAKEN, J. G. RIETBERGEN en J. VERHOEVEN
aan de stadsspuit n°. 4 J. ULJEE, P. J. GENET, J. POELYOE,
D. POELYOE, JAC. SELIER, J. BOTERMANS, H. MAR-
TIJN, A. RIETMEYER, H. A. DE LA B1JE en L. J.
BOEKWIJT;
aan de stadsspait n°. 5 P. OUWERKERK, N. VAN EG-
MOND, A. HOFKES en A. TEGELAAR;
aan de stadsspait n°. 6 A. VERMOND, J. LABREE, J. PRET
en J. GANS.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, V. b. BRANDELER, Burgemeester.
3 Juli 1879. E. KIST, Secretaris.
De Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
Ingezonden).
II.
Het komt mij na aandachtige lezing der stukken
voor, dat van deze overigens juiste en duidelijke balans
één punt nadere toelichting vereischt. Het is de invloed
dien de oprichting der hoogere burgerschool op de
meisjesschool 1ste klasse zal uitoefenen. Door de com
missie van toezicht wordt dit punt slechts even en
van ter zijde aangeroerd door het dagelijksch bestnur
de berekening gegeven, die hiervoor is meegedeeld.
Geheel juist komt mij de laatste niet voor, terwijl
ook de toelichting ontbreekt.
Wordt de hoogere burgerschool voor meisjes opge
richt, dan kan ongetwijfeld de 1ste afdeeling der
meisjesschool, die grootendeels als de eerste klasse
eener hoogere burgerschool is ingericht, vervallen.
Dat hiermede eene oogenblikkelijke vermindering van
het aantal leerlingen gepaard zal gaan, is niet te
ontkennen, doch ik twijfel niet of deze vermindering
zal geheel van tijdelijken aard zijn. De klassen, die
vervallen, zijn de minst bezochte, terwijl de
overige stellig in omvang zullen toenemen. Reeds nu
is dit verschijnsel waar te nemen; hoeveel te meer
zal dit het geval zijn, wanneer de aansluiting tusschen
de lagere en hoogere school behoorlijk is tot stand
gebracht. Het vooruitzicht dat de overgang geleide
lijk zal plaats hebben, en op deze wijze de meisjes na
de lagere school te hebben doorloopen op de middelbare
kunnen overgaan en daar tot volle intellectueele ont
wikkeling komen, zal vele ouders, die zich tot nu toe
om velerlei redenen onttrokken, nopen hunne dochters
naar de meisjesschool te zenden. Hiervan verwacht
ik in plaats van een teruggang, op den duur een
niet onaanzienlijken aanwas van het aantal leerlingen.
Wat de vermindering in kosten betreft, deze wordt
in genoemde berekening gesteld op 5300, tegenover
eene vermindering der schoolgelden van 1000,
waaruit dus schijnbaar zou volgen, dat voor elk school
gaand kind op die afdeeling vijfmaal zooveel door
de stad wordt betaald als het schoolgeld bedraagt.
Schijnbaar zeg ik, want werkelijk is dit niet het ge
val, zoodat om dergelijke onjuiste gevolgtrekkingen,
die zoo spoedig als argument worden gebezigd, te
voorkomen, eenige toelichting wenschelijk wordt. De
schoolgelden van de kinderen die tegenwoordig de
1ste afdeeling der meisjesschool bezoeken bedragen
ongetwijfeld wel meer dan de uitgetrokken som van
1000, ook omdat het schoolgeld voor ieder kind
f 80 is, tegen 60 op de lagere klassen. Spraken
wij de verwachting uit, dat op den duur het aantal
kinderen zou toenemen in plaats van afnemen, hier
mede zal eene uitbreiding van het personeel moeten
gepaard gaan, zoodat het aantal onderwijzeressen op
den duur niet minder zal zijn dan thans. Doch het
hibridisch karakter der school zal verdwijnen en daar
mede het onderwijzend personeel van gehalte verande
ren. Het zal toch in het vervolg uitsluitend tot het
lager onderwijs behooren, en geheel aan vrouwen
overgelaten blijven, waardoor ook de tractementen
gemiddeld lager blijven dan het geval zal zijn, zoolang
het middelbare element in de school vertoeft. Het is
niet mogelijk deze transformatie scherp onder cijfers
te brengen, zoodat wij tot de gevolgtrekking komen,
dat die welke door het dagelijksch bestuur worden mee
gedeeld meer als eene globale opgaaf van tijdelijken
aard, dan als eene bepaalde reductie moeten aange
merkt worden. Dat de tegenwoordige toestand der
meisjesschool, hoe voortreffelijk ook in vele opzichten,
op den duur juist wegens haar dubbelzinnig karak
ter onhoudbaar is, wordt door alle deskundigen erkend
de opheffing hiervan en het terugkeeren tot een nor
malen staat is niet het minste voordeel, aan de op
richting der hoogere burgerschool verbonden.
