N\ 5752.
Donderdag
A0. 1878.
{4 November.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
8TADS-BERICHTEN.
Eeu lastige quaestie opgelost?
it c~^J,
LEIDSCH
ïa
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 16 regels1-05.
Iedere regel meer0.17|.
Grootere letters naar plaatsruimte.
Om te voldoen aan een herhaaldelijk tot ons
gericht verzoek zullen wij in 't vervolg het
Leidsch Dagblad des avonds ook laten bezorgen
Buiten de Koepoort op den straatweg naar
Zoeterwoude, tot aan den heer Renée, bloem-
kweeker, F N°. 8;
op den Witten Singel;
op het Schulpenpad;
in de Witte Rozenlaan;
buiten de Wittepoort tot aan het eerste
spoorhek
buiten de Rijnsburgsche Poort tot aan Zo
mer zorg en
in de Haverzaklaan.
Indien mocht blijken dat op de overige Sin
gels om de stad bij een voldoend aantal per
sonen dezelfde wensch mocht bestaan ten einde
daarvoor mede een afzonderlijken looper aan te
stellen, zal deUitgever zich daartoegaarne bereid
verklaren, omdat de bezorging per post eerst
den volgenden morgen plaats heeft.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien het adres van C. VAN DER ZWET Cz, Brander
alhier, houdende verzoek tot oprichting van eene branderij
in het pand in de Baatstraat N°. 9,
Gelet op de arlt. 6 en 7 der Wet van '2 .Juni 1875
Staatsblad n°. 95)
Geven bij deze kennis aan het publiek, dat genoemd
verzoek, met de bijlagen, op de Secretarie dezer gemeente
'er visie gelegd is; alsmede dat op Donderag den 28sten
November aanst., 's voormiddags te <?(/"uren, op het Raadhuis,
gelegenheid zrl worden gegeven om bezwaren tegen dat
verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, V. d. BRANDELER, Burgemeester.
13 November 1878. E. KIST, Secretaris.
Bij de behandeling der voordracht betrekkelijk
den dienst der brugwachters en tot wijziging
van de verordening op de heffing en invor
dering van bruggeld in de gemeenteraadszitting
van 24 October 11. werden zoowel het voorstel-
üoudsmit om B. en Ws. uit te noodigen voor-
loopig de dringend noodige verbeteringen aan te
brengen, als het amendement-Van der Lith tot
behoud van het oude tarief in art. 1 der voor
dracht van B. en Ws. en eindelijk die voordracht
zelve verworpen. Het voorstel-De Eremery om voor-
loopig voor bruggelden op de begrooting te boe
ken in ontvang ƒ3250 en in uitgaaf ƒ3460
werd, nadat daarover in een vorige vergadering
de stemmen hadden gestaakt, in de zitting van
29 October 11. eveneens verworpen en de post
voor jaarwedden van de sluis- en brugwachters
van f 8550 werd teruggebracht tot ƒ1910.
De toestand is dus vrijwel hetzelfde geble
ven, iets, dat vooral daarom bedenkelijk moet
worden genoemd, dewijl die toestand, gelijk ten
overvloede in den gemeenteraad zelf werd gecon
stateerd, onwettig is als in strijd met artt.
113 en 114 der Gemeentewet, welke bepalen
dat alle ontvangsten moeten komen in de kas
van den gemeente-ontvanger en dat deze ook de
uitgaven doen moet.
Nu moge het. ook geldelijke opofferingen kos
ten, zoo dra de gestelde autoriteit er toe gekomen
is in het openbaar te verklaren dat een bestaande
zaak indruist tegen een of andere wetsbepaling,
Js het o. i. haar eerste plicht dien strijd met de
wet langs den minst bezwarendeu weg op te heffen,
^oo niet, de bevoegde macht zou een voorbeeld
geven, alles behalve geschikt om den eerbied voor
de wet te verhoogen.
