buitenland. Op Kerstdag heeft men in het Queen's ooilege te Oxford wederom het eeuwenoude ge bruik in acht genomen om een feestmaal te houden van een kolossalen zwijnskop, die eerst op een zilveren schotel onder toepasselijke liederen wordt rondgedragen. Naar men zegt heeft de plechtigheid baar oorsprong ontleend aan een heldenfeit van een student omstreeks 1850, die met zijn Aristoteles in de hand wandelde in een bosch vlak bij Oxford. Daar werd hij plotseling door een wildzwijn aangevallen. Gelukkig had hij zijn Aristoteles bij zich, dien hij terstond het zwijn in de keel smeet met den uitroep: „Graecum est". Of nu het zwijn bemerkte, dat Aristoteles geheel onverteerbare kost is, dan wel of het geheel en al ontstelde van die zonderlinge wijze van aanval, meldt het verhaal niet, maar zooveel is zeker: het beest viel dadelijk dood, en sinds dien tijd eet men eiken Kerstdag te Oxford een zwijnskop. In de maand Juni 11. heeft zekere Victor Smets, een pettenmaker te Geldenaken in Belgisch Brabant, zijn meisje, Heloise Lheureux, eene dienstbode, uit minnenijd met een pistool schot aan het hoofd gewond, en wel zeer gevaarlijk, naar de geneesheeren zeiden. Binnen vier weken was zij echter aan de betere hand. Smets had zich onmiddellijk zelf gevangen gegeven en heeft onlangs terechtgestaan voor het hof van assises. Het meisje zelf bevond zich onder de getuigen, en verklaarde haren minnaar reeds lang vergeven te hebben en bereid te zijn om hem te trouwen. De gezworenen verklaarden Sraels onschuldig, en onder luide toejuichingen van het publiek werd hij op vrije voeten gesteld. Het paar viel elkander in de armen en verliet schreiende de gerechtszaal. Volgens het blad „Galignani" heeft Adeline Patti, die nu te Berlijn vertoeft, eene kneuzing aan de knieschijf gekregen, die zich nogal ernstig laat aanzien, zoodat er sprake zou zijn van afzetten van het been. Op de Noordsche, Britse he en Fran- sche kusten kunnen, volgens een telegram uit Nieuw-York, tusschen 28 December en 3 Januari hevige westelijke stormen, vergezeld van regen, sneeuw en koude verwacht worden. Eenigen tijd geleden stierf te Offen bach (Hessen-Darmstadt) eene vrouw, die ruim 20 jaren geleden heel wat pennen in beweging bracht en omtrent wier afkomst men tot nog toe geheel en al in het onzekere gebleven is. Men verhaalt omtrent haar het volgendeIn het bosch dat zich bij Frankfort a/d. Main bevindt, hield den 9den November 1853 een rijke equipage stil; een hoogbejaarde vrouw steeg met een jong en schoon meisje uit en beiden gingen dieper het wond in. Na een eindweegs geloopen te hebben, verliet de oude het meisje, zeggende dat zij spoedig terug zou komen. Ze werd echter niet weder gezien. Het arme meisje bleef thans drie dagen en drie nachten in het woud alleen, voortdurend „mama" en „Bertha" roepende. Eindelijk werd ze door een boerin gevonden en naar huis medegenomen. Ook daar wachtte de arme echter geene liefderijke ont vangst. Men ontnam haar de fraaie kleedcren en de kostbare kleinoodiën, kleedde haar in lompen en leidde haar vervolgens naar den straatweg. Daar werd ze opnieuw aan baar lot overgelaten en weer doolde ze thans rond, eiken voorbijganger in het Hongaarsch, dat haar moedertaal scheen te zijn, vragende: „Waar is mijne mama?" Ze wekte argwaan en werd naar den rechter gevoerd, die dom genoeg was om in haar eene misdadigster te zien. De kinderlijkheid, die in een meisje, dat op het oog 10 óf 17 jaren telde, vreemd scheen, werd voor geveinsd gehouden en weldra bevond zij zich als „landloopster" in de gevangenis. Maanden lang bleef ze daar. Eenige autoriteiten, door hare ver halen zehad in dien tusschentijd Duitsch ge leerd getroffen, besloten thans zich barer aan te trekken. Een kundig leermeester werd aange nomen en spoedig ontdekte men in haar een bui tengewonen aanleg. Omtrent hare afkomst kon ze weinig of geen opheldering geven. Zij herinnerde zich dat zij, sedert haar vijfde jaar, met haar broeder in een kelder gevangen gehouden was zonder één o'ogenblik haar verblijf te mogen ver laten, dat eene oude vrouw haar daarna op reis medegenomen en vervolgens verlaten had. Meer