Voor wij van het voorname punt der kosten af
stappen, wensch ik nog op twee omstandigheden, die
hiermede ten nauwste 'samenhangen, de aandacht te
vestigen.
Ten eerste dat het .minder kostbaar zou zijn een
driejarigen cursus in plaats van een vijfjarigen cursus
aan de op te richten school te geven, maar deze be
trekkelijk geringe vermindering in kosten niet opweegt
tegen de nadeelen die hieraan verbonden zijn. Hier
omtrent zijn de uitgebrachte adviezen dan ook gelijk
luidend. Doch het voorbeeld, door onze naburige ge
meente 's-Gravenhage gegeven, mocht eens aanstootelijk
werken en dat zou diep te betreuren zijn. Met den
inspecteur twijfel ik er niet aan, of de gevolgen van
dien maatregel zullen ach daar spoedig doen gevoelen,
en dan wordt het veel moeilijker en kostbaarder op
den ingeslagen weg terug te komen, dan terstond
eene deugdelijke inrichting tot stand te brengen. De
vermindering in kosten is niet groot, want het gebouw
en het onderwijzend personeel ondergaan slechts
geringe reductie, die niet te vergelijken is met de
nadeelen, die daaruit zouden voortvloeien. Want, öf
de beide hoogste klassen vervallen en dan is het
onderwijs onvolledig door gemis van de meest ont
wikkelende elementen, öf de beide eersten worden weg
gesneden, en dan wordt de aansluiting met de lagere
school gemist, waardoor deze haar hibridisch karakter
zou moeten bewaren.
Ten tweede, dat de grootste kosten zullen veroor
zaakt worden door het optrekken van een nieuw ge
bouw, maar dit onvermijdelijk is. Werd in deze gemeente
vroeger beproefd om een bestaand gebouw tot een
school te transformeeren, de proef is geheel mislukt
en behoeft waarlijk niet herhaald te worden. Ook het
voorstel, dat mij onlangs ter oore kwam, om het
nieuwe gebouw der meisjesschool op de Boommarkt
voor de hoogere burgerschool in te richten en voor
de lagere school een ander te stichten, dat veel goed-
kooper zou zijn, is niet aannemelijk. Het bestaande
gebouw zou toch ongeschikt zijn voor de nieuwe be
stemming; de uitgebreidheid en indeeling laten hier
voor te veel te wenschen over, herhaalde en toch
nooit voldoende verbouwingen zouden hiervan het
gevolg zijn. Wil men het doel, dan moet men ook
niet tegen de middelen opzien, en in de eerste plaats
behoort hiertoe de oprichting van een gebouw, dat
aan alle eischen van het middelbaar onderwijs be
antwoordt en voldoende ruimte aanbiedt om toene
mend bezoek en daaruit voortvloeiende splitsing van
klassen gemakkelijk te maken.
In al deze hoofdzaken stemmen de uitgebrachte
adviezen overeen, zoodat ik mij kon bepalen tot
het ophalen en toelichten van enkele voorname pun
ten; in andere punten wijken echter deze adviezen
van elkander af, waaraan ik de vrijheid ontleen, om
ook daaromtrent eenige opmerkingen in het midden
te brengen.
Van Geeh.
LEIDEN, 4 Juli.
Heden zijn aan de hoogeschool alhier bevorderd
tot doctor in de rechtswetenschap de heer F.
