waren door Gevers Deynoot beleend bij De Jongh
enz. Voor al deze en dergelijke zeer gecompliceerde
zaken diende het O. M. den beer De Jongh
indertijd een lang niet malsche terechtwijzing toe.
De benadeelde echter besloot de zaak in een dui
delijker licht te plaatsen. Na de veroordeeling
van zijn zwager stelde hij een geschrift op, waar
door nog veel meer licht werd verspreid over de
handelingen van De Jongh. Deze brochure, niet
in den handel, trok ook de aandacht der justitie.
Reeds had zij ten huize van De Jongh een partij
effecten doen in beslag nemen en den houder zelf
in het oog laten houden, totdat Donderdag het
door de wet geëischte bevel tot gevangenneming
door de rechtbank werd gegeven.
Voor Amsterdamsche rekening is
weder per West-Indische mail van Suriname
f 10,000 aan stofgoud uit delverijen aldaar aan
gebracht.
Volgens het Utr. Dgbl. zal de wed
strijd voor tram way-locomotieven, uitgesohreven
door deStichtsche tramway-maatschappij te Utrecht,
eerst in den loop van den zomer plaats hebben,
daar een paar bruggen, welke in den weg liggeu,
vooraf moeten worden versterkt. Om de exploi
tatie niet te lang uit te stellen, heeft het bestuur
gemeend te moeten besluiten, den dienst aanvan
kelijk met paarden te beginnen, om geleidelijk
tot het gebruik van stoomkracht over te gaan
het concours is dus niet afgesprongen, zooals
sommige bladen gemeend hebben te moeten mel
den, maar alleen eenige maanden verschoven.
Gisteren was het te Utrecht vasten
avond-paardenmarkt. Er waren 895 paarden aan
de lijn gebracht, de handel was levendig, de prijs
was voor luxepaarden f 500 tot 900, werkpaar
den f 150 tot f 400er waren ook vreemde koop
lieden ter markt. Op de gisteren te Haarlem
gehouden paardenmarkt waren aan de lijn 347
paarden van Friesch, Geidersch en inlandsch ras.
De bestede prijzen varieerden van f 70 tot ƒ600.
De handel was tamelijk levendig.
Gisterochtend te 6.25 werd uit Ter-
vueren aan den koning van België geseind Het
paleis staat in brand. De vlammen slaan uit den
gevel aan de parkzijde. Bij het gemeentebestuur
van Brussel is adsisteutie aangevraagd, met ver
zoek om onverwijlde toezending van pompiers."
De burgemeester zond onmiddellijk aan de brand
wacht order om zich naar Tervueren te begeven
en tegen 7 uren rukten de manschappen met de spui
ten en het overig materieel in vollen draf op. Tegeu
8 uren ontving het gemeentebestuur een tweede
telegram, waarin werd medegedeeld dat er geen
mogelijkheid meer bestond om den brand meester
te worden. Daarop ontving de koning per tele
gram van 8 uren 50 min. het bericht: „Alles is
door de vlammen vernield. De keizerin (namelijk
de krankzinnige ex-keizerin Charlotte, die aldaar
woonde) is in veiligheidzij is thans ten huize
van dr. Hart." Blijkens een later bericht zijn er
geen menschen omgekomen, maar is er van het
paleis niets overgebleven dan een smeulende puin
hoop. Omtrent de oorzaak der ramp scheen op
dat oogenblik nog niets bekend te zijn. Alleen
wist men dat de brand niet was uitgebroken in
dat gedeelte van het kasteel hetwelk door de ex-
keizerin werd bewoond, maar geheel aan het
andere uiteinde van het gebouw. Zoodra de kouiu-
gin het onheil had vernomen, besloot zij naar
Tervueren te vertrekken. Weldra reed zij er heen
en zij zelve heeft de ex-keizerin naar het kasteel te
Laeken overgebracht.
De Duitsche consul te Odessa, Blau,
heeft een einde aan zijn leven gemaakt, omdat
Bismarck hem een gestrenge berisping had doen
toekomen.
Te Cahors is een elfjarig meisjeinde
gevangenis, beschuldigd van haar tweejarig broertje
levend te hebben laten verbrandenzij heeft haar
misdrijf bekend en geeft als beweegreden op dat
het haar verveelde op het kind te passen.
