N°. 5814.
Woensdag
29 lanuarL
A0. 1879.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 0 nmndeiu1.16.
Franco per post.1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADTEBTENTXBftt
Vm 16 regels1.03.
ledera regel meert 0.17).
Grootere letters j»ir pUitsmimte.
Een gepast huldeblijk.
Nog was het stoffelijk overschot van den zoo
betreurden Prins Hendrik niet overgebracht naar
het vaderland, waaraan de hoogvereerde doode
zoo onverwachts ontviel, of reeds hoorde tuen
van vele zijden stemmen opgaan om op te wek
ken tot het stellen van een duurzaam blijk van
waardeering, en dat wel in overeenstemming met
den geest van eenvoud, hulpvaardigheid en vader
landsliefde, die het gaDSclie leven van 's Konings
broeder kenmerkte.
Men gevoelt het, juist die eenvoud belette
hier te denken aan de oprichting van een stand
beeld of dergelijk monument; 's Prinsen zoo
menigmaal gebleken hulpvaardigheid deed terstond
de gedachte ontstaan aan het volvoeren of voort
zetten van een werk van liefdadige strekking en
's Vorsten bekende vaderlandsliefde moest het
denkbeeld doen oprijzen om dat werk zooveel
mogelijk ten goede te doen komen aan lienj die
hun krachten hij uitnemendheid wijdden aan den
dienst des lands of ook wel voor dien dienst worden
opgeleid.
Daar zijn er, die het denkbeeld opperden
fondsen bijeen te brengen om de stoomvaartmaat
schappijen te schragen, die haar opkomst en aan-
vankelijken bloei aan den Prins hebben te danken,
in wien zij een zoo krachtigen steun verliezen. Zulk
een plan het behoefde nauwelijks betoog
zou teu eeneumale buiten aanmerking moeten blij
ven immers zoodoende zon Men op den verkeer
den weg geraken van begunitiging der belangen
van bijzondere personen, in deze de aandeelhou
ders; zou men buitendien geheel en al den geest
miskennen, waarin de overleden Vorst zoo voor
beeldig ijverig werkzaam wasopbeuring van
handel en scheepvaart door opwekking van den
ondernemingsgeest. Neen, thans, nu die onderne
mingen eenmaal in bet leve* zijn geroepen, dank
zij het met ware opoffering gepaard gaande initia
tief van den Prins, thans is het aan de aandeel
houders om door een moedig voortzetten van het
begonnen werk te toonen, dat zij waardig zijn
wat door den overleden Vorst ten hunnen bate
werd gedaan.
Dus noch van het oprichten van een standbeeld,
noch van het ondersteunen van stoomvaartmaat
schappijen zou sprake kunnen zijn. Wat dan? vraagt
men wellicht.
Er bestaan een tweetal inrichtingen, door wier
ondersteuning aan den geest van hulpvaardigheid,
liefdadigheid en vaderlandsliefde, die Prins Hen
drik in zijn werkzaam leven bezielde, alle hulde
kan worden gebracht. Ze te noemen is ons reeds
gemakkelijk gemaakt, daar wij ze v«or het doel,
waarvan hier sprake is, reeds vermeld vinden in
een blad, dat in deze ten volle onpartijdig mag
heeten. Spraken toch wij in onze kolommen het
eerst van het bijeenbrengen van een fonds voor
de Leidsche Kweekschool voor de Zeevaart of ook
wel voor het asyl te Egmond, men zou ons allicht
beschuldigen van den toeleg om ten deele locale
belangen te begunstigen. Waar echter de „Zaan-
landsche Courant" dat voorstel doet, mogen wij
het gerusteljk overnemen, en dat te meer, dewijl
bij dat streven ook 's Prinses eigenaardige plaats
als oppervlootvoogd der Nederlandsche marine
in het oog zal worden gehauden. De marine toch
lag Prins Hendrik vóór alles na aas het hart;
alleen reeds wat de overleden Yorst voor de Leid
sche Kweekschool cn het Egmoadsche asyl deed,
voor de» zeeman der toekomst en dien van het
verledene, voor den jeugdigen matroos in spe en
den in den dienst vergrijsden pekbroek van wel
eer alleen dal reeds zou beweegreden genoeg
zijn om de gaven van erkentelijkheid aan die stich
tingen te wijden.
