LEI DSCH DAGBLAD. Dinsdag 4 Februari. N°. 5819. A0. 1879. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementen worden dagelijks aangenomen. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers.vn 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regels1.05. Iedere regel meerB 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. LKIDEN, 3 Februari. Naar wij met genoegen vernemen bestaat er bij eenige ingezetenen alhier een goed plan, na melijk om met het oog op de omstandigheden van het tegenwoordig seizoen, een extrauitdee- ling van levensbehoeften enz. onder hunne minder gunstig bedeelde stadgenooten, onverschillig van welke gezindten, te kunnen houden. Zijn wij wel ingelicht, dan moet dit plan reeds van ver schillende zijden zeer veel bijval hebben gevon den. Wij hopen daaromtrent later meer bijzonder heden te kunnen mededeelen. In de jongste vergadering van de afdeeling Leiden en omstreken der Nederlandsche Maat schappij voor Tuinbouw en Plantenkunde werd ter sprake gebracht het organiseeren van een zoo genaamd avond-bloemenfeest in de maand Maart, een geïmproviseerde tentoonstelling van eenige uren. Daartoe werd medewerking beloofd door onder scheidene aanwezige kweekers, terwijl de regeling der zaak aan de heeren A. C. Kriest en J. Cuuvée werd opgedragen, die zich gaarne daarmede belastten. Heden had ten raadhuize dezer gemeente de openbare aanbesteding plaats van de levering van bouwmaterialen in zeven perceelen, waarvan als minste inschrijvers aannemers zijn geworden lste perceelhoutwaren, rubriek a, vurenhout, voor f 495.95 en rubriek e, Wijburger planken, voor f 5.20 de heeren Gebr. Van Mannekus, hout- koopers te Zoeterwoude; rubriek b, koperwijks grenen, voor f 399 en rubriek d, ijpenhout, voor 130 de heeren Gebr. Van Hoeken, houtkoopers alhier, en rnbriek c, Rijnsch eiken, voor f 512.67 de heer G. I. Boelen, houtkooper alhier; 2de perceel: spijkers en klein ijzerwerk, voor 237.39, de heer I. C. Bernard, wiukelier alhier; 3de per- ceel: metselmaterialen, voor f 163.75 en 4de per- ceel: metselsteen (Rijnsche) voor 1706 de heer J. C. Van der Tas, metselaar alhier, 5de perceel: verfwaren, voor f 389.90 de heeren H. C. Visser en Zn., in verfwaren alhier; 6de perceel: kolk- roosters, voor f 76.70 de heeren M. Langezaal en Zn., smeden alhier, en 7de perceelbezems en boenders, voor ƒ109.59 de heeren P. Fontein en Zn. Aangaande het rapport over de inrich ting van eenige voorname musea van natuurlijke historie in het buitenland naar aanleiding van de voorgenomen stichting van een nieuw gebouw voor 's Rijks museum te Leiden zegt de heer P. P. L. Hoek in den Ned. Speet, dat het dan toch ernst schijnt te zijn met het bouwen van een nieuw museum. Ernstig ten minste ziet het rapport er uit dat op last van den minister van binnenland- sche zaken het licht zag. Een dik boek in groot octavo, voor de helft tekst en de andere helft platen, voorstellende plannen van buitenlandsche musea, van het tegenwoordige Leidsche en van een tweetal ontwerpen voor het toekomstige Leid sche museum. Ieder, die het goed meent met de natuurlijke historie en met de eer van Nederland als wetenschappelijke natie, voelt zich in de wolken over het verschijnen van dit verslag. Heerlijk in een land te wonen, waar men het zoo goed meent met de wetenschap. Nog geen zes jaar geleden werd een wetsontwerp aangenomen (Jum 1873) waarbij gelden, voor den bouw van een nieuw museum benoodigd, werden toegestaan en reeds beschikken wij over dit rapport. Als wij weer zes jaren verder zijn, zal het misschien voorgoed vastgesteld zijn in welk gedeelte vam Leiden het museum niet zal komen en weer zes jaar later zal in beginsel uitgemaakt zijn, dat het gebouw in roode steen zal opgetrokken worden en zal men misschien zelfs overgegaan zijn tot het omheinen van een plek gronds maar neen, dat zal zoo spoedig niet gaan, want eerst zal een commissie Europa's hoofdsteden moeten bezoeken, om een vergelijkend onderzoek in te stellen naar de beste schuttingen voor het omheinen van bouwterreinen Maar laat ons niet vooruitloopen hebben wij voor bet oogenblik niet ons rapport, om ons mede bezig te houden? Is het bovendien niet belangrijk voor Nederland, dat drie harer zonen in alle voor name hoofdsteden van Europa zijn gaan verkon digen, dat er werkelijk plan bestond ook in Neder land een behoorlijk museum van natuurlijke his torie te gaan vestigen? Wij moeten niet alles tegelijk willen; zoo een museum zal wel komen en zij die gelooven haasten niet! Laat ons evenwel, zegt de heer H. verder, niet onbillijk zijn In geen geval mag er de commissie, wier bestaan eerst van Juli 1877 dagteekent, een verwijt van gemaakt worden, dat er meer dan vijf jaren verliepen, vóór dit rapport het licht zag. Er zijn, volgens het Zondagsblad van het N. v. d. D., sommige onderwerpen van zoo tcederen aard, dat de gevoelens verdeeld zijn over de vraag, of zij wel in het openbaar mogen behandeld worden. Daartoe behoort 'o. a. de verhouding van de leden van ons vorstenhuis onderling en tot de Neder landsche natie. Onze Koning, Willem de derde, heeft het voorrecht een constitutioneel vorst te zijn, en als zoodanig heeft hij door zijne houding het ver trouwen der