am wonderlijk omdat de meeste aandeelhouders Al- bionskinderen zijn. Ware zij er van overtuigd, de Maatschappij zou de reizigers op het traject LeidenWoerden niet dwingen om in Harmeien minstens een half uur op het perron of in de ellendige wachtkamer door te brengen. Alle treinen van de richting Leiden, behalve de tweede, leveren dit incouveniënt. op. Bovendien wordt er op die lijn niet voldoende voor waterstoven gezorgd. De iuzender nam verleden Zaterdag (middagtrein) met nog zes personen te Alphen in een eerste klasse coupé .plaats en zij zouden zich met één exemplaar hebbeu moeten tevreden stellen, indien zij zich niet met klem tot de betrokken persoiien hadden geweud, waarvan het gevolg was dat een andere coupé van een stoof beroofd werd en zij zich gelukkig kouden warmen. Een aan de II. C. medegedeelde brief uit Odessa behelst een en ander omtrent de ziekte die het gouvernement Astrakan teistert. De ziekte is mot ongekende hevigheid uitgebroken, is bui tengewoon besmettelijk en gemiddeld sterven 90 percent der aangetasten binnen 48 uren: genoeg dus om de bevolking in hooge mate te veront rusten. De ziekte woedt zoo vreeselijk als ooit de pest gedaan kan hebben. In Astrakan en Saratow noemt iedereen haar „Tschornaja Zenstschina", dat beteekent „de zwarte vrouw". Die naam komt blijkbaar van de zwarte gelaatskleur der lijders op den tweeden, in enkele gevallen op den derden dag. Dat de epidemie door de van de Aziatische slagvelden terugkeereude troepen is overgebracht, is zeker. Vooral twee regimenten Kozakken treft de schuld. Reeds op het oorlogstooneel kwamen onder die regimenten gevallen eener boosaardige ziekte voor, en het bevel was daarom gegeven dat alle kleedingstukkeu der manschappen vóór hun terugkeer gedesinfecteerd zouden worden. Dat is ook geschied, maar het schijnt dat vele Ko zakken enkele stukken achterwege hielden, waar schijnlijk omdat zij geroofd waren, en deze waren juist de gevaarlijkste, omdat zij veelal van half vergane lijken afkomstig waren. Nauwelijks wareu de manschappen in hunne woonplaatsen terug, of er kwamen ziektegevallen onder hen en hunne ge zinnen voor. Dat geschiedde reeds in October, maar de plaatselijke overheden waren zorgeloos en ver zuimden daarvan aan de regeering kennis te geven. Het slechte drinkwater in het gouvernement As trakan, de enge woningen of tenten (kibitka's) der Kozakken en Kalmukken, hunne verregaande onzindelijkheid en gebrekkige voeding, de groote vochtigheid door den ditmaal zeer vroeg begonnen regentijd, hel gebrek aan hospitalen, geneesheeren en goede verpleging, ziedaar redenen genoeg om de ziekte snel te doen ontwikkelen. Thans zijn er genoeg geneesheeren en worden flinke maatre gelen genomen, maar nog in November en zelfs in December ontbrak het noodigste: geneeskun dige hulp, versterkende middelen, hospitalen enz. Men hoopt dan ook dat de plaatselijke overhe den ter strenge verantwoording geroepen zullen worden. In het district Jenitajewsk (halfweg Astrakan en Czernyjar) aan de Wolga, waar de epidemie het eerst begon, is de bevolking meer dan gedecimeerd. Van gezinnen, die voor weinige weken nog 10 of 15 leden telden, zijn dikwijls niet meer dan 2 of 3, soms geen één meer over. Even erg is het oostwaarts, in de Kalmukken- steppen, gesteld, waar de bevolking spoedig onder den invloed der besmetting kwam. Ongelukkig gelooven de Kalmukken in zulke omstandigheden, dat er maar één middel tot redding isspoedige vlucht. Men vreest dat de epidemie daardoor reeds over een terrein verbreid is, welks uitgestrektheid nog niemand vermoeden kan. Gelukkig voor ons as er reden om te vermoeden, dat het meerendeel •der vluchtende Kalmukken naar Azië en niet naar Europa de wijk genomen heeft. Intusschen was niet alleen onder de Kalmukken der steppen, maar ook onder de boeren der aangetaste dorpen eene paniek ontstaan. De lieden waagden niet meer in de nabijheid der zieken te komen, ouders verlie ten zelfs hunne kinderen en de dooden bleven onbegraven liggen. Of de goede maatregelen, thans door de regeering genomen, niet te laat zullen komen, dat zal de toekomst moeten leeren. Aan de „Univers" wordt uit St.