N°. 5SSI. Zaterdag 19 April. Aè. 4879. m. LEIDSCH DAGBLAD. PKIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por S mtaodea.1.10. Fnooo per po6ta 1.40. AfienderUjlo Nommcro»...-.0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES: Vu 1S regela....1-05. leden regel meera 0.11$, Grootore teller» nur pkalsrnlmte. DEÏST .A. BONNÉ'S die verhuizen of klachten omtrent de be zorging hebben, wordt beleefd verzocht daarvan schriftelijk aan het Bureel kennis te geven. STADS-BERICHTEN. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS tan LEIDEN. Gezien de adressen van JACOBUS STOEKE, mannfactoQr- verver, en LEONARDUS HENDRIKUS BONAVENTURA REUTHER, spekslager, houdende verzoek: de lste om eene mattu- factvurververy op te richten in het perceel aan het Levendaal a§. 50 en de 2de om een gedeelte van zijne woning aan de Koepoortsgracht n°. 12 tot slachtplaats van varkens in te richten; Gelet op artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad 95); Geven by deze kennis aan het pnbliek dat genoemde verzoeken, «et de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd zyn; alsmede dat op Vrijdag den 2dei Mei a. s.,'s voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen die verzoeken in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, V. d. BRANDELER, Burgemeester. 18 April 1879- E. KIST, Secretaris. De Ontwerp-Algemeene Politieverordening. Aan de beambten van politie enz. wordt vol gens art. 132 de bevoegdheid toegekend om de woningen, erven en stallen der ingezetenen ten allen tijde binnen te treden, ten einde toe te zien op de nakoming van betgeen is bepaald in artt. 128131. Nu luidt art. 128: „Het is verboden één of meer varkens te houden zonder schrifte lijke vergunning van B. en Ws." Welnu, dan kan krachtens die beide artt. elk oogenblik een politiebeambte uw woning binnenkomen, hij heeft slechts te verklaren, dat hij zich wil vergewissen of gij ook varkens houdt. Men voere niet hier tegen aan, dat zulk een onderzoek nimmer zal plaats hebben dan wanneer er aanleiding toe be staat. Wij willen dit zelfs aannemen, doch bet is en blijft niettemin waar, dat hij, die verorde ningen of wetsbepalingen formuleert, dat zoo nauwkeurig moet doen, dat er zoo min mogelijk grond tot onjuiste interpretatie en daaruit voort vloeiende verkeerde toepassing overblijft. Dat de politie bevoegd is controle uit te oefenen op ben, die met vergunning varkens honden uitstekend dat zij haar onderzoek mag uitstrekken ook tot hen, die wel eens varkens zouden kunnen houden, komt ons niet wenschelijk voor. Daarom zouden wij art. 128 van de controle wenschen te zien uitgezonderd. Volgens art. 176 7°. is het verboden haarden, kachels of andere losse vuurtoestellen anders te plaatsen dan op steenen vloeren of metalen platen, aan alle zijden buiten den haard, de kachel of het vuurtoestel uitstekende. Voortreffelijk voor schrift, maar practisch vrij onmogelijk, of hoe zal de politie controleeren, op welke wijze elk ingezetene de kachel in zijn huiskamer heeft ge plaatst? Zal zij daarvoor ook elk oogenblik kunnen binnentreden De inhoud van art. 177 komt ons vrij onbe grijpelijk voor„Ten minste tweemaal in het jaar, en wel eens in het voor- en eens in het najaar, moeten op kennisgeving van B. en Ws. schoorsteenen en stookplaatsen gereinigd worden." Wordt hier bedoeld een algemeene maatregel, geldende voor alle ingezetenen, dan mag hij vrij willekeurig heeten. Krachtens dit art. zou men iemand kunDen dwingen een schoorsteen te doen reinigen, waarin niets te reinigen valt, omdat hij daartoe te weinig is gebruikt. Buitendien komen de beide aangegeven tijdstippen, waar het schoor steenen van woonvertrekken geldt, hoogst onprac- tisch voor. Immers wanneer men den schoorsteen in het voorjaar heeft laten reinigen, maakt men er geen gebruik van voordat de herfstkoude zich doet gevoelen. Toch zal men hem in het najaar, ofschoon hij nog geheel schoon is, nogmaals moe ten doen reinigen. Wellicht dal wij het art. onjuist opvatten, maar dan zal de redactie aan duidelijk heid zeker wel wat te wenschen overlaten. Ten sterkste betwijfelen wij, of de toepassing van het voorschrift in art. 186 vervat, wel altijd mogelijk, ja zelfs wenschelijk zal zijn, althans voor zoover het verbod betreft om geleipijpen tusschen plafonds of door gesloten kasten te leiden. Om dat verbod in acht te nemen zal men b. v. in de noodzakelijkheid kunnen komen de geleipijp te leiden langs lage gangmuren, portalen enz., waar zij oneindig veel meer aan beschadiging blootstaan en waar dus het gevaar voor ontploffing naar evenredigheid ook veel grooter wordt. „Het is verboden (art. 205) zonder vergunning van B. en Ws. aan een gebouw aan de straat zijde uitstekken of over de straat openslaande deuren of vensters.aan te brengen." Yoor zoover dit art. de gelijk met de straat gelegen verdiepingen betreft, kan het zeker van groot nut zijn. Zeer gewenscht zou Jiet ons echter voor komen het niet van toepassing te verklaren op balkons, uitslaande ramen enz. op bovenverdie pingen. Indien deze slechts stevig genoeg worden vervaardigd en daarop kan toezicht worden gehouden om de zekerheid te