aaWW6£tS£:
Door den gemeenteraad van Boskoop is be
sloten de bestaande kermis met twee dagen te ver
lengen en haar dus, in plaats van drie, vijf dagen
te doen duren.
De Haagsche gemeenteraad heeft gisteren be
sloten tot den aanbouw van twee schoollokalen, en
wel eene bewaarschool in het zuidelijk gedeelte der
stad aan het einde der Koningstraat, en eene school
voor onvermogenden te Scheveningen. Verder werd
goedgekeurd een voorstel van burg. en weth. tot
dekking eener som van f 277,000 voor de uit
breiding der nieuwe gasfabriek. Voorts werd be
sloten tot het aangaan eener geldleening, groot
850,000, voor de bestrijding der kosten van
verschillende werken. Zij zal worden aangegaan
met 1 Juli a. s., tegen eene jaarlijksche rente van
vier ten honderd.
De Koning heeft zijn adjudant, den kapitein
bij den grooten staf A. C. baron Beutinck, naar
Parijs gezonden, om naar den toestand van den
prins van Oranje, die een weinig ongesteld was, te
informeeren.
Door wijlen den heer J. J. Kramers is
gelegateerd aan het R.-K. armbestuur te Schiedam
2000, aan het R.-K. weeshuis aldaar f 2000
en aan de St.-Jozefschool en het Liefdehuis aldaar
elk f 1000. Wijlen mej. A. Jansse, geb. De Vette,
heeft aan het R.-K. parochiaal armbestuur van
Delft f 100 vermaakt.
Door mevr. de wed. Danckerts, geb. Jolles,
onlangs te Amsterdam overleden, zijn bij testa
mentaire beschikking de volgende legaten bespro-
ten aan het Burgerweeshuis te Amersfoort 1000,
nat. werkel. schuld 2'/2 pet., aan de Ev. Luth.
gem. aldanr f 600 id., aan de diaconie dier ge
meente f 500 id., en aan de afd. Amersfoort van
het Nederl. Bijbelgenootschap eene som van 100
Den 12den en 13den Augustus zal te Loos
duinen een schietwedstrijd gehouden worden, uit
geschreven door het Bond der rustende schutterij
in Zuid-Holland.
Aan de Utrechtsche hoogesc.hool is gisteren
bevorderd tot doctor in de geneeskunde de heer
W. M. Van Loon, arts te Rotterdam, geboren te
Hilversum, na verdediging van een academisch
proefschrift.
Na het eindigen van de thans gesloten
overeenkomst voor de levering van brandstoffen
en kaarsen ten behoeve der militaire wachten in
het rijk, over het tijdvak van 1 Juli a. s. tot
en met 30 Juni 1880, zal die levering niet meer
op de tot dusverre gevolgde wijze aan een en den
zelfden aannemer worden opgedragen, doch in de
behoefte door aanbesteding per garnizoen worden
voorzien.
De oefeningen der artillerie te Den Heider
met kustgeschut zullen dit jaar voornamelijk be
staan in het vuren met stalen kanonnen van
24 cM. op schijven, die op onbekende afstanden
door een sleepboot voorbij de batterijen worden
gesleept. De 23sle compagnie vesting-artillerie
zal ter bijwoning dezer oefeningen den 14den
Juni van Willemstad in Den Helder aankomen,
en na veertien dagen verblijf worden afgelost door
een der vijf overige compagnieën van de vijfde
afdeeling vesting-artillerie, in garnizoen te Wil
lemstad, Gorcum en Hellevoetsluis, die achter
eenvolgens veertien dagen met gelijk doel te Den
Helder zullen vertoeven.
Onder bevel van den kapitein der infanterie
van het O.-I. leger J. A. D. C. Van Rhijn zal
den 7den Juni a. s. van Harderwijk naar Amster
dam vertrekken een detachement suppletietroepen,
sterk 150 man, benevens 8 onderofficieren. Tot
medegeleide zijn aangewezen de 1ste luit. der inf.
O.-I. leger P. A. Le Maire, de 2de luit. der
artillerie C. H. Prankamp en de 2de luit. der inf.
C. Brandt en M. M. F. Luppes. Te Amsterdam
zal het detachement overgaan aan boord van het
stoomschip „Conrad".
De verzending van brieven en verdere stuk
ken voor KonstantiHopel door tusschenkomst der
Duitsche postadministratie vindt voor het tegen
woordige plaats als volgt: Van Amsterdam eiken
Dinsdag en Zaterdag per laatsten trein Rijnspoor
weg; van Berlijn eiken Woensdag en Zondag 11
uren 's avondste Konstantinopel Zondag en Don
derdag daaropvolgende te 12.30 's namiddags. De
verzending der bedoelde brievenmalen geschiedt
uitsluitend langs den weg van Varna, aangezien
over Odessa in de richting naar Konstantinopel
geene bespoediging in de overkomst kan worden
verkregen.
