Donderdag
N°. 5758.
A°. 1878.
4
21 November.
Deze Conrant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
S TADS-BEllICHTEN.
Eeu opwekkend woord, naar aanleiding van
een opwekkend verschijnsel.
Dezer dagen kwam ons, door bijzondere gele
genheid, een boekje in handen, getiteld „Mede-
deelingen van de Nederlandsche Maatschappij voor
Tuinbouw en Plantkunde," n°. 7, 1878, dat
naar wij vernemen op de eerstvolgende vergade
ring aan de leden der Leidsche afdeeling zal wor
den uitgereikt, of aan de dan afwezigen toege
zonden. Het doorziende vonden wij in een paar
zaken aanleiding er even bij stil te staan.
Eerstens blijkt uit de optelling der leden van
de verschillende afdeelingen, dat het getal reeds
tot ruim 850 is geklommen, hetwelk op zich zelf
echter ons geen aanleiding zou geven er de op
merkzaamheid onzer lezers op te vestigen, ware
het niet dat de afdeeling „Leiden en Omstreken",
eene der jongste, zich daarbij gunstig onder
scheidt, zóó gunstig zelfs, dat ze van de 16 afdee
lingen verre het sterkst in leden is. Terwijl toch
die te Amsterdam en die te Arnhem, beide in
1873 opgericht, slechts 84 en 66 leden tellen,
die van 's-Gravenhage en Omstreken, welke een
jaar later werd opgericht, uit niet meer dan 61
leden bestaat, is de afdeeling „Leiden en Omstre
ken" 103 leden sterk, en dit wel terwijl hare
oprichting pas van Juli des vorigen jaars dag-
teekent
Velen onzer stadgenooten is het trouwens be
kend, met hoeveel ijver en ingenomenheid die
oprichting gepaard ging, maar velen ook weten
het, dat die ijver niet verflauwde, integendeel aan
groeide, en dat het Bestuur inderdaad niets onbe
proefd laat, wat slechts strekken kan om den lust
voor planten en bloemen hier ter stede op te wek
ken en levendig te houden, en tevens de tuin-
bouw-industrie te bevorderen.
Dat die pogingen dan ook van het begin af,
en daarna in klimmende mate sympathie vonden,
is niet zeer te verwonderen, en dit zal zeker door
het Bestuur geapprecieerd worden.
Inderdaad opmerkelijk is het, wanneer men de
ledenlijst doorziet, hoe vele namen daarop voor
komen van hen, die met den tuinbouw in gee
nerlei betrekking staan, maar die bf begrepen
dat een goed doel moest gesteund worden, of wel,
en dit komt ons het waarschijnlijkst voor, dat het
een behoefte is geworden van onzen tijd, kennis
te nemen van hetgeen het plantenrijk schoons en
liefelijks biedt, of zich door gedachtenwisseling
te vergewissen welke van Plora's kinderen elk
het best zelf kan opkweeken en hoe men die moet
behandelen.
Bekend is het mede reeds, dat geen afdeeling
dezer Maatschappij meer activiteit ontwikkelt
dan deze, zoo er al in dit opzicht eene met haar
kan gelijkgesteld worden. Ook zij, die niet tot
haar ledenkring behooren, zagen er in dit najaar
een bewijs van, in een hier ter stede gehouden
wedstrijd tusschen kweekersknechts en leerlingen,
die op verre na niet met een gewone bloemen
tentoonstelling kan gelijkgesteld worden, maar
welker invloed een veel verdere strekking heeft,
en die trouwens, naar ons van betrouwbare zijde
verzekerd werd, reeds had.
Intusschen, is een groot ledental veel, het is
niet alles. Zeker, daardoor wordt het Bestuur
in de gelegenheid gesteld te beter te kunnen
handelen eenerzijds in de belangen der leden, an
derzijds in die der Maatschappij; in belangstel
ling echter vindt het ziju moreeleu steun en aan
moediging en die zijn zeker mede van niet geringe
beteekenis.