-Petersburg o. a. medege deeld dat het dorp Wetlianka, dat 1700 zielen telde, geheel is verlaten; alleen 400 lijken zijn achtergebleven, waarvan de helft niet begraven zijn; te Preschibe zijn van de 830 inwoners in twee weken 520 bezweken. In vier dagen breidde zich de kwaal meer dan 30 wersten uit van het brandpunt der besmetting. De ruiterij, welke de uit fortRobin- son, Nebraska, losgebroken Cheyenne-Indianen vervolgde, heeft hen Zaterdag 11. op een heuvelachtig terrein achterhaald. Zij warem ten getale van 50. De troepen hebben de ongelukkigen Maan dag met hunne kanonnen aangevallen, maar slaag den er niet in, hen uit hunne verschanste positie in de bedding eener beek te verdrijven. Dinsdag ochtend bemerkten zij tot hunne verbazing dat de Indianen wederom in den nacht ontkomen en in zuidwestelijke richting gevlucht waren. De bende telde nu nog slechts 28 personen; de overigen waren weder gegrepen of gesneuveld. De troepen hebben met een verlies van 5 dooden en 8 ge kwetsten, aangezien hun teerkost ten einde was, de vervolgiug opgegeven en zijn naar fort Robin son teruggekeerd. Men zou zich echter onverwijld tot een nieuwen tocht toerusten. Inmiddels trekt de zaak algemeen de aandacht en wordeu vele betuigingen van deelneming met de „uit beweeg redenen van menschlievendheid" zoo bitter ver volgde Roodhuiden vernomen. Woensdag heeft de Senaat een onderzoek naar 't voorgevallene bevolen. BUITENLAN 13. PVankrijk. De „Union Républicaine" verklaart, dat zij, wegens den algemeen ongunstigeu indruk van het programma, het onuoodig acht er over in discus sie te treden. Het linker-centrum heeft met algemeene stemmen eene verklaring vastgesteld, waarin het over 't algemeen zijne adhaesie schenkt aan het ministeriëel programma. De gematigde linkerzijde heeft insgelijks eene bijeenkomst gehouden. In het overzicht van het verhandelde wordt gezegd De linkerzijde acht eenstemmig de ministeriëele verklaring onaannemelijk; doch uit de debatten blijkt, dat zij nagenoeg eenstemmig bereid zou zijn, het ministerie te handhaven, wanneer de heer Dufaure zijne verklaringen zoodanig wilde verduidelijken dat het onvoldoende van het pro gramma er door werd aangevuld. Luxemburg. De Luxemburgsche Kamer, die onmiddellijk na bet overlijden vau Prins Hendrik was bijeenge roepen, heeft eene commissie benoemd tot het ontwerpen van adressen van rouwbeklag aau den Koning-Groothertog en aan de Prinses. Nadat, na eene korte schorsing der werkzaamheden, beide adressen waren vastgesteld, gaf de commissie als hare meening te kennendat die dag geen waar diger bladzijde in de jaarboeken der Kamer zou kunnen beslaan, dan wanneer bij deze gelegenheid een besluit werd genomen in den geest van den overledene, den weldoener der armen. Mitsdien stelde zij voor: „het onlangs vastgestelde cijfer der toelagen voor instellingen van weldadigheid met 10,000 franken te verhoogen." Met onver deelden bijval werd dit zoowel namens de Regeering als door de Kamer goedgekeurd. Knsland. Dertig bataljons Russisch voetvolk hebben Igdyr, Erivan en Naghitcheivan bezet. Veertig stukken berggeschut zijn onlangs te Kars aangekomen en levensmiddelen, benevens amunitie, worden er bij eengebracht. De Muzelmansche en Christen-bevol king van Kagisman, Kars, Olti en Ardahan is opgeroepen, om recruten te leveren voor de rui terij aan de grenzen, en zij die niet goedwillig aan deze oproeping gehoor geven, worden er toe gedwongen. Telegrammen. ST.