Volgens de „République fran^aise" zijn
voor bet musenm te Amsterdam op een verkoo-
ping te Valenciennes aangekocht een „Oude. vrouw"
van Rembrandt, voor 1290 fr., en „Saol bij de
toovenares van Endor", van Van Assen, voor
900 franken.
Z. M. heeft benoemd bij de cavalerie tot
ritmeester 2de kl. bij het 1ste reg. huzaren, den
lsten luit. H. W. J. E. barou Taets van Ame-
rongen van het 4de reg. huzarentot kantonrechter
plaatsvervanger te Rotterdam (eerste kanton) mr.
J. G. Philippi, advocaat aldaar; tot auditeur
militair in het 4de militaire arrondissement, stand
plaats Haarlem, mr. A. W. Thöne, thans substituut-
griffier bij de arrond.-rechtbank aldaar; aan den
Oost-Ind. ambtenaar J. G. Schnerr, laatstelijk
verificateur 3de kl. bij de in- en uitvoerr. en acc.
in Ned.-Indië, thans met verlof hier te lande, op
zijn verzoek eervol ontslag verleend uit 's lands
dienst, met behoud van recht op pensioen, bijaldien
hij, volgens de bestaande bepalingen, daarop aan
spraak heeft.
Geeugd NieuAVs.
De heer A. Van Lier, te Amsterdam,
heeft in de Plantage aldaar met merkwaardige
snelheid een nieuwen schouwburg laten bouwen.
Den 15den Maart 11. werd in het oude gebouw
nog eene voorstelling gegeven en eergisteravond
is het nieuwe ingewijd.
Te Waarder zijn 44 stuks rundvee,
zich reeds in de weide bevindende, eigendom van
den landbouwer D. De Ruyter aldaar, als lijdende
aan of verdacht van longziekte, onteigend en af
gemaakt.
In de veenderijen nabij Heerenveen
zijn twee turfmakers in het land door den blik
sem getroffen. De een werd doodelijk getroffen,
de ander, in bewusteloozen toestand naar zijn
woning vervoerd, verkeert in zorgelijken toestand.
Gedurende de maand Mei zijn 207
vreemdelingen als zonder geld of middel van
bestaan zijnde, over de grenzen van het rijk ge
transporteerd.
Voor eenigen tijd werd het geval me
degedeeld van den loteling Hendrik Bijker te Steen-
wijkerwold, die door den militieraad voor den
dienst werd aangewezen, op grond dat zijn nog
in dienst zijnde broeder, als nummerverwisselaar
in dienst getreden, als zoodanig blijft dienen, al
is ook kort daarna zijn eigen nummer aan de
beurt van oproeping gekomen. Op het verzoek
van II. B., om ontheffing van werkelijken dienst,
is thans door de betrokken ministers afwijzend
beschikt.
De inspecteur van de beschuitmaga
zijnen te Cotroceni in Rumenië zal voor den krijgs
raad van Odessa terechtstaan, omdat hij tijdens
den oorlog 340,000 roebels stal en door zijn
onachtzaamheid een hoeveelheid beschuit, ter waarde
van 2,180,000 roebels, liet bederven. De politie
had tegen den ontrouwen ambtenaar verdenking
opgevat na een Sardanapalisch maal, dat hij had
georganiseerd en hetwelk hem 45,000 roebels had
gekost. Uit Bucharest wordt bericht dat uit
het paleis van vorst Karei te Cotroceni op klaar
lichten dag alle kleedingstukken gestolen zijn. Toen
de dieven wilden heengaan met hun buit beladen,
kwam een portier vragen wat die verhuizing te
beduiden had. „Wij komen de kleeren schoonmaken,"
antwoordde een hunner doodbedaard. „Neem dan
meteen mijn livrei mede, er is een groote vlek
op," antwoordde de onnoozele portier. De dieven
hadden hier niets tegende portier heeft natuur
lijk de vlek niet meer teruggezien.
In een cirque te Eymet (dep. Dor-
dogne) had te midden der voorstelling het vol
gende vreesclijke voorval plaats. Een rijder en
drie rijderessen snelden in vliegenden draf door de
afgesloten ruimte, toen eensklaps het paard van
den eerste, schichtig geworden, over de balustrade
springt en nederkomt op de vrouw van den be
rijder; die dame was nl. op dat oogenblik voor
de piano gezeten om met haar spel de voorstelling
te begeleiden. Met verbrijzelden schedel viel de
ongelukkige vrouw levenloos nederhaar man brak
een been en een arm, zoodat ook zijn toestand
weinig hoop op behoud geeft. Een der rijderessen,
die op den grond wilde springen, bleef met haar
kleed aan het zadel hangen, en werd zoo en eind-
weegs door haar paard voortgesleeptgen", wonder,
dat ook haar leven in gevaar verkeert. Eindelijk
ontvingen twee dames, die op den eersten rang
bij de piano waren gezeten, zeer ernstige ver
wondingen.
