Maandag-avond reed een onstuimig boertje met zijne paardjes zoo dapper tegen den tolboom voor de brug te Leimuiden, dat hij met een geblesseerd wagentje zijn reisje moest voort zetten. Bij het gisteren vermelde stoomboot ongeluk tusschen Gouda en Amsterdam, bij Kat- tenbrug, is, «aar men ons bericht, van de 35 stuks vee ééu verdronken. De passagiers zijn met den schrik en een koel bad vrijgekomen. Maan dag-na middag wandelde een bejaard heer in een eenzame laan van het Haag- sch< Bosch, toen hij plotseling werd aangesproken door iemand van zeer ODgunstig uiterlijk, die hem onder bedreiging gelastte zijn beurs over te geven. De zenuwachtige grijsaard, van schrik be vangen, gaf zijn portemonnaie met ongeveer vijf tien gulden over, en heeft zelfs zoo weinig her innering van het uiterlijk voorkomen van den brutalen dief, dat deze niet gemakkelijk zal kunnen opgespoord worden. Op het terrein van het centraal spoorwegstation te Rotterdam is gistermiddag een wisselwachter, die van een in gang zijnde loco- moaef sprong, met den voet onder een der wielen getaakt, waardoor drie zijner teenen werden ver pletterd. Oj) de Wittenburgergracht bij de O o s- terkerk te Amsterdam is Dinsdag-morgen eene stelling gebroken, met het ongelukkig gevolg dat drie daarop bezig zijnde werklieden naar beneden vielen. Twee daarvan zijn daardoor zoodanig ver wond. dat men voor het behoud van hun leven vreest. Men zegt dat één reeds spoedig na het ongeval is overleden. Gebrek aan zorg bij de samen stelling was oorzaak van het ongeluk. In het paleis voor volksvlijt teAmster- dam had Zondag een knaap, die spelende zich langs de leuning van de trap naar beneden wilden laten glijden, het ongeluk van boven neer te vallen. Hij brak beide beenen en eenige ribben. De nieuwe passage, die te Amsterdam gebouwd wordt iu de Amstelstraat, toegang ver- leenende tot den zomertuin van het café „Roete- meyer", zal in Mei gereed zijn. In deze passage worden vijf winkels gebouwd, de zoldering wordt gewelfd en de bodem met een parketvloer gedekt. Omtrent den moord in den Ouden Vogelenzang te Rotterdam worden in het R. N. nog eenige bijzonderheden medegedeeld, die eenig meer licht verspreiden over den dader en het geen aan het gruwelijke feit is voorafgegaan. Van verschillende zijdeu wordt de misdadiger De Jonge geschetst als een onverschillig persoon. De naam „Jan Kastanje" moet geen scheldnaam geweest zijn, hem door de buren gegeven, maar doorhem aangenomen, met het doel om zich schuil te hou den Ook wanneer brieven aan zijn adres over den post werden bezorgd, dan luidde het adres steeds aan „Jan Kastanje". De meeste buren kenden hein niet anders dan onder den aangenomen naam, daar hij steeds zorgvuldig zijn waren naam geheim hield, en zelfs werd de vrees voor het bekend wor den daarvan de eerste aanleidende oorzaak voor de vredebreuk tusschen hem en Johanna Termijn. Toen ul. de volkstelling werd gehouden, vertelde eer der buren, die toevallig zijn naam was te weten gekomen, hoe de ware naam van den dader eigen lijk luidde. Toen deze dit vernam, voer hij tegen Johanna Termijn uit, denkende dat zij zijn naam had verraden, en vertrok spoedig daarop om aan de forten bij Nijmegen te gaan werken. Eenige weken geleden keerde hij onverwachts terug. De vrede tusschen hem en Johanna was echter thans geheel verstoord. Herhaaldelijk - schijnt hij den heer Van der Linden, den eigenaar van het pand waarin de vermoorde woonde, tegen haar te hebben willen innemen, wat hem echter niet gelakte, daar zij altijd de huurpenningen betaalde en netjes en zin delijk voor den dag kwam, waartoe haar bedrijf, het verkoop van appelen enz. langs de booten aan het Oude Hoofd en voorname huizen, haar in# staat stelde. Algemeen stond de vermoorde voorts bekend onder den naam van „Vlaardingsche Mie." Zaterdag den Ssten had De Jonge wederom den heer Van der Linden lastig gevallen en onaange naamheden met hem gezocht en wel ditmaal in bijzonder hevige bewoordingen. Hij ontzag zich zelfs niet genoemden heer voor Jut uit te schelden, met de bijvoeging, dat hij den heer Van der Linden evenzoo zou behandelen