Bij het overnemen van kolen uit een
der depotschepen te Gibraltar, had de derde ma
chinist van de „Pallas" der Kon. Ned. stoom
bootmaatschappij het ongeluk over boord in zee
te storten tusschen de beide vaartuigen. Tever
geefs trachtte hij zich, door het zoogenaamde wa
tertrappen, aan den wand van een der schepen
boven te houdenook een poging om met de
voeten en den rug tusschen de beide schepen zich
te schoren mislukte, vooral door de sterke zuiging,
die altoos tusschen twee dicht aan elkander lig
gende schepen plaats heeft. Op het oogenblik
echter, dat hij zijn bewustzijn vreesde te verlie
zen, voelde hij iets in zijne nabijheid. Was het
een arm, een been of iets anders, hij wist het
niet, maar met de kracht der wanhoop klemde
hij zich vast, werkte zich weer boven water en
herkende weldra het gelaat van zijn chef, den
eersten machinist H. Volking. Een ladder werd
van boord naar beneden gelaten, en nu wilde de
drenkeling zijn redder het eerst naar boven laten
klimmen, doch deze zette hem met zijn sterken
arm op de onderste sport en duwde hem verder
naar boven, waar reeds een dozijn handen gereed
waren om hem op te halen en over de verschan
sing te tillen. Aldaar viel hij bewusteloos in de
armen van den bootsman. Hoewel de eerste ma
chinist als geoefend zwemmer te boek staat, stelde
hij zich in dit geval aan 't grootste gevaar bloot,
daar de beide schepen, door de rustelooze golven
telkens tegen elkaar gedreven, hem dreigden te
verpletteren. En zijn moedig gedrag, zegt het
Hbl., krijgt dubbele beteekenis, wanneer men
verneemt, dat de verstandhouding tusschen beide
machinisten juist niet van den aangenaamsten
aard was. Beide mannen, die uitstekend met hun
vak bekend zijn, zullen na deze proef ook elkan
der wel beter hebben leeren kennen.
KOLONIËN.
BATAVIA, 25 Januari.
Een op 19 dezer te Soerabaia aangeboden tele
gram van den resident van Ternate behelst o. m.
de volgende berichten„Said Mohamad, met zijn
honggivloot hier teruggekeerd, bracht vijftien uit
de handen van Alfoersche zeeroovers verloste lieden
mede, benevens zeven kinderen van roovers. Be
halve het in het vorig telegram opgegeven aantal
had hij nog drie Alfoeren in handen gekregen en
twee prauwen verbrand. Bericht werd ontvangen, dat
uit de Bangaai gevluchte roovers hun vrouwen
en kinderen naar Tobello gebracht hebben en nu
met achttien prauwen zich te Obi ophouden, ten
einde van daar weder naar de Bangaai te gaan.
Said Mohamad is onmiddellijk weder naar Obi
gezonden."
Er staan, zegt het Alg. Dagbl., te Batavia
groote veranderingen in het personeel van het
hooggerechtshof voor de deur. Eerstdaags zullen,
naar wij vernemen, naar Holland vertrekken de
raadsheeren mr. J. Sibenius Trip, rar. C. W. H.
Van Schelle, mr. J. Van der Pant en mr. II. N.
Grobbee.
Omtrent de veepest verneemt men nader,
dat die ziekte, voor zoover kan worden nagegaan,
zich niet uitbreidt en zich tot eenige bepaalde
grenzen van Batavia beperkt. Men had gezegd,
dat zij zich ook had uitgestrekt tot de paarden
en verscheidene reeds er aan gestorven waren. Uit
daaromtrent ingewonnen berichten blijkt echter,
dat in geheel Batavia geen spoor er van onder de
paarden is te bespeuren.
De redacteur van de Locomotief, mr. Cohen
Stuart, heeft een drukpers-vervolging wegens laster
zich op den hals gehaald door zijn artikel„Een
daad die wij niet noemen willen", voorkomende
in de Locomotief van den 7deu dezer. In dat
opstel wordt gezegd, dat de gouverneur-generaal
iemand kwijtschelding heeft verleend van auderhalf
jaar gevangenisstraf, en wordt tegelijk beweerd,
dat dit zou zijn geschied op last van de regeering
in Nederland, die door den vader van den gestrafte
daartoe zou zijn overgehaald.
Men deelt aan het Bat. Hand. mede, dat
onlangs, bij de noodzakelijke opruiming van een
der vorstelijke graven binnen den voormaligen
kraton te Atjeh, voor een belangrijk geldswaardig
bedrag aan goudwerken en edelgesteenten is ge
vonden men sprak van eene waarde van om en
bij f 50,000. Onder meer vond men een doodkist,
die geheel en al met goud beslagen was; het
vermolmde hout van deze kist viel bij de opgra
ving ineen. De gevonden edelgesteenten moeten
groot in aautal zijn, doch van weinig kostbare
soorten.