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur,
Uwe bezwaren tegen den heer Liernur in uw
leidartikel van 14 Mei, geschreven naar aanleiding
van ecu ingezonden stuk van dezen ingenieur
in de Haagsche dagbladen, zijn in strijd met de
werkelijke feiten en eisehen in 't publiek belang
eene terechtstelling.
Volgens uwe meening had de heer Liernur,
indien 't hem bekend was dat aanleg van een
enkel buizennet voor faecaliën tot geen voldoende
uitkomsten zou leiden, moeten aandringen, met het
oog op de belangen der betrokken ge meenten,
op 't aanleggen van het tweede buizennet dat hij
voor huis- en hemelwater noodig acht. U schijnt
onder den indruk te zijn alsof hij dit verzuimd had.
't Zij mij daarom veroorloofd op te merken
dat, hoe begrijpelijk deze opvatting ook zijn moge,
met het oog op de vele geschriften, ver-lagen en
critieken, waarin 't Liernurstelsel, als alieen voor
faecaliën dienende, wordt voorgesteld, in de ge
schriften van hem, die in deze zaak alleen tot
een uitspraak gewettigd is, nl. den heer Liernur
zelf, zonder eenige uitzondering op de noodzake
lijkheid van 't tweede buizennet gewezen wordt.
Zijn allereerste werkje, uitgegeven u 1876
onder den titel van „de Rioolquaestie". is bijna
uitsluitend aan dit onderwerp gewijd, en zijn
tweede geschriftje, uitgegeven in 1872. nl. „het
Liernurstelsel, waarin bestaat dit", had geen
ander doel dan er nog eens uitdrukkelijk aan te
herinneren, waarin de hoofdtrekkeu van 't systeem
bestaan, en de opvatting te bestrijden dat „het
slechts eene pneumatische inrichting t r verwij
dering van faecaalvuil was." Wat nu zijn aan
dringen betreft op de toepassiug dezer beide
stelsels, bestaan er, zoover mij 'oekenti is, geen
gepubliceerde aktestukken wal daaromirent ten
uwent beeft plaats gehad. Dit is echter wel het
geval ten opzichte van Amsterdam, alwaar men
de betrokken verhandelingen afgedrukt in het
Gemeenteblad vinden kan.
Hiernaar nu te oordeeleu is er geen grond voor
uw bezwaar. In 't Gemeenteblad afd. 1 d. d. 10
Mei 1870, hetwelk de eerste voorstellen van den
heer Liernur bevat, vindt men op bladz 220 en
232 de noodige voorschriften voor de waterriolen
in quaestie en tevens de redenen opgegeven, waarom
aan de kleine afmetingen, die hij aanbeveelt, de
voorkeur behoort te worden gegeven.
Hij dringt daarbij, met alle bescheidenheid, op
het volgen dezer voorschriften aan, laat het nale
ven daarvan echter aan den gemeente-technicus
over, omdat hij wel belast was met den aanleg
van het pneumatisch buizennet ten einde het be
wijs te leveren dat de resultaten, die hij op tech
nisch gebied had voorgespiegeld, konden worden
verkregen, doch niet met den aanleg van gemeen
tewerken, waarvan de goede werking niet in twijfel
werd getrokken.
In een later geschrift vinden wij nog eene
tweede reden voor deze handelwijze opgegeven.
Hij zegt woordelijk (adres a. d. Gemeenteraad van
Amsterdam, 1874, blz. 5):
„Mijn motief daarbij was, niet verdacht te wil
len worden hij de invoering van mijn stelsel de
gemeente-technici te willen verdriugeu, eene ver-
deuking, die, hoe ongegrond ook, mij reeds den
onwil van den stads architect te 's-Hage op den
hals gehaald en zijne tegenwerking mijner plannen
veroorzaakt had. Buitendien begreep ik dat mijne
bijzondere diensten voor den aanleg dezer riolen
overbodig waren, en aangezien de Gemeente, en
niet ik, belang had bij het zooveel doenlijk be
letten van verdunning der faecaliën, rekende ik er
op dat de gemeente-ambtenaren zeiven wel zouden
toezien, dat daartoe het verbruikt water afgeschei
den gehouden werd en de verdere noodige maat
regelen werden genomen ('t zij volgens mijne of
hunne plannen) zonder daartoe telkens door mij
te worden aangespoord." Slot volgt.)