als Jut mevrouw Van der Kouwen had gedaan. Met het oog op die uitdruk kingen had de heer Van der Linden de politie verzocht een oog in het zeil te houden en, vol doende aan dat verzoek, had deze dan ook twee agenten belast met de surveillance in den om trek der woning van den heer Van der Linden. Volgens de verklaringen van den getuige J. Blier kwam De Jonge Zaterdag-avond jl. omstreeks zeven uren bij dien handelaar in aardappelen en steenkolen. De Jong bleef in de deur staan en vroeg of Flier een boodschap voor hem wilde doen, waarop hij een weigerend antwoord kreeg, met de toelichting: „Als je eeu boodschap hebt, dan moet je een besteller nemen." De Tonge hernam hierop „Ja, maar het is een mondelinge boodschap. Ik zal je er voor betalen." Flier was echter niet te bewegen en zei„Ik heb geen geld van je noodig. Je moet er veel te hard zelf voor werken." Ook toen De Jonge hem beloofde een kwirtje of een dubbeltje aan den waard van „Het Haasje" te zullen geven, opdat deze aan Flier een borreltje zou kunnen schenken, bleef de man weigeren. De Jonge zeide echter„Als je mijn vrouw ziet, zeg haar dau dat ik je het mes heb laten zien dat van avond haar God zal zijn en is het van avond niet dhn komende week. Wat in het vat ligt, verzuurt niet." Tegelijk liet hij het mes zien waarmede de moord werd gepleegd. Vervolgens ging hij heen. Ongeveer drie kwartier later kwam hij weer en vroeg aan Flier of deze Johanna nog niet had gezien. Toen deze vraag ontkennend werd beantwoord, haalde De Jonge een rooden zakdoek voor den dag, waarop een haan, een bijbel, een dolk en nog andere voorwerpen, alsmede de letters F. en G. waren te zien. Hij was vrijmetselaar, zeide hij, en de doek stond met die hoedanigheid in verband. De dolk die op dien zakdoek was te zien zou hij gebruiken. „Het is wel geen dolk, maar mijn mes is net zoo scherp als een vlijm," voegde hij er bij in eene opgewondenheid, die kennelijk aan dronkenschap te wijten was. Bij het laatste gesprek tusschen F. en De J. was deze laatste echter niet dronken geweest. Flier, die van de hand van De J bloed op den drempel van zijn woonhuis zag vloeien, maakte hem daarop opmerkzaam. „Ja," verklaarde De J., „ik ben haar van avond onder het spoor tegen gekomen en greep toen naar mijn mes. De scheede was naar beueden gezakt, zoodat ik bij het uithalen van het mes mij verwondde." Reeds toen had hij den moord willen plegen, dol van woede als hij was, toen hij haar in vertrouwelijk gesprek zag gewikkeld met een ander, met wien zij den vori- gen Zondag naar de kerk was geweest. Niettemin gaf hij haar met de vuist een slag in den nek, uitroepende: „Ik zal je toch wel krijgen." Fen agent, die het zag, zei nog: „Als het weer ge beurt, dan arresteer ik je onmiddellijk", op welk gezegde De Jonge terstond zijn weg ging. Te acht uren of daaromtrent zag men De Jonge pra ten met den heer Van der Linden en Flier. Hij vroeg aan eerstgenoemde om verschooning voor de onaangename bejegening, voerde als ver ontschuldiging aan dat hij dronken was geweest en verklaarde hem nimmer meer last te zullen veroorzaken. Hij koesterde echter hoegenaamd geen haat, naar zijn zeggen, bood zelfs aan bei den een sigaar aan, en ging ten slotte heen, op aanraden van den heer Van der Linden. Tusschen negenen en halftien zag men hem praten voor de deur van den barbier Dollee met de twee agenten, die in den omtrek van Van der Lindens huis surveilleerden. Ook aan deze agenten moet hij borrels hebben aangeboden. Daartoe aange maand, ging hij weer zijns weegs. Even daarna ging hij bij den barbier Dollee binnen. Opmer kingen om'rent de scherpte van het scheermes wer den daar niet door hem gemaakt. Wel zeide hij: „Morgen zal je hooren van den moord van Parijs, net als Jut, maar niet voor geld." Kort daarop werd de moord gepleegd in het portaaltje der woning, die wel klein, maar overigens zeer netjes en zindelijk is. Aan het stoomschip „Koning der Ne derlanden" wordt nacht en d3g met alle kracht gewerkt om de geleden brandschade te herstellen. Daar de hoot van ijzer is, heeft het verband van het schip niet geleden en bepaalt zich de