Reeds daarom alleen nog daargelaten de
hoogst onvoldoende wijze, waarop tot dusver de
bruggen werden bediend achten wij een wijzi
ging van de betrekkelijke verordening noodzakelijk,
en dat wel uithoofde van het beginsel, dat er mee
gemoeid is, in haar geheelen omvang, en
niet, zooals het voorstel-Goudsmit wilde, een aan
brengen van de dringend noodige verbeteringen.
Goed en wel, zal men zeggendoch dan de
ênanciëele bezwaren En die tegenwerping beamen
wij ten volle, doch zullen tevens trachten ze,
zoo al niet op te lossen, dan althans minder over
wegend te maken. Wij stellen daarbij echter op
den voorgrond, dat, met het oog op het onbekende
cijfer der tegenwoordige opbrengst van liet brug
geld, gelijk ook in den gemeenteraad herhaal
delijk werd aangetoond, de berekening altijd eenigs-
zins problematisch zal zijn.
Stellen wij nu met den heer De Eremery het
vermoedelijk tekort bij een gemiddelde heffing van
10 cents door vast bezoldigde brugwachters op
f 3650, waarin door de gemeente zou moeten
worden voorzien, dan is het de vraag of dat deficit
door bezuiniging niet tot eeu geringer cijfer zou
zijn terug te brengen en die vraag meenen wij
bevestigend te kunnen beant woorden. Dat doel zou
men naar onze meening kunnen bereiken door
minder sterk op den voorgrond te plaatsen het
beginsel om de 19 aan te stellen brugwachters
tevens te bekleeden met de macht van onbezol
digde politiebeambten. Daardoor zal men in dé
eerste plaats de noodzakelijkheid ontgaan om hen
van uniform te voorzien en zoodoende 900
besparen. Immers men zal kunnen volstaan met
hun voor de resteerende f 50 uniformpetten met
onderscheidenden band of iets dergelijks te ver
schaften, op dezelfde wijze als dat geschiedt ten
opzichte der nachtwachts in andere gemeenten.
Zulk een uniformpet zou naar onze meening een
voldoend teeken van politiemacht zijn wat betreft
het handhaven der bepalingen, door schipperij en
ingezetenen te volgen bij het openen of sluiten der
bruggen. En verder zouden zij geen politiegezag
behoeven uit te oefenen. Onze politie is sterk
genoeg, de dienst gaat geregeld en hare uitbrei
ding is niet zoo noodzakelijk, dat ter wille daarvan
een door moraliteit, openbare orde en wettelijkheid
gevorderde verbetering zou mogen schipbreuk lijden.
Dat beginsel aangenomen, zou er ook op de
wachthuizen heel wat zijn te bezuinigen, door
er wachthuisjes van te maken, alleen bestemd
voor den bruggedienst en niet voor politie-posten,
al neemt dit niet weg, dat. zij in tijd van nood
ook daarvoor zouden kunnen gebezigd worden.
Wellicht zou men door die wijziging den geraam-
den post van 5000 tot de helft kunnen redu-
ceeren en zou dus de jaarlijks te betalen som voor
rente en aflossing slechts ongeveer 250 behoe
ven te beloopen. Een natuurlijk gevolg zou een
aanmerkelijke besparing ook voor brandstof en
verlichting zijn, zoodat het ons niet zou verwon
deren, indien het vermoedelijk tekort van 3650
daardoor werd teruggebracht tot ongeveer 2000,
een som, natuurlijk met. vrij wat minder bezwaar
ten laste der ingezetenen te brengen dan de oor
spronkelijk geraamde van bijna 4000, terwijl
men in het uiterste geval de aanvulling van dat
tekort ten laste van schipperij en ingezetenen
beiden zou kunnen brengen, door het bruggeld,
volgens deze berekening slechts met 5 cents ver
meerderd, voor vaartuigen van grooter kaliber met
10 cents te verhoogen. Schipperij en burgerij bei
den toch zouden door den nieuwen maatregel wor
den gebaat, de schipperij echter altijd het meest,
indien men het politietoezicht niet op den voor
grond plaatst,
j Zoodoende zou men een al gem eene wijziging
der verordening op de heffiug en invordering van
bruggeld kunneu invoeren en daardoor tevens een
einde maken aan den thans bestaanden en offi-
j ciëel erkenden onwettigen toestand, dien wij hoogst
l nadeelig achten, ook uit een moreel oogpunt.
