alleen dat de dansen zelve de bewondering opwekten, pok en vooral was dit bij-elke electrische kleurverwisselinghetgeval, die verdween zoodra weder de groote en kleine Chineezen het circas betraden en als 't ware een levende pyramide vertoonden, waarbij het drietal kleine Chineesjes niet het minst de aandacht tot zich trok en bij herhaling den lachlust opwekte. Niet minder belangwekkend was vervolgens de Chineesche dans door elf kin deren in kostuum uitgevoerd, tot eindelijk alles weder in de manége leven en beweging werd. Alles sprong, voor- en achterwaarts, omhoog, omlaag, onder en over elkaar enz. enz. Niets bleef er op zijn plaats. Duidelijk bleek welk een genoegen de toeschouwers ook hierin schepten. Prachtig was vooral de grand pas cbiuois door zestien dames. Zoowel de daarin voorkomende figuren als het effect op de kostumes door de electrische verlichting in verschillende kleuren, soms zes a zeven te gelijk, teweeggebracht, waren wel geschikt de toeschou wers om zoo te zeggen in een tooverpaleis te verplaatsen. Het geheele Chineesch volksfeest werd besloten met een optocht van alle Chineesche man darijnen en den keizer, uitgevoerd door het geheele personeel. De keizer was daarbij gezeten op een wit paard, dat wederkeerig weer in triumf werd rondgedragen door twintig Chineezen, zoodat het geheel, voorafgegaan door de keizerin, gezeten in een door hare hofdames gedragen troonhemel, een zeer eigenaardig schouwspel opleverde. Toen alles dan ook was afgeloopen, kon de di rectie de overtuiging erlangen dat deze pantomime ook hier in den smaak van het publiek viel. Nie mand zal er daarom aan willen twijfelen of zij zal nog menigmaal worden vertoond en dan tevens vele toeschouwers naar het circus lokkeu. Omtrent het ongelukkig omkomen van vier kinderen te Nieuwveen