schade alleen tot het onderste dek en eenige binnen-betim- mering. Aan de salons en passagiers-hutten heeft de brand geen schade veroorzaakt. Er bestaat das geen twijfel meer, dat de boot op den bestemden tijd. Zaterdag a. s., zal vertrekken. De aanmon stering der bemanning heeft reeds plaats gehad. Op den spoorweg tussche» Haspe ea Hagen, in Pruisen, zijn door twee personen 's nachts Tier rails uit den grond gehaald, blijk baar om den verwachten passagieistrein uil het spoor te doen geraken. De spoorwachter waagde het, hen met een staaf ijzer te lijf te gaan, ten gevolge waarvan beiden in het gezicht en aan het hoofd gewond werden. Daar het hun echter ge lukte te ontvluchten en zij onkenbaar waren door dien zij hun gelaat hadden zwartgemaakt, is er een premie van 300 mark op de ontdekking uitgeloofd. Te Cincinnati zal iu 1880 een reus achtig muziekfeest worden gegeven, onder leiding van Thomas. Er is een wedstrijd geopend voor Amerikaansche componisten voor een groot koor werk; de bekroonde zal 1000 dollars ontvangen. Het dorp Vernet nabij Vichy is geheel door brand vernield. Toen de brand uit brak, was bijna de geheele bevolking afwezig; de mannen waren op het veld, de vrouwen op de markt te Cusset. Uit Grenoble wordt gemeld dat Zater dag-ochtend de werkman Reynier levend uit den put is gehaald, waarin hij, zooals onlangs is medegedeeld, door eene aardstorting bedolven werd en eenige dagen in eene enge ruimte, bijna stik kende door gebrek aan lucht en met de voeten in het water, had doorgebracht. Men zal zich herinneren dat om streeks half December een student te Wurzburg door een onderofficier, die hem als arrestant naar de hoofdwacht moest brengen, is doodgeschoten toen hij trachtte te ontvluchten. Die onderofficier, Pude genaamd, stond dezer dagen terecht, beschul digd van overschrijding zijner bevoegdheid cn manslag en, bij veroordeeling, zou hij eene straf van ten minste drie jaren tuchthuis hebben ge kregen. De jury echter heeft hem „niet schuldig" verklaard en de krijgsraad heeft hem daarop vrij gesproken. Pude was het hoofd der patrouille, die den in hechtenis genomen student moest over brengen, en voordat zij naar de hoofdwacht ver trokken had hij zijn geweer met een scherp patroon geladeD, met voordacht in tegenwoordigheid van den student, die dau ook de bedoeling begrepen en gezegd had: „Dat is niet noodig; ik hen in dienst geweest en weel, dat ik niet mag wegloo- pen." Onderweg echter was hij ontvlucht en de onderofficier was hem nageloopeu, hem toeroepende te blijven staan. Toen de arrestant niettemin doorliep, had hij op hem geschoten, niet om hem doodelijk te treffen, maar om hem verdere vlucht onmogelijk te maken. De kogel echter was in den rug gedrongen en had onmiddellijk deD dood ten gevolge gehad. Pude verklaarde, in de verwarring er niet aan gedacht te hebben om volgens de militaire voorschriften driemaal „Haltte roepen alvorens te schieten. Had hij dat gedaan, dan zou de arrestant ook tijd hebben gehad om eene zij straat in te slaan, hetgeen door getuigen beves tigd werd. Hij had aan niets gedacht dan aan het volbrengen van zijn plicht, het overbrengen van zijn arrestant, en daartoe alle middelen geoor loofd geacht. BUITENLAND. Frankrij k. De plannen voor de versiering van de gevels I van het stadhuis te Parijs zijn door den prefect I medegedeeld aan de commissie van fraaie kunsten uit den gemeenteraad. Niet minder dan 254 beelden j' eH 141 bas-reliefs komen er in voor. De kosten der laatste worden geschat op 287,000, die derj eerste op 904,500 fr. Het ruiterstandbeeld van Etienne Marcel en de standbeelden, die bij del toegangen naar het gebouw geplaatst zullen worden, I zijn in deze opgaven niet begrepen. Denis Poulol, tot maire van het 11de ar- rondissement van Parijs benoemd, trad op 18-1 jarigen leeftijd in dienst bij een fabrikant in loco- j motieven; na drie jaren werd hij tot opzichterI hevorderd en kreeg nu 400 werklieden onder zich. I Als zoodanig had hij ruimschoots gelegenheid om-1 trent de zeden en gewoonten der werklieden stu-1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 2