-PETERSBURG, 17 Januari. De sterke koude in de Wolga-districten werkt zeer gunstig op de vermindering der pest-epidemie, hoewel het gevaar toeneemt, daar in nieuwe districten ziekte gevallen zijn voorgekomen. De aandacht der regee ring blijft echter op de zaak gevestigd; vooral is dit bet geval ten opzichte van het dorp Wetlianks. KONSTANTINOPEL, 17 Januari. De oor- logsschating, door Turkije aan Rusland te be talen, blijft bepaald op 300 millioen roebels, be taalbaar in papier tot den koers van 2 fr. 70. De oorlogsschatting zou in schuld geconverseerd worden. Onmiddellijk na de onderteekening van het definitief vredesverdrag door den sultan, Zondag a. s„ zou het ontwerp op den afstand van Novi-Bazar aan de orde komen. PARIJS, 17 Januari. Het „Journal officiel" bevat het besluit, waarbij aan 2245 veroordeelden wegens de handelingen der commune gratie wordt verleend. Er blijven nu in Nieuw-Caledonië nog 1067 veroordeelden over. PARIJS, 18 Januari. Ofschoon over het alge meen nog groote onzekerheid blijft heerschen, wint toch de meennig veld, dat de minister Dufaure zich aanstaanden Maandag toegevender zal betoonen en daardoor de crisis verhoeden. Volgens een ander gerucht zou Mac Mahon als president der republiek willen aftreden, indien het kabinet-Dufaure het onderspit mocht delven. LONDEN, 18 Januari. De heer Ilicks Beach heeft het woord gevoerd op het feestmaal, dooi de conservatieven gisteren te Straud gegeven. Hij verdedigde de staatkunde der regeering ten opzichte der Oostersche aangelegenheden en gaf zijne over tuiging te kennen, dat aan het Berlijnsche ver drag volledige uitvoering zou gegeven worden. Eene verstoring der betrekking met Rusland of andere Europeesche mogendheden achtte bij niet waarschijnlijk. De oorlog met Afghanistan was feitelijk geëindigd. Sprekende over de handels crisis zeide hij, dat nu de Eugelsche nijverheid van de Europeesche en Amerikaansche markten ver drongen was, de regeering thans zou streven naar uitbreiding van deu Britschen invloed in Afrika. PARIJS, 18 Januari. De Senaat heeft gisteren zonder discussie ten opzichte van een vijftigtal leden besloten tot toelating en de verdere werkzaamheden tot Maandag verdaagd. Gemeenteraad, Zitting van hedenmiddag te halfvier. Na de opening der vergadering hield de voor zitter, dr. W. C. Van den Brandeler, de volgende toespraak „Mijne Ileeren Weinig had ik kunnen vermoeden dat wij, bij de heilwenschen die ik u en de uwen bij deze eerste samenkomst van den Raad in het nieuwbegonnen jaar uit den grond van mijn hart toebreng, onder den diepen indruk zouden ver- keeren vau deu slag, die ons Vorstenhuis en Vader land treft. Nog ruischeu ons de jubelklanken in de ooren, toen in den nazomer vau het afgeloopen jaar de edele Prins Hendrik der Nederlanden met zijne jeugdige Gemalin bij hun intocht het vorstelijk 's-Gravenhage deed weergalmen van vreugde. Wat geluk spelde de toekomst niet aan hem, die aan zijne gade, bij het naderen der grenzen van haar nieuw vaderland, konde toeroepen„Gij zult straks een volk zien, gezegend en groot door de vrijheid Maar niet alzoo. Terwijl als om strijd de hoofd en hofstad zich beijverden om zich te tooien en den plechtigen intocht van den geëerbiedigden Koning en Koningin voot te bereiden, ziet, daar verspreidt zich alomme de verpletterende mare dat de edele telg van Oranje aan zijn Gemalinne, aan het Vorstelijk Huis, aan bet Vaderland door den dood is ontvallen. Trotsch als wij waren op het bezit van een Prins die geheel zijn leven wijdde aan het welzijn van zijn vaderland, van een Prins die een voorbeeld van echten godsdienstzin en huiselijke deugden was en die zijn doorluchtig geslacht zoozeer tot eer verstrekte, is zijn dood een onherstelbaar ver lies, eene nationale ramp! God sterke den Koning, den hoogbejaarden Prins Erederik, het Koninklijk gezin, maar niet het aller minst de zwaar beproefde Weduwe, die zich den steun op haar verder levenspad op eens ziet ont vallen. Mogen de oudubbelzinnige blijken van algemeene liefde en gehechtheid aan den dierbaren overledene eenigermate hunne smarte lenigen en moge de Neder- landsche natie, bij wie die beminnelijke Vorst in dankbaar aandenken zal blijven, steeds diep door drongen zijn van de plichten die op een volk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1879 | | pagina 2