Zaterdag 12 April.
N\ 5876.
A°. \m.
Premie: HET VERLOREN KIND.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden.f 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Tan 1—0 regel»...-*..1.05.
Iedere regel meer0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte.
Aan de aanvragen om toezending zonder bij
voeging van 70 Cts. in postwissel kan niet
w~o r d e n voldaan.
10 April 1879. DE UITGEVER.
De Ontwerp-Algemeene Politieverordening.
I.
Tot de ontwerpen van beraadslaging, die eerst
daags in den Gemeenteraad aan de orde zullen
komen, behoort onder meer de ontwerp-algemeene
politieverordening of, juister uitgedrukt, een her
ziene editie der algetneene politieverordening, zooals
die werd vastgesteld den 16den October 1873 en
thans nog in werking is.
Te recht is die periodieke herziening bij de wet
bepaald (wet van 29 Juni 1851, Staatsblad n8. 85).
Geen voorschriften of verbodsbepalingen toch, die
meer ingrijpen in onze dagelijksche belangen, dan
die der algemeene politieverordening. Eu moge dat
hoofdzakelijk gelden onze verrichtingen in het
openbaar in de gemeente, de grens tusschen deze
en onze handelingen in onze woningen is soms
zoo moeilijk aan te geven, dat nu en dan ook de
laatste onder de controle der verordening vallen.
Ondergaan na onze verschillende verrichtingen
onder den invloed van gewijzigde maatschappelijke,
vooral plaatselijke toestanden noodwendig binnen
betrekkelijk korten tijd aanmerkelijke veranderingen,
niet meer dan billijk, dat ook de algemeene politie
verordening, die daaromtreut voorschriften geeft,
na een niet al te lang tijdsverloop aan een geregelde
herziening wordt onderworpen.
Uit die redeneering volgt tevens, dat het lang
geen onverschillige zaak is, in welken geest zulk
een herziening plaats heeft. Het eerst volgende
half dozijn jaren toch zullen wij weer gehouden
zijn ons te gedragen overeenkomstig de algemeene
politieverordening, zooals zij er in haar nieuw
gewaad zal uitzien. Daarom veroorloven wij ons
dan ook hier eenige op- en aanmerkingen neer
te schrijven, die bij het doorloopen van het con
cept bij ons opkwamen. Wellicht dat thans enkele
daarvan niet geheel en al nutteloos zullen blijken
te zijn.
Reeds dadelijk bij het tweede hoofdstuk treft
ons eene niet onbelangrijke onnauwkeurigheid. Het
opschrift van dat hoofdstuk nl. stemt niet over
een met den inhoud der twee artikels, die het uit
maken. Dat opschrift luidt„Vestiging en ver
andering van woonplaats," terwijl in art. 2 alleen
wordt gesproken van „ieder, die binnen deze
gemeente verhuist." De woorden „vestiging en"
dienen dan ook naar onze meening uit het opschrift
te vervallen, zoodat dit dan alleen luidt: „Ver
andering van woonplaats."
In art. 8, alinea 3, van het volgende hoofdstuk
wordt bepaald: Het verlof (om een gat in de
straat te breken) wordt niet verleend dan na voor
uitbetaling der tot (vanwege de gemeente, doch
op kosten des verzoekers te verrichten) herstelling
der straat vermoedelijk noodige kosten. De ge
meente vrijwaart zich dus door het eischen vau
een waarborgsom tegen eventueele schade, en daarin
heeft zij ongetwijfeld gelijk. In het belang van
den verzoeker komt het ons echter evenzeer wen-
schelijk en billijk voor, dat hem in een bij te
voegen alinea restitutie verzekerd worde van het
geen hij casu quo blijken mocht meer te hebben
vooruitbetaald dan voor de herstelling der straat
noodig was.
De redactie van art. 9 komt ons niet volledig
voor. De tweede alinea van dat art. luidt„Waar
walpalen ontbreken en eenig vaartuig tot laden
of lossen voor korten tijd een ligplaats behoeft
(leesnoodig heeft), mag van de boomen gebruik
gemaakt worden tot bet aanslaan van een touw
of ketting enz." Maar indien daar ter plaatse geen
boomen gevonden worden? Dan zal de schipper
niet kunnen aanleggen, want een ander middel
mag hij daartoe niet bezigen, immers de eerste
alinea van datzelfde art. bepaalt„Pennen of
staken mogen niet tusschen de straatsteenen ge
stoken, noch touwen of kettingen aan boomen,
lantaarnpalen of brugleuningen vastgemaakt wor
den." Hier bestaat das eene voor de schipperij
lastige leemte, die dringend aanvulling vereischt.
Ten slotte wordt in art. 11 de geldboete, op
overtreding van zes der artikels van dit hoofdstuk
gesteld, bepaald op één tot vijf en twintig gulden.
Dat verschil tusschen minimum en maximum komt
ons wel wat heel groot voor. Immers het wil
zeggen, dat overtreding van één en hetzelfde
artikel in 25 verschillende graden van zwaarte
kan plaats hebbeD, en dat is zeker wel wat kras.
Of het minimum is te kleiu, bf het maximum te
groot, of wellicht doen beide gevallen zich hier voor.
Tot het vierde hoofdstuk, over de straatpolitie,
genaderd, meenen wij te mogen vragen of de 3de
alinea van art. 13: „Asch-of vuilniskarren nlogen
niet worden overladen" niet als vanzelf aanleiding
geeft tot de misschien wel wat naïeve, maar toch
zeker niet ongegronde vraagAndere karren wel
Wij noemen slechts karren met gras of wel met
zand, waardoor in buurten, waar gebouwd wordt,
op regenachtige dagen de straat niet zelden in een
waren modderpoel wordt herschapen.