verschaffen, dat zij voortdurend hun hooge standplaats blijven innemen, zien wij niet in, welk nadeel zij zouden kunnen veroorzaken. Eindelijk een woord van lof over den inhoud van art. 202, dien wij om de belangrijkheid hier afschrijven „Daar waar de toestand van een riool van eenig perceel verbetering vereischt en deze niet kan worden verkregen, tenzij de riolen in één of meer naburige perceelen worden openge broken, zijn de bewoners der laatstgenoemde per ceelen verplicht zulks te gedoogen." Men zal zich herinneren, dat bij het volvoeren der zoo hoogst nuttige werken tot reiniging en herstel der op sommige plaatsen in letterlijk afzichtelijkeu toe stand verkeerende straatriolen, van enkele zijden, waar het werk den toegang in sommige wonin gen onvermijdelijk maakte, een halsstarrig verzet werd ondervonden. Dergelijke weerstrevende han delingen van personen, die toonen evenmin het algemeen als hun persoonlijk belang te begrijpen, kunnen krachtens art. 202 op afdoende wijze wor den tegengegaan. Eindigde» wij onze beschouwing met een woord van lof voor slechts één artikel, het geschiedde niet uit gebrek aan meerdere doeltreffende arti kels in de algemeeDe politieverordening. Doch wij namen na eenmaal niet de pen op om alles even mooi en goed te vinden, maar om hier en daar onze op- en aanmerkingen neder te schrijven, ten einde zoo mogelijk iets bij te dragen tot aanval ling of verbetering eener verordening, waarbij alle ingezetenen zonder onderscheid zoo groot belang hebben. Hebben wij dat doel slechts ten deele bereikt, wij zullen ons voor onze moeite reeds dubbel beloond achten. LEIDEN, 18 April. Gedurende de eerste helft der maand Maart zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, die wegens onbekendheid der geadresseerden niet besteld konden worden Tagenius, I. Weers, mej. Hannaart, mej. M. Van Driel, Th. Goudsmit, A. A. Vermeulen, H. J. De Jonge, S. Hamburg, Amsterdam; H. Hen- driksen, BredaW. Haan, EindhovenH. Swin- kels, Geldermalsenmevr. J. Blein, Gramsbergen J. J. S. Sloet, A. Langerveld, 's-Gravenhage Schooneveld, Groningen; mej. M. De Vroede, Leiden; G. Van Daun, W. Lagniet, Botterdam; G. L. Landsberg, Utrecht; Ondernemer van het Badhuis, IJmuiden; Hendriks, Zwolle. Briefkaar ten: Mej. H. De Vries, mej. G. Koorenhof, J. Straatsma, P. Hejrblom, Amsterdam; mej. M. Van Buuren, 's-Gravenhage. Naar aanleiding van het bericht aangaande de tentoonstelling van de afgietsels der te Olympia opgegraven beelden in het gebouw der voormalige rechtbank alhier zegt de heer C. Leemans het volgende: „De afgietsels zijn wel in Leiden bij het rijksmuseum van oudheden ontvangen, en ook, bij gebrek aan plaatsruimte in het gebouw van het museum, tijdelijk in een drietal zalen van het gebouw der voormalige arrondissements-recht- bank geborgenmaar van hunne tentoonstelling, en dus van gelegenheid tot hunne bezichtiging, kan moeielijk nog sprake zijn. De afgietsels van de beelden, bas-reliefs en opschriften uit den eer sten wetenschappelijken „veldtocht" zijn in eene dier zalen voorloopig opgesteld, maar nog lang niet zoo dat men daarbij van tentoonstelling ge wagen kan, al zij het dat ik aan belangstellenden die zich bij mij aanmelden, de gelegenheid geven kan, en ook gaarne geef, om die kunstwerken te bezichtigen. Maar de afgietsels van den tweeden „veldtocht", die eerst kort geleden in eene be zending van rnim dertig groote kisten uit Berlijn ontvangen werden, moesten tot nog toe op eene geschikte gelegenheid en zachter weersgesteldheid wachten, om ontpakt en voor eene tentoonstelling tusschen de vorige gerangschikt en in gereedheid gebracht te worden. Voor dit laatste wordt beschik bare tijd tusschen andere dringende werkzaam heden, maar worden ook uitgaven gevorderd, waarin, bij zoovele andere dringende behoeften, niet steeds terstond kan worden voorzien. Zoodra de werkzaamheden voor eene, zij het dan ook slechts eene voorloopige, schikking, plaatsing en tentoonstelling ver genoeg gevorderd zijn, zal ik niet in gebreke blijven, om zelf daarvan openlijk kennis te geven."' Volgens bij de reederij ontvangen telegrafisch bericht uit Penang is het schip „Europa", kapt. Van Nouhuys, gisteren van daar onder zeil gegaan met bestemming naar Londen. Bij de gisteren plaats gehad hebbende verkiezing van een lid voor den gemeenteraad van Noordwijk zijn uitgebracht 145 geldige stem men, waarvan de heer G. Van Konijnenburg 79 en de heer C. Alkemade Cz. Jr. 60 stemmen op zich vereenigden, zoodat eerstgenoemde verkozen is. Ds. J. Van Walsem, pred. te Alfen a/d. Rijn, is te Delftshaven beroepen. De groothertog en de groothertogin van Saksen-Weimar werden gisteravond bij hunne aan komst te 's-Hage aan het Rijnspoorstation door den Koning en de Koningin ontvangen. Baron De Tornaco, buitengewoon gezant van den koning van België bij de feesten te Amster dam en 's-Gravenhage, is gistermiddag, vergezeld van de vier secretarissen, in de residentie aan gekomen. De Haagsche afdeeling der Nederlandsche tuin- bouwvereeniging zal op den dag van den intocht aan Koning en Koningin het uitzicht bieden op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 1