N°. 5837. Dinsdag 525 Februari. A0. 1879. LEIDSCÏÏ DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per postn 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. F RIJS DER ADVERTENTIES: Van 1—6 regels1.05. Iedere regel meer0.17$. Groolere letters naar plaatsruimte. STADS-BERIC H T E N. De Burgemeester, hoofd van het Gemeentebestuur van Leiden, doet te weten dat aan den ontvanger der directe belastingen alhier zijn ter hand gesteld de op den 20sten Febrnari invorder baar verklaarde kohieren van de personeele belasting, houdende aanslagen voor een vol jaar, 3/4 jaar en een half jaar, alle dienst 1878/79, en dat ieder verplicht is zijn aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 24 Febrnari 1879. V. d. BRANDELER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien bet adres van N. WOUTERLOOD Pz., houdende verzoek om in zijne fabriek, uitkomende aan het Levendaal N°. 174, één of meer fornuizen en stoompotten te plaatsen tot het bereiden van verduurzaamde levensmiddelen Gelet op artt. 6 en 7 der wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad n°. 95); Geven bij deze kennis aan het publiek dat genoemd verzoek, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Maandag den lOden Maart a. s., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, V. d. BRANDELER, Burgemeester. 24 Februari 1S79. E. KIST, Secretaris. Vergadering van den gemeenteraad van Leiden op Donderdag den 27sten Februari 1879 des, namiddags te 3 uren. Een Repliek. Dat ons artikel in het nommer van 21 dezer bestrijding heeft uitgelokt het verwondert ons volstrekt niet. De hoofdgedachte, neergelegd in de stukken der drie geachte inzenders, uieenen wij aldus te kunnen formuleeren De laatste dagen waren niet ongunstig, maar integendeel zeer gunstig voor het Anti-dienstvervangingbond, daar de aanwezig heid ook der dienstplichtigen uit de hoogere stan den in de gelederen toepassing dus van het beginsel van het Bond een waarborg zou zijn voor de handhaving van de rechten ook der minder ontwikkelden. Tegen die redeneering als zoodanig hebben wij niets in te brengen, al kunnen wij de opmerking niet terughouden, dat die handhaving van rech ten wel eenige, maar toch een schrale troost is, wanneer de betrokken persoon alvast de straf beetheeft. Met het beginsel van anti-dienstver- vanging op zich zelf zouden wij ons dan ook zeer goed kunnen vereenigen, mits het in de toepas sing ware te verwezenlijken zonder al te schokkende toestanden in het leven te roepen. Toen wij dan ook in ons aangevallen artikel de woorden nederschreven„Maar wie, die ook maar eenigszins belang stelt in het lot zijner zonen, zou met het oog op de feiten als het hierboven vermelde zijn adhaesie kunnen schen ken aan het beginsel, door het Anti-dienstver- vangingbond voorgestaan" drukten wij, naar het schijnt, ons niet juist, of liever niet volledig genoeg uit. Immers, wij spraken daar niet van het. „beginsel der anti-dienstvervanging", maar van het beginsel „door het Anti-dienstvervangingbond voorgestaan." Ed dat wij hier wel degelijk dachten aan het beginsel „z o o al s het door het Bond wordt voor gestaan", kan ten overvloede blijken uit het laatste gedeelte van ons artikel, waar wij op de nog steeds weinig benijdbare positie van den milicien wijzen „ondanks het reeds zoo veeljarig bestaan van het Anti-dienstvervangingbond." Wat het Bond heeft uitgericht om het op zich zelf zoo lofwaardige beginsel der Auti-dienstver- vauging te verwezenlijken? Ter beantwoording van die vraag kunnen wij niet beter doen dan het woord te geven aan den geachten schrijver van het tweede ingezonden stuk, waar hij zegt: „Ik ben een waar voorstander van dat Bond, zonder mij te vereenigen met alle middelen, waardoor het zijn doel tracht te verwezenlijken. Ik heb hier het oog op die zonderling gestelde en ellenlange advertentiën, die nergens nuttig voor zijn dan voor het budget der groot ere bladen." Met die woorden kunnen wij ons ten volle vereenigen. En nu komen wij tot een vraag van zeer ernstigen aardZou het Anti-dienstvervau- gingbond, ondanks allen goeden wil om zijn beginsel ingang te doen vinden, door zijn allerzonderlingste wijze van werken ook indirect aansprakelijk zijn voor het feit, dat men geen enkelen stap vordert in de door het Bond voorgestane richting? Lang genoeg zeker is het Bond aan het werk om eindelijk ook iets practisch te leveren. Wel ziet men in de „zonderling gestelde" adverten tiën steeds gewagen van het „beginsel", maar de toepassing daarvan mogelijk te maken zie, daar toe is nog geen enkele vruchtbare poging gedaan. Toch achten wij die toepassing voor het oogen- blik vrij onmogelijk. Het verdwijnen van plaats vervangers en nommerverwisselaars uit de kazerne zou ongetwijfeld het leven aldaar vrij wat draag lijker doen zijn. Maar ware daarmee alles ver richt? Waren b. v. de kazernen zelve daardoor bruikbaarder gemaakt. Wij weten het, als men dergelijke bezwaren te berde brengt, loopt men gevaar iu de „ellenlange" advertentiën van het Bond te worden uitgekreten voor een tegenstander van het beginsel. Lag het niet veeleer op den weg van het Bond die bezwa ren zooveel mogelijk uit den weg te ruimen, ten einde