Uit eene particuliere correspondentie ver
neemt het Bat. Hand, dat den lsten luit. S. te
Atjeh een onheil is overkomen op den trein tus
schen Kotta Radja en Olehleh. Hij moet namelijk
door een noodlottig toeval uit deu waggon zijn
gevallen, ten gevolge waarvan hij drie vingers
verloren heeft.
De Locomotief meldt het volgende feit, dat,
indien het waar is, bewijst, dat de klachten over
misbruiken, die in Indië bij de reëngagementen
van militairen zou plaats hebben, niet ongegrond
zijn. Dezer dagen kwam een Belgisch korporaal
vertellen, hoe ook hij aan allerlei tegenwerking
en plagerij blootstond, omdat zijn diensttijd bijna
om was en hij geweigerd had opnieuw te teekenen.
Hij heeft zich gedurende zijn diensttijd steeds
ordelijk gedragen en dan ook zelden straf bekomen.
Nu het evenwel tegen het eind loopt, worden hem
voor de minste kleinigheid allerlei straffen opge
legd en hij heeft gehoord, hoe de lnit.-adjudant
van het 7de bataljou zich heeft uitgelaten: „hij
wil niet teekenen, maar nu zal ik hem dan ook
krijgen."
BUITENLAND.
Frankrij li.
De „Figaro" verzekert dat Grévy de benoeming
van zijn broeder tot gouverneur van Algerië reeds
geteekend heeft.
Omtrent de reis van Louis Napoleon naar
het land der Zoeloes wordt nog gemeld, dat De
Bourgoing den prins wilde vergezellen en dat gene
raal Fleury Parijs verliet om den prins denzelfden
wensch te kennen te geven, maar te Calais door
een commissaris van politie op last van den minis
ter van oorlog werd uitgenoodigd dadelijk naar
Parijs terug te keeren; Fleury gehoorzaamde.
In de Kamer van afgevaardigden richtte gisteren
de heer Clémenceau een hevigen aanval tegen den
heer Marcère, met betrekking tot de prefectuur
van politie, die naar hij meende eene reorganisatie
moest ondergaan door haar van verschillende leden
van het personeel te zuiveren. De heer Marcère,
na vooraf te hebben gezegd dat hij alleen voor
zich zeiven en niet uit naam zijner collega's sprak,
antwoordde in hoofdzaak, dat zulk eene zuivering
eenigermate een vogelvrijverklaring is en dat het
onderzoek ter zake der prefectuur is gesloten omdat
het had opgeleverd wat hij had willen iveteu. Naar
aanleiding van dit antwoord stelde de heer Clé
menceau eene motie voor, inhoudende„de Kamer,
tot haar leedwezen de ontvangen inlichtingen onvol
doende achtende", enz.
Daarop werd de zitting geschorst en hielden de
ministers eene vergadering. Naar men verzekert
verklaarde de heer Marcère in die bijeenkomst,
zijn ontslag te zullen nemen, ouverschillig of bij
als overwinnaar dan wel overwonnen het strijd
perk zou verlaten. Bij de hervatting van de werk
zaamheden der Kamer stelde de heer Rameau voor
te besluiten, tot de orde van den dag over te gaan,
met. welk voorstel de heer Clémenceau zich ver-
eenigde. Het voorstel van den heer Rameau werd
nu met bijna algemeene stemmen aangenomen. De
heer Marcère heeft bij den heer Waddington zijn
aanvraag om ontslag ingediend.
In de zitting der commissie van enquête ter
zake van 16 Mei deelde de heer Waddington mede
om welke redenen het gouvernement zich verzette
tegen het denkbeeld om de daarbij betrokken
ministers in staat van beschuldiging te stellen. Het
nemen van een besluit werd tot Woensdag verdaagd.
Groot-Britannië.
Een telegram uit Calcutta meldt dat de achter
hoede van Biddulph op den terugweg uit Girisk
is aangevallen door een vijandelijke troep van
1500 man. De vijand werd teruggeslagen met
een verlies van 150 man aan dooden, de Engel-
schen verloren 15 man.
De Engelschen hebben een briefwisseling
onderschept tusschen Cetchwayo en de hoofden
der Boeren in de Transvaal. Cetchwayo drong er
op aan dat de Boeren of in opstand zouden komen
tegen de Engelschen öf althans onzijdig zouden
blijven.
Telegrammen.
ROME, 3 Maart. De Koning heeft een rouw-
tijd van veertien dagen voorgeschreven wegens het
overlijden van prins Hendrik der Nederlanden.