wist ze niet. Er ontstond thans een storm in de pers men drong aan op ernstig onderzoek en eischte, dat, zoo hier een afschuwelijke misdaad gepleegd was, de daders gestraft zouden worden. Friedrich Eek gaf in denzelfden geest in 1855 een brochure uit. Toch bleef het onderzoek achterwege. Het meisje huwde, bracht twee kinderen ter wereld en leidde een kalm en vreedzaam leven. Steeds bleef haar echter een treurige stemming bij. R ech.tza.Ren. Yoor het gerechtshof te 's-Gravenhage stond gisteren terecht zekere M. M., landbouwer te Wissekerke in Zeeland, beschuldigd van poging tot moedwilligen doodslag op zijn huisvrouw. De beschuldigde was vroeger een zeer welgesteld land bouwer en had met zijn eerste vrouw, die hem niet minder dan zeventien kinderen schonk, ge lukkig geleefd. Na den dood zijner vrouw her trouwde hij eu met zijn tweede vrouw was de verhouding minder gunstig. De voornaamste oor zaak hiervan was, dat de beschuldigde zich in de laatste jaren voortdurend aan misbruik van sterkedrank schuldig maakte en dan in beschon ken toestand zijn vrouw af en toe te lijf wilde. Vrijwillig had hij haar het beheer hunner geld middelen afgestaan, doch wanneer zij hem dan geld voor jenever weigerde, ging hij erg te keer. Ruim twee jaren geleden had de vrouw met haar goed de echtelijke woning verlaten, zooals zij be weerde door haar man daaruit verjaagd zijnde. Na dien tijd was de verhouding nog ongunstiger geworden en in den avond van 4 October jl. kwam het tot een uitbarsting. De twist ontstond toen doordat de vrouw vergeten had de belasting te betalen, hetgeen haar man verzocht had. Hij geraakte in zoo hevige woede, dat hij eenige groote messen greep en onder het uitspreken van de woorden: „zal ik het nu eens doen?" np haar aanviel. Eerst wierp hij baar met het hoofd tegen den muur, toen bracht bij haar met een der messen in den hals eenige sneden toe en vervolgens wierp hij haar op den grond, terwijl hij met de knieën op haar ging liggen. In die positie werd hij bevonden dcor een buurvrouw, die met behulp van een der kinderen hem van zijn vrouw aftrok. De wonden waren zeer onbe duidend en binnen drie dagen was de vrouw genezen. In de instructie beker.de de beschuldigde het voornemen te hebben gehad om haar te doo- den, doch gisteren ter terechtzitting was zijn be kentenis minder pentinent. De adv.-gen. mr. Van der Hoeven achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewe zen, niet alleen door wat den 4den October voor viel, maar ook door allerlei vroegere daden en gezegden van den beschuldigde. Somtijds legde hij, te bed gaande, een slachtmes in ziju bereik en vroeg dan luid of het wel scherp genoeg zou zijn. De beschuldigde was een gevaarlijke dronk aard en behoorde zwaar gestraft te worden. Der halve requireerde het hof niet minder dan 12 jaar tuchthuisstraf. De verdediger mr. J. J. Bergsma trachtte in een breedvoerige pleitrede aan te toonen dat de beschuldigde geen poging tot doodslag had ge pleegd, maar niets auders dan een moedwillige verwonding. Ook de voorstelling door het O. M. van den persoon des beschuldigden gegeven, was veel te ongunstig. Een groot deel der schuld lag ook aan de vrouw, die een twistziek karakter had en Zeer schijnvroom was. Op deze gronden ver trouwde pleiter dat het hof zijn cliënt alleen aan moedwillige verwonding zou schuldig verklaren. Nog werd behandeld de zaak van twee Katwijk- sche visschersjongens, die in den nacht van den 21sten Nov. zich hebben schuldig gemaakt aan diefstal van een partijtje haringen van de toen aan het Katwijksche strand liggende Schevening- sche bomschuit „De jonge Cornell's". De beide beschuldigden ontkenden het feit en beweerden dat twee matrozen van de schuit, die zij in het dorp hadden ontmoet, hun gezegd hadden dat zij een braadje uit een open ton, die op het dek stond, konden nemen. Dit werd evenwel door die matrozen tegengesproken. Adv.