den werkelijken tegenstanders een scherp zwaard te ontnemen? Van den eenen dag op den anderen leeft men in de „hope van het Anti- dienstvervangingbond", maar eiken dag ook hoort men een regelmatig en even vruchteloos het „Zus ter Annaherhalen. Zie, met zulk een beginsel, zoo toegepast of liever niet toegepast, kunnen wij ons onmogelijk vereenigen. Daarom dan ook meenden wij het recht te heb ben om te zeggen, dat de laatste dagen bet Anti- dienstvervangingbond niet gunstig waren. Herin nerden zij toch een ieder levendig aan de wen- schelijkheid der invoering van de anti-dienstver vanging, niet minder diep verlevendigden zij het besef, dat het Bond, dat zich die invoering ten doel zegt te stellen, tot dusver slechts vrij pro- blematisehe uitkomsten heeft geleverd. Het leven van het Bond is een kwijnend leven. Redevoe ringen, hoe schoon ook, kunnen die kwijning niet bij voortduring tegengaan. Practisuhe resultaten, althans zichtbare bereiding van den weg, waar langs die zijn te bereiken, ziedaar wat het Bond krachtig kan doen herleven. Zij, die waarlijk met vaderlandsliefde zijn be zield, hebben ook het recht hetgeen hun en hun zonen toekomt van dat vaderland te eischen. Zij willen die zonen niet aan den dienst van het va derland onttrekken, ook in de dagen des gevaars, maar zij vragen in de dagen des vredes althans een geschikter gelegenheid dan hun thans wordt aangeboden, om die zonen zich te doen voorbe reiden voor de gevaarlijke, maar roemvolle taak, waartoe zij wellicht eenmaal zouden kunnen ge roepen worden. Dan zal het kunnen blijken wie het woord „vaderlandsliefde", dat thans op zoo veler lippen zweeft, in het hart dragen. LEIDE1V, 24 Februari. Woensdag a. s., 's voormiddags te twee uren, zal de nieuwbenoemde hoogleeraar dr. J. E. Van Iterson zijn betrekking aanvaarden met het hou den eener redevoering in het groot-auditorium van het academiegebouw. Ten einde bij het klimmen der jaren zich meer en meer de noodige rust te verzekeren heeft dr. A. Rutgers van der Loetf, sedert 1850 lid en sedert 1856 president van het bestuur der afdeeling Leiden van het Nederlandsch genoot schap tot zedelijke verbetering van gevangenen, gemeend zijn ontslag als zoodanig te moeten nemen. Ofschoon de reden billijkende, zon zullen velen met ons zijn heengaan uit die betrekking, waarin hij nog met jeugdigen ijver werkzaam was, bejammeren. Als president werd hij vervan gen door mr. J. De Wal, als lid door dr. H. G. Hagen. Naar aanleiding van de oproeping voor de betrekking van stads-genees- en heelkundige, op eene jaarwedde van f 630, heeft zich als sollicitant aangemeld dr. D. J. Braakenburg, genees- heel- en verloskundige alhier. B. en Ws. stellen voor dezen te benoemen, met bepaling dat den titularis worden opgedragen de werkzaamheden vroeger ver vuld door dr. Zaalberg, wat de geneeskundige, en door dr. Van Kaathoven, wat de heelkundige praktijk betreft. Voor de betrekking van leeraar in de wis kunde aan de gemeente-instellingen voor hooger en middelbaar onderwijs alhier wordt aanbevolen Dr. E. De Boer, leeraar aan de hoogere burger school te Deventer. Op de verzoeken van H. C. E. Couwenberg te 's-Gravenhage en J. L. J. Jansen te Hillegom, betreffende den aanleg van stoomtramways van 's-Gravenhage en van Haarlem naar Leiden, heb ben B. en Ws. het advies ingewonnen van de commissie van fabricage en van de kamer van koophandel en fabrieken. Dienovereenkomstig stel len zij den gemeenteraad voor, aan adressanten de vereischte vergunning te verleenen onder be paling dat zij in overleg moeten treden met de concessionarissen van de paardenspoorwegen in deze gemeente ten aanzien van het gebruik maken van die wegen, en met het bestuur van de spoor wegmaatschappij LeidenWoerden wat. betreft de brug over het kanaal naar het goederenstation buiten de voormalige Wittepoort. De vereeniging „Het metalen Kruis", 1ste ea 2de sectie, hield Zaterdag-avond in de Stadszaal een feestelijke bijeenkomst ter herdenking van haar 25-jarig bestaan. Bij die gelegenheid waren in het lokaal velerlei versieringen aangebracht. Te midden van groen vertoonden zich de borstbeelden van onze drie koningendat van Willem II was met een lauwerkrans versierd. Evenzoo zag men er een smaakvolle rouwdecoratie, gewijd aan de nage dachtenis van prins Hendrik, wiens schoon en wel gelijkend portret daarbij niet ontbrak. Aan den ingang der zaal tegenover het orkest was een groote wapentropee aangebracht, waarboven er zich weder een tot aan het plafond reikend van nationaal- en oranje-dundoek verhief. Het orkest, waarop thans een tooneel was opgeslagen, was aan beide zijden met groen, en de galerij met vlaggentro- peëen versierd. Tegen zeven uren hadden zich een buitengewoon groot aantal belangstellenden in de zaal vereenigd. Weldra deden zich de op wekkende tonen van een voor deze gelegenheid door den heer Grentzius gecomponeerden feest- marsch hooren en deed het bestuur der vereeni ging, met die van de vereenigingen welke tot de opluistering van het feest zouden medewerken de burger-tooneelvereeniging „Harmonie", de onder- officieren-vereeniging der dd. schutterij „Pugno

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 1