Ook hiervan dragen de maandelijksche verga
deringen doorslaande blijken, en dit zal zeker in
klimmende mate het geval zijn, naarmate men
meer algemeen tot de overtuiging komt, dat die
bijeenkomsten, in plaats van vervelend en eento
nig, huiselijk, aangenaam, gezellig en leerzaam ziju.
Het blijkt nu dat meu in het vorige jaar goed
begrepen heeft, toen men meende dat thans de
tijd voor zoodanige Vereeniging te dezer stede
gekomen was, en dat bet waar is, wat reeds aan
vankelijk werd beweerd door enkelen betwij
feld dat er meer planten- en bloemenliefde
hier sluimerde dan men vermoedde; dat de mee
ning, vaak elders uitgesproken, als zou Leiden
voor iets dergelijks ten eenenmale ongeschikt zijn,
zeer ongegrond en onbillijk tevens was.
"Waarlijk, dat onze afdeeling het reeds met twin
tig leden won op die der hoofdstad, die toch
vier jaren ouder is, kan niet anders dan elk, die
prijs stelt op de eer en den goeden naam onzer
stad, een wezenlijke voldoening schenken, en wij
achtten het daarom dan ook vooral nuttig onze
stadgenooten hiermede bekend te maken, wijl het
gewis van beteekenis is, dat het eenmaal overwon
nen terrein in ons bezit blijve. Daartoe
kunnen nog velen medewerken, die er tot dus
verre wellicht niet aan dachten. Trouwens de af
deeling heeft dezer dagen op een flinke wijze op
nieuw de algemeene opmerkzaamheid op zich ge
vestigd, en wij twijfelen er niet aan, of het Be
stuur zal wel zorgen dat dit bij voortduring het
geval is. Aau hen, die het in dien korten tijd
zoo ver brachten, is elk, die het met den bloei
in elk opzicht onzer stad goed meent, gewis veel
dank. ook veel ondersteuning verschuldigd.
Gisteravond werd alhier de eerste vergadering
met dames van de afdeeling der Hollandsche
Maatschappij van fraaie kunsten en wetenschappen
gehouden. Yoor een zeer talrijk en uitgelezen
publiek trad de heer E. Haverschmidt van Schiedam
als spreker op. Vóór de pauze droeg hij op de
hem eigene wegsleepende wijze een stukje voor
getiteld „Bedorven." Niet minder wist hij daarna
zijne hoorders te boeien door het geven van eene
„Kerstvertelling" als bijdrage. Beide voordrachten
doen ons de hoop koesteren den heer Haverschmidt
nog meermalen in de vergaderingen der Maat
schappij te zien optreden.
Mademoiselle Agar zal in de eerste dagen
der volgende maand alhier een voorstelling ko
men geven.
De minister van binuenlandsche zaken beant
woordt zeer uitvoerig de opmerkingen en beschou
wingen gemaakt ten aanzien van het wetsontwerp
tot wijziging van sommige bepalingen der wet op
het hooger onderwijs. Na de wijze waarop de voor
dracht is geschied verdedigd te hebbeu, verklaart
de minister dat het indienen van verdere voor
stellen tot wijziging der organieke wet niet in het
plan ligt der regeering, die ten stelligste over
tuigd is dat op de beslissingen, bij de vaststelling
der organieke wet gegeven, niet behoort te worden
teruggekomen. De vroeger en thans voorgestelde
wijzigingen betreffen uitsluitend punten van onder
geschikt belang, waardoor de oeconomie der wet
niet geschonden wordt, en zij moesten worden voor
gedragen, zoo de regeering, met de uitvoering der
wet belast, zou kunnen verrichten wat door de
Kamer van haar was begeerd. Ter voldoening aan
den wensch der afdeelingen is bij nota van wijzi
ging nu ook voorgesteld den doctor in de geschie
denis bevoegdheid te verleenen onderwijs te geven
in de aardrijkskunde. Overigens handhaaft de mi
nister de door hem voorgestelde termijnen voor
het afleggen der examens volgens de nieuwe wet.