natie gewonnen. Zijne taak was in deze misschien moeielijker dan men algemeen wel weet. Het nepotisme heeft hier te lande eenmaal welig getierd. Onder de tegenwoordige orde van zaken vindt men daar weinig overblijfselen van, maar de oude Adam is daarom nog niet uitge storven er zijn nog tal van lieden, wie het aan talent en ijver ontbreekt, die het betreuren dat de koninklijke gunst hen niet meer aan eene of andere winstgevende of invloedrijke betrekking kan helpen en die daarom ach en wee! roepen over het verloren prestige van de kroondie er telkens op terugkomen dat hare prerogatieven worden verkort, prerogatieven die waarlijk niet te benijden zijn, waardoor men één tot vriend en twintig tot vijand maakt, en een Koning moet geen vijanden hebben. Dezulken worden misschien zelfs wel gevonden onder hen, die met den Koning in directe aanraking komen. Zoover is reeds de stoutmoedigheid van die heerschzuchtige heeren gekomen, dat men den Koning openlijk de les durft lezen, omdat bij bad goedgevonden een man als Koetsveld als hofka pelaan te kiezen, in plaats van een Kuyper, een Ronkel of dergelijke. Men wil den Koning om- geven met krijgsknechten in dienst van de heersch- zuchtigste leiders, die onder de vaan van kerke lijke rechtzinnigheid het land in rep en roer zou den willen brengen. Is de heer O. Van Wassenaer Catwijck, de nieuwe opperceremoniemeester, soms een man naar hun hart? Wij, zoo zegt het blad verder, weten het niet, maar ons is hij het niet, en wij durven zeggen ook niet van de natie. Of de heer Cat wijck Roomsch of Protestantscb, rechtzinnig of liberaal is, laat ons koudmaar dat hij onzen Prins Hendrik en zijne betrekking tol de Nederland sche natie niet gekend of begrepen heeft, dat nemen wij hem kwalijk, of liever wij betreuren bet, dat hij niet ontwikkeld genoeg is, om het kwaad daardoor gesticht te begrijpen. Toen wij vernamen dat de heer Catwijck tot opperceremo- niemeester was benoemd, dachten wij onwillekeu rig dat hij voor die onschuldige betrekking als in de wieg was gelegd. Het is ons nu echter gebleken dat zelfs deze onschuldige betrekking somwijlen gewicht erlangt. Het geldt meer dan te bepalen dat de heeren van het hof een witte pantalon met gouden galon moeten dragen. De opperceremoniemeester beslist ook of het der natie zal geoorloofd zijn aan een hartelijk geliefden Prins en diep betreurden doode hulde te brengen. Dat laatste heeft de opperceremoniemeester baron O. Van Wassenaer Catwijck belet. Gesteld maar het kan niet zijn dat de Koning meende dat het hier een eenvoudige fa- milieaangelegenbeid gold, waarmede de natie niets te maken had, dan was de heer Van Wassenaer Catwijk, die niet voor vrouw en kind heeft te zorgen, onafhankelijk genoeg zijne betrekking op te offeren, indien iets van hem verlangd werd, dat naar zijne meening strijdig was met de belangen van het Huis van Oranje en met den wensch der natie. De heer Catwijck, het is duidelijk, zag dit niet inhij alleen is verantwoordelijk, en wij betreu ren het, dat er aan het gansche Hof niemand be sefte wat er eigenlijk voorviel en er den Koning opmerkzaam op maakte. Als men er den moed toe miste, dan beklagen wij den Koning dat bij znlk een omgeving heeft. Koud als het weder, was de begrafenis van prins Hendrik den edele. Maar der Nederlandsche natie strekt die niet tot oneer. Had het van haar afgehangen, dan was de stoet van deelnemenden, die hem zoo gaarne de laatste eer bewezen had den ten spijt van het ruwe winterweder van 's Prinsen paleis in het Voorbout tol den grafkelder te Delft lang geweest. Bij de heden gehouden openbare verkoo- ping van cokes van partijen van 100, 50, 10 em 5 hectoliters waren de hoogste prijzen f 34.00, 17.50, f 3.90 en f 2.00; de laagste 34.00, 17.00, f 3.60 en f 1.85. Vrijdag-namiddag te vier uren namen na den afloop van den schooltijd de gezamenlijke leeraars van de hoogere burgerschool met vijfjari gen cursus te Haarlem afscheid van dr. E. Van der Ven, die, tot conservator aan Teyler's stichting benoemd, met 1 Februari zijne betrekking als directeur der school nederlegde. Tot den man, die zoo lang aan het hoofd dier school had ge staan en steeds bij het leeraarspersoneel zeer ge acht en bemind geweest is, richtte de oudste der leeraars, de heer W. M. Logeman, eene har telijke toespraak, die door dr. Van der Ven in gelijken geest beantwoord werd. Daarna stelde dr. Van der Ven zijn opvolger, dr. Brongersma, aan de leeraars en leerlingen voor. Zaterdag waren in bet lokaal der eerste klasse de burgemeester en de wethouders van Haarlem, de leden van de commissie van toezicht op het middelbaar on derwijs, de aftredende directeur, zijn opvolger, de leeraars der school, een aantal oud-leerlingen en vele leerlingen der school bijeen. De burgemeester, mr. E. A. Jordens, sprak dr. Van der Ven een hartelijk woord van afscheid toe, hem dank zeggende voor de uitstekende wijze, waarop hij zoovele jaren zijne taak had vervuld. Tot dr. Brongersma richtte bij een woord van welkom. De voorzitter der com missie van toezicht, mr. H. Jacobi, deed hetzelfde; dr. Van der Ven en dr. Brongersma antwoordden daarna op de tot hen gerichte toespraken. Uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 1