Nog meer kunnen wij aanvoeren, meer ook dat
spreekt tot het hart van eiken Nederlander. Of
wat dunkt u, stad- en landgenoot, van den Vorst,
die te midden van al de buldebewijzen, die hem
van alle zijden toestroomden in de eerste dagen
van zijn tweede huwelijk, nog tijd had om te
denken aan de knapen der Kweekschool voor de
Zeevaart, van welke er werden toegelaten om
getuige te zij* van den blijden intocht van
Prins en Prinses?
Kweekschool en asyl dus zijn naar onze meening
de inrichtingen, die bij voorkeur in aanmerking
zouden komen om ondersteund of wel uitge
breid te worden door middel van een fonds, door
vrijwillige giften bijeengebracht door alle landge-
nooten, groot en klein, arm en rijk, die er be
hoefte aan hadden met zulk een edel doel een
gave te storten ter nagedachtenis van den over
leden Prins. En daarbij zou de penning van den
werkman eren welkom moeten zijn als de gulden
van den meergegoede. Zoo, vrijwillig, uit eigen
beweging en als ware het met eigen hand bijeen
gebracht, zou het fonds in onze oogen vrij wat
meer waarde bezitten dan wanneer het, gelijk de
Zaanlandsche Crt. wil en hierin verschillen
wij met haar van meening van "Rijkswege, op
het initiatief der Regeering, met medewerking
vn» de Vertegenwoordiging werd tot stand ge
bracht. Het zou wel geen officiëelen stempel dragen,
maar daarentegen een tint van daadwerkelijkheid
bezitten, die de zekerheid zou schenken, dat geen
onverschilligen, zoo die er mochten zijn, er toe
hadden meegewerkt.
Het geheele land gevoelde diep den schok, dien
bet onderging door het plotseling overlijden van
den hoogvereerden Prins. De behoefte om metter
daad te toonen, dat men weet wat men in Prins
Hendrik verloor, deed tal van stemmen opgaan
om door een tastbare daad buide te brengen aan
de nagedachtenis van den edelen afgestorvene.
Zou de door ons aangewezen weg daartoe niet de
beste zijn?
LEIDEA, 38 Januari.
Heien is aan de universiteit alhier bevorderd
tot doctor in de rechten de heer R. Macalester
Loup, geb. te Eist (Overbetuwe), met academisch
proefschrift: „Geschiedenis van het Engelsche
kiesrecht."
De heer J. Voute Czn. geeft in een inge
zonden stuk zijne teleurstelling te kennen dat
er zoo weinig algemeene deelneming werd betoond
en geuit op den dag der begrafenis van Prins
Hendrik. Kransen werden geweigerd en deputatiën
afgewezen. De lijkplechtigheid had plaats onder
officiëele koude vormen. Ook wij, zegt de heer V.,
waren aldaar opgekomen, en een ooggetuige, in
woner van Delft, verzekerde ons dat er reeds heel
wat waardigheid ontbroken had bij de aankomst
van den trein met het vorstelijk lijk. Slechts
ongeveer een vijftal personen was daarbij tegen
woordig en onder hen de burgemeester van Delft,
maar niet in officieel kostuumterwijl de lijkkist
werd geplaatst in het bekende bekrompen stations
gebouw, waarvan een hoekje der vestibule tot
lijkkapel was ingericht, zoo gebrekkig dat nauwe
lijks een persoon zich langs de kist kon bewegen.