LEIDEN, 13 November.
Volgens ministerieel schrijven zijn de hoog
leeraren aan de rijks-universiteiten uitgenoodigd,
eenige statistieke opgaven te geven, welke hoogst
waarschijnlijk moesten dienen tot beantwoording van
vragen, dienaangaande in de afdeelingen der Tweede
Kamer gedaan. Deze opgaven moesten bevatten
1°. het getal uren, dat ieder hunner elke week
college geeft2°. het getal colleges, die door min
der dan tien toehoorders worden bezocht; 3°. de
vakken, waarin geen college wordt gegeven, bij
gebrek aan toehoorders. Hoogstwaarschijnlijk
zullen de opgaven, door de professoren verstrekt,
ook in het licht stellen, dat de wet op het hooger
onderwijs hoogst nadeelig werkt op het college-
bezoek, daar 1°. dit geheel is overgelaten aan den
lust der studenten en het 2°. wordt tegengewerkt
door de som van tweehonderd gulden, die er jaar
lijks voor betaald moet worden.
De organieke wet tot regeling van het hooger
onderwijs, naar welke zoo lang reikhalzend was
uitgezien, verwierf de goedkeuring der groote
meerderheid in de beide Kamers der Staten-
Generaal en het. behoud der drie rijks-universiteiten
werd hierop niet zonder invloed geacht. Met 1 Oct.
1877 is zij in werking getreden en verreweg de
meeste leerstoelen zijn, naar de regeering vertrouwt,
behoorlijk bezet. De opheffing van eene of zelfs
van twee onzer rijks-universiteiten zou, als maat
regel van dadelijke, bezuiniging, geringer besparing
opleveren dan men er zich bij den eersten oog
opslag van voorstelt. Vooral niet, wanneer de
voorwaarde er mede gepaard ging, „om althans
ééne dier universiteiten geheel in te richten naar
de behoeften van onzen tijd." Tmmers, zegt de
minister, wanneer men voldoen wilde aan eiken
eisch, die „in het. belang der wetenschap", zooals
het. in het voorloopig verslag heet, zelfs zonder
onredelijkheid zou kunnen worden gedaan, liep
men gevaar het cijfer der uitgaven hoog te zien
stijgen. Men zal voorts bij het vervallen der leer
stoelen steeds meerder bezwaren ontmoeten, naar
mate men sterker toegeeft aan den aandrang naar
specialiteiten, terwijl het schaars bezoeken der
colleges veroorzaakt wordt door het meer en meer
veld winnen der neiging om alleen die lessen te
volgen, waarbij gelezen wordt over een vak, in
hetwelk bij het examen wordt ondervraagd. Con
centratie van universiteiten zou wel ophooping
van hoorders op de examen-colleges teweegbrengen,
maar de nu overal gelijkelijk verlaten lessen niet
bevolken. Daarom acht de regeering het in liet
belang van het hooger onderwijs de wet van
28 April 1876 (Staatsblad N°. 102) getrouw uit
te voeren, nochtans zonder overijling en met ma
tiging, voor zooveel dat billijkerwijze geschieden
kan, der kosten. Inzonderheid wat de stichting
betreft van monumentale gebouwen kan, naar
haar inzien, zonder schade voor de vorderingen
der studenten, veel geduld worden geoefend.
In de Maandag gehouden vergadering van
de afdeeling „letterkunde" der kon. academie van
wetenschappen, die door 22 leden werd bijgewoond,
vestigde de heer Leemans de aandacht van de
vergadering op een verslag van de rijksadviseurs