In art. 25, 2de alinea, komt een bepaling voor,
die wij vrij willekeurig achten. Zij luidt„Voor
die aanzegging (nl. om de sneeuw of het ijs op
de straat vóór of rondom zijn woning of zijn erf
weg te ruimen en bijeen te brengen) is het weg
ruimen of bijeenbreugen verboden." Men zal zieh
dus de lastige, ja soms gevaarlijke opeenhooping
van sneeuw eu ijs voor zijn deur moeten getroosten,
totdat de gemeentereiniging over genoegzame werk
krachten beschikt want daarop komt het klaar
blijkelijk neder om allerwegen de bijeengebrachte
sneeuw en ijs te verwijderen. Nogmaals, de slot
bepaling van art. 25 komt ons hoogst arbitrair voor.
De slotbepaling van art. 46 achten wij een ge
waagden eisch„Bij het voorbijgaan van een
rijtuig moet de geleider (van een hondenkar) zich
tusschen dat rijtuig en zijn kar of wagen plaat
sen." Indien hem dit nu door de een of audere
omstandigheid onmogelijk is? Indien b. v. een
onbedreven of beschonken koetsier van een voor
bijrijdend rijtuig zijn paarden zoo onkundig be
stuurt, dat de leider van een hondenkar er ter
nauwernood zijn nederig gespan weet voorbij te
krijgen, mits hij zelf aan de buitenzijde van zijn
kar ga, moet hij zich dan krachtens art. 46 der
politieverordening gelaten onder de wielen van
het rijtuig werpen om later, als hij verminkt wordt,
der gemeente een actie tot schadevergoeding aan
te doen?
LEIDEN, ÏO April.
Door de alhier zitting houdende commissie
voor het geneeskundig staatsexamen zijn heden
tot arts bevorderd de heeren P. Bos, doctorandus,
en A. P. Langeveld, candidaat-arts, en is het
getuigschrift uitgereikt aan den heer R. G. Rijkens,
doctorandus.
Heden herdenkt A. Terdue den dag waarop
hij 25 jaar geleden bij den heer P. De Wekker
alhier als meubelmaker in dienst trad, bij wien
dit reeds het tweede geval van dien aard is. De
jubilaris onthaalde zijne vrienden, die hem hunne
gelukwenschen aanboden, en ontving vele blijken
van achting en waardeering.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Noord-Amerika door middel
van het stoomschip „Rotterdam", waarvan de laatste
buslichting aan het postkantoor ia bepaald op 11
dezer des avonds te tien uren.
Tot hoofdonderwijzer aan de openbare school
te Voorhout is benoemd de heer J. Van Dobbelen,
hulponderwijzer te Lisse.
Tot leeraar in de natuurkundige weten
schappen aan de hoogere burgerschool voor meisjes
te Amsterdam is benoemd dr. J. Kamminga van
der Meer, van Zaandam.
In de te Amsterdam gehouden algemeene
vergadering van aandeelhouders in de Crediet-ver-
eeniging waren door 55 leden 64 stemmen ver
tegenwoordigd. Uit het algemeen verslag van den
staat der vereeniging in het boekjaar 1878 bleek
o. a., dat door den voortvluchtige bediende Per-
mentier 17,000 van de kas waren ontvreemd,
doch dat door de bemoeiingen van den heer Van
Hove, inspecteur-rechercheur en den dienaar van
politie Brand, die hem naar Nieuw-York waren
nagereisd, ƒ12,000 weder in de kas waren gevloeid
dat de reis- en verblijfkosten daarvoor 2000
hadden bedragen, en dat bijgevolg de kas in het
geheel eene schade had beloopen van 7000. Het
dividend werd bepaald op 6s/4 pet. voor de aan
deelhouders en 5'/, pet. voor de crediet-trekkeude
leden. In plaats van den heer H. J. Schimmel,
die 15 jaar aan de Crediet-vereeniging verbonden
is geweest en tegen 1 Mei a. s. bedankt heeft,
werd mr. J. J. Rahusen, directeur der verzeke
ringmaatschappij „Vesta", tol directeur der ver
eeniging benoemd. Jhr. mr. W. E. J. Berg van
Dussen Muilkerk, die periodiek moest aftreden,
werd herbenoemd.
Het panoramagebouw in de Plantage te
Amsterdam is bij openbare inschrijving voor
f 145,900 aanbesteed. Aannemers waren de heeren
Cruyff en Schouten aldaar.
Door den minister van oorlog is bepaald,
dat de met Mei opkomende miliciens gedurende
hun eersten oefeningstijd zullen gekleed worden,
voor zoover de voorraad strekt, met de zoogenaamde
kleeding zonder waarde in de magazijnen aanwe
zig, die oorspronkelijk bestemd was om openbaar
te worden verkocht. Door uit deze kleedingstuk-
ken, die reeds geheel ongeschikt waren gekeurd
om gedragen te worden, de beste voorwerpen te
laten uitzoeken, en de manschappen hierin gedu
rende de eerste maanden, dat zij onder de wape
nen zijn, te doen exerceeren, wordt zeker een gel
delijk voordeel aan het rijk bezorgd; doch staat
hier niet tegenover, vraagt het Hbld., dat de ver
plichting kleedingstukken te dragen die door an
deren versleten zijn, weinig aanmoedigend is per
soonlijk zijn militieplicht te vervullen In het al
gemeen zou het daarom, naar het Hbl. meent,
wenschelijk zijn geen gedragen kleedingstukken
uit te geven, dan aan manschappen die dit per
soonlijk verlangen en hierdoor eenig voordeel in
hunne rekening genieten.
Omtrent den aankoop van paarden in Hon
garije voor de Nederlandsche cavalerie verneemt
men nog nader, dat er in plaats van 20, zooals
aanvankelijk was vastgesteld, 80 per regiment