Bij de aankomst van den trein was de kist be
dolven onder de talrijke eerbewijzen der Luxem-
burgscbe bevolking, maar in plaats van ze in den
lijkwagen te leggen of althans vlak daarachter als
een afzonderlijke tropee te vervoeren, werden ze
in manden gepakt en naar de kerk gebracht, waar
schijnlijk omdat men ze toch bezwaarlijk geheel
kou eclipseeren. Ook de indruk, dien wij van de
politiemaatregelen kregen, was verre van aangenaam.
O. a. werd eene straat, ongeveer ter breedte van
de Kalverstraat te Amsterdam, zoodanig afgezet
dat niemand meer buitenshuis mocht komen. Ann
beide kanten werd op de trottoirsbanden eene rij
soldaten geplaatst en niemand mocht daarachter
buiten de huizen zich bevinden, ofschoon achter
die rij soldaten ruimte te over was om honderden
deelremenden te bergen. Het was als gold het
de onderdrukking eener oproerige beweging! Ge
woonlijk is het kerkgebouw een half unr na het
begraven van een vorstelijk lijk te bezichtigen,
maar toen was het anderhalf uur daarna, en nog
verdrong zich eene belangstellende menigte voor
de deuren, die vergeefs verzocht te worden toe
gelaten.
De opper-ceremoniemeester moge trachten zijne
maatregelen en beslissingen voor zich zelf te ver
antwoorden, hij kan dit niet voor de publieke
opinie en voor het rechtsgevoel van dat deel der
natie, dat in de laatste dagen zijne deelneming
heeft zien afweren.
Naar men verneemt heeft Prinses Hendrik
zich den oud-minister van justitie, mr. Tb. baron
Van Lynden van Sandenburg, als haar raadsman
toegevoegd, tevens belast met de regeling en het
beheer van haar zaken.
Naar wij vernemen zal in de maand Fe
bruari bij W. C. De Graaff te Haarlem een nieuw
weekblad het licht zien, aan de kunst, oudheid
kunde en kunstnijverheid gewijd. De redactie sal
waargenomen worden door dr. Jan Ten Brink.
Men deelt aan de H. Crt. van goederhand
het volgende mede: Het wekt veler verwonde
ring, vooral in de betrokken gemeenten, dat nog
nergens concessie verleend is aan de aanvragers
voor het leggen van locaalspoorwegen. De minister
van waterstaat enz. heeft nu een algemeen voor
schrift of reglement laten vervaardigen, betreflende
de locaalspoorwegen, waarvoor, zooals men weet,
zeer vele concessie-aanvragen zijn ingekomen en
welke zaak in ons land nog geheel nieuw is.
Dit ontwerp-voorschrift. is in handen gesteld van
de directiën der groote spoorwegmaatschappijen
hier te lande, ten einde haar gevoelen daarom
trent in te winnen. Eerst wanneer dat vastge
steld en geregeld is, kan men verwachten dat
de definitieve concessiën zullen worden verleend.
Te 's-Hage is aangekomen de heer R. Kuki,
secretaris 1ste klasse aan het ministerie van on
derwijs en van den keizerlijken raad van state
van Japan, gedelegeerde en lid van de jury voor
de wereldtentoonstelling in 1878 te Parijs. Hij
is hier te lande gekomen om de inrichtiagen
van ons openbaar onderwijs en onze kunstnijverbe d-
na te gaa*.
Het „Sanitary Institute of Great Britain"
te Londen, waarvan de hertog van Northumberland-'
president is, heeft den heer J. G. Jager te Amsterdam
benoemd tot buitenlandsch eerelid.
De Zouavenbroederschap te Amsterdam zal
Z. M. den Koning een huwelijksgeschenk aanbieden,
bestaande uit een vuurscherm in den vorm van een
vaandel, waarop de wapens van den Koning en de
Koningin zijn geborduurd.
In het verslag der Soerabaiasche meisjesschool
te Soerabaia, waaraan de Fröbelschool verbonden
is, leest men omtrent de verwisseling der onder
wijsgevende damesJuffrouw Van Os, directrice,