De bezwaren vrij algemeen daartegen geopperd
hebben geleid tot een nader overleg, dat echter
geen ander resultaat heeft opgeleverd. Ter behoor
lijke voorbereiding van de reorganisatie der gym
nasia acht de regeering het wenschelijk het ontwerp
nog op een tweetal punten aan te vullen. Het
eerste betreft art. 114 der organieke wet. Daaraan
stelt zij voor als tweede lid de bepaling toe
te voegen dat Latijnsche scholen en gymnasia
in gemeenten beneden 20,000 zielen uiterlijk op
1 September 1879 volgens de voorschriften der wet
worden ingericht en bij gebreke daarvan van 1
Juli 1879 af geen nieuwe leerlingen mogen worden
toegelaten. Ten tweede stelt de regeering nu voor
tot het geven van onderwijs in de wiskunde aan
een gymnasium ook bevoegd te verklaren hen, die
in het bezit zijn der afzonderlijke akte voor de
hoogere wiskunde, bedoeld in art. 76 der wet op
het middelbaar ondewijs.
De senaat der rijks-universiteit te Utrecht
heeft iu een adres aan de Tweede Kamer zijne
bezwaren kenbaar gemaakt tegen art. 4 van het
wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen
der wet van 28 April 1876, tot regeling van het
hooger onderwijs. Zij zijn geheel dezelfde en be
rusten op dezelfde gronden, als die rector en
senaat der rijks-universiteit te Leiden in hun
adres van 1 October 11. hebben uiteengezet.
Blijkens een bij het departement van kolo
niën ontvangen telegram van den gouverneur-
generaal van Ned.-Indië, dd. 19 dezer, was door
den gouverneur van Atjeh aan de Indische regee
ring geseind, dat de voornaamste hoofden der IX
Moekim met de imams en honderden uitgewekenen
teruggekeerd waren en zich onderworpen hadden
en dat ook het hoofd der III Moekim (rechter
oever der Atjeh-rivier, beoosten Lambaroe) zich te
Kotta-Radja had onderworpen. De voornaamste
hoofden van de XXVI Moekim boden eveneens
hun onderwerping aanover de voorwaarden werd
nog onderhandeld. Panglima Polim en Toeankoe
Haschim maakten echter toebereidselen om den
oorlog voort te zetten.
Dr. L. R. Beynen is benoemd tot officier
der orde van den Gouden Leeuw van Nassau.
De heer De Magnin, Waalsch predikant te
Rotterdam, is door den Eranschen minister van
onderwijs benoemd tot „officier d'acadómie", eene
onderscheiding hem te beurt gevallen wegens de
belangrijke rapporten aan het departement van on
derwijs te Parijs.
De prov. staten van Noord-Brabant hebben
met 47 tegen 11 stemmen besloten een bijdrage
van een millioen te verleenen voor een kanaal
VenlooHollandschdiep, mits het rijk overigens
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 mwnden1.10.
Franco per post....1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 16 regels1.05.
Iedere regel meer0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien het adres van J. RUIGROK, vleeschhouwer
alhier, houdende verzoek om het pand in de Haarlemmer
straat N°. 140 in te richten tot ilachtplaais van vee en van
F. VAN DER KLOOT, melkverkooper alhier, houdende
verzoek om in zijn pand in de Diefsteeg N°. 10 eene stoom
machine te plaatsen tot bereiding van boter;
Gelet op de artt. 6 en 7 der Wet van 2 Juni 1875
Staatsblad n°. 95);
Geven bij deze kennis aan het publiek, dat genoemde
verzoeken, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente
ter visie gelegd zijn; alsmede dat op Donderdag den oden
December aanst., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis,
gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen die
verzoeken in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, V. d. BRANDELER, Burgemeester.
20 November 1878. E. KIST, Secretaris.
LEIDEN, 20 November.