Siewertsz van Reesema, geb. te Rotterdam, met
acad. proefs., get.„Rogatoire commissie", en de
heer J. Addink, geb. te's-Gravenhage, met acade
misch proefschrift, get.„Aaqteekening op Artikel
22 der Wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad N". 102)".
Door de geneeskundige staatscommissie alhier
zijn heden tot arts bevorderd de heeren W. Schutter,
doctorandus, en J. A. Wijnhofif, candidaat-arts, en is
het getuigschrift uitgereikt aan den heerS. Hoekstra,
doctorandus.
Ue overgangsexamens van de leerlingen der
hoogere burgerschool alhier, in het gebouw op de
Pieterskerkgracht, zullen worden afgenomen van
Maandag 7 tot en met Woensdag 9 Juli. De
werkzaamheden zijn geregeld als volgt:
Maandag 7 Juli:
Staatswetenschappen
en handelsrecht 4e klasse 9 u. 9 u. 45.
Fransche taal. 2e 9 u. 9 u. 454
Aardrijkskunde. 4e 9 u. 4510 u. 15.
Geschiedenis 4e 10 u. 1510 u. 45.'
Fransche taal. Ie 10 u. 4511 u. 30.
Hoogduitsche taal Ie llu. 3012 u.
Boekhouden 4e 1 u. 302 u.
Nederlandsche taal. 4e 2 u. 2 u. 30.
Ie 2 u. 303 u.
Engelsche taal Ie 3 u. 3 u. 45.
2e 1 u. 802 u. 15.
Hoogduitsche taal 2e 2 u. 153u.
3e 3 u. 3 u. 30.
Dinsdag 8 Juli:
Scheikunde4e klasse 9 u. 9 u. 30.'
Natuurkunde en
mechanica. 4e 9 u. 8010 u. 15.'
Cosmographie. 4e 10 u. 1518 u. 30.'
Natuurlijke historie 2e 10 u. 30llu.
4e llu. llu. 30.'
8e 9 u. 9 u. 80.
Nederlandsche taal. 3e 9 u. 8010 u.
2e 10 u. 10 u. JJO.
Geschiedenis Ie 10 u. 3011 u.
2e 11 u. 11 u. 30.
Staatsinrichting 3e 1 u. 302 u.
Natuurlijke historie le 2 u. 2 u. 30.'
Aardrijkskunde. le 1 u. 302 u.
2e 2 u. 2 u. 30.
Natuurkunde. Se 2 u. 303 u.
Geschiedenis 3e 3 u. 8 u. 80.
Aardrijkskunde. 3e 3 u. 804u.
Woensdag 9 Juli:
Stelkundele klasse 9 u. 9 u. 45..
Meetkunde3e 9 u. 4510 u. 15.
Cijfer-en stelkunde. 2e 10 u. 15llu.
Meetkunde2e llu. 11 u. 30.
Cijfer- en stelkunde. Se llu. 30—12 u.
Meetkunde4e 12 u. 12 u. 30.
Fransche taal. 3e 9 u. 9 u. 45.
Engelsche taal4e 9 u. 4510 u. 15.
Fransche taal. 4e 10 u. 1510 u. 45.
Engelsche taal. 3e 10 u. 4511 u. 30.
Hoogduitsche taal 4e 11 u. 3012 u.
De teekeningen der leerlingen zullen gedurende
het examen ter bezichtiging liggen.
Blijkens het zesde halfjaarlijksche verslag der
Leidsche vereeniging tot ondersteuning van behoef
tige kraamvrouwen enz., van 1 Januari tot 1 Juli
1879, bleef het aantal gewone leden stationnair;
ook het aantal buitengewone leden en jaarlijksche
donateurs verminderde of vermeerderde bijna niet.
De vereeniging telt op het oogenblik 49 gewone leden,
107 buitengewone leden en 41 jaarlijksche dona
teurs. Met dankbaarheid wordt vermeld eene gift
groot f 50 van den oud-president R. R. Bijlsma,
med. doctor en arts te Eochem, door hem aan prof.
A. E. Simon Thomas voor de vereeniging ter
hand gesteld.
Met het uitreiken der ondersteuningen werd