-gen. Van der Hoe ven eischte voor beiden een eenzame opsluiting van vier maanden. Mr. Van Gigch droeg de ver dediging van de jongens voor. Hij geloofde dat aan de verklaringen van de getuigen niet te veel kon worden gehecht en dat de besch. wel eens de waarheid kouden gezegd hebben. Overigens achtte pleiter het overbodig op verzachtende omstandig heden te wijzen, daar hij vertrouwde dat het hof de omstaudigheden, waaronder het feit is gepleegd, het best kon nagaan. Hij eindigde met zijn cliënten den hove aan te hevelen. Aanstaanden Donderdag zal het hofuitspraak doen. Frankrijk. Na den dood van Thiers opende de afgevaar digde Menier eene inschrijving in de „Bien public" van hoogstens één fr., ten einde uit de opbrengst dezer inschrijving binnen Parijs een standbeeld op te richten van den „bevrijder des vaderlands". Aan het einde van de maand Jnni, toen de „Bien public" ophield te bestaan, telde de lijst reeds 55,423 inschrijvers voor een bedrag van 44,153 fr. 79 c. De onkosten der inschrijving heeft de heer Menier geheel voor zijno rekening genomen en derhalve het geheele ingeschreven bedrag overge dragen aan eene commissie, die den lsten Kerstdag hare eerste bijeenkomst hield en daarin besloot het voorloopig bij de Fransche Bank te deponeeren. De hertog d'Audiffret-Pasquier is in de plaats van msgr. Dupauloup tot lid van de Fransche academie gekozen, met 22 van de 27 uitgebrachte stemmen; 12 leden waren afwezig en 5 stemden in blanco. Duitschland. De „Prov. Corr.", die het memorandum van den rijkskanselier aan den bondsraad omtrent zijn standpunt ten aanzien van de herziening der tol tarieven bevat, voegt daar het volgende bijDe rijkskanselier heeft zijn doel, om de behoeften des rijks hoofdzakelijk uit indirecte belastingen te dekken, in 't oog gehouden, maar geen onder steuning gevonden om den door hem voorgestelden weg naar het voorbeeld van Engeland in te slaan, namelijk om slechts op weinige artikelen zuiver fiscale rechten, maar dan ook tot een hoog bedrag, te heffen. Reeds ten aanzien van de tabak werd hem zoowel bij de regeeringen als in den rijksdag de noodzakelijke ondersteuning ontzegd. Voorden practischen staatsman zal 't steeds hoofdzaak ziju het doel te bereiken, zonder zich door theoreti sche overwegingen van den weg te laten brengen, en bovendien sluit het eene stelsel het andere nog niet uit. Gelukte het eenige artikelen even hoog als in Engeland of Amerika ook aau de Duitsche grenzen te belasten, dan zou er geen hinderpaal meer bestaan om het aantal der belaste artikelen weder te verminderen, indien de uitbreiding der tolrechten tot eenige artikelen lastig of nadeelig gebleken mocht zijn. Eveneens zou langs den weg der latere handelstractaten van menig invoerrecht kunnen worden afgezien, dat thans misschien zal worden ingevoerd. Om van invoerrechten te kunnen! afstand doen, moet men eerst die rechten hebben,! en zoo men ze niet kan heffen, dan moeten ze! eerst ingevoerd worden. Rusland. Het Russische gouvernement heeft bevolen dal! alle kweekelingen van instellingen van hoogei! ouderwijs uniformen en onderscheidingsteekeneJ moeten dragen. Ter markt te Leiden aangeroerd, 27 en 28 December. Wintertarwe 12 hectoliter 9.50 a 10.ZomerJ tarwe 12 hectol. 7.50a 8. Winterrogge -10 hecta C.25 a 6.50. Zomerrogge 10 hectol./5.50 aƒ6.—.-J Zoinergerst 10 hectol. 5. a5.50Chevalier-gerst hfl hectol. 7. a f 7.50 Zware Haver 13 hectol. 4.50-*! a 5. Lichte Haver 13 hectol. f 3.a f 3.50. Duëfl venboonen 5 hectol. f 8.a 8.50 Paardenboonen V hectol. 7.50a f8. Ossen stulis a/—.-B Stieren, stuks 1a.—.Veulens stuks/— a Melkkoeien stuks f a -B Ivalfkoeien 6 stuks 225.— a 255.VarekoeieB 17 stuks f 160.a f 250.— Vette koeien 48 stulm 200.a f 310. -Kalveren (vette) 21 stuks a f 70.— Kalveren (magere) 5 stuks f 7a/ 1S -W Kalveren (gras) stuks a Hamel® (magere) stuks/— a f Hamels (vette® stuks, f a Ooien (magere) 32 stuks /"22.— a 26.Ooien (vette) 270 stuks 30.— a 34.—-w Lammeren (magere) stuks a Lam® meren (vette jarige) stuks a ~B Varkens (magere) stuks fa Varkens (biM gen) 22 stuks f 6.a f 14. Grasboter 4820 kilogr., 1ste qualit.-J vat/60.—a/64-B Schei- 2de qualit. vat 46.— a f 50.Grasboter I>V qual. per kilogr. f 1.50 a 1.60, Schei- 2de qualiteitpe® kilogr. f 1.15 a 1.25. I Ter markt aangebracht 71 runderen, 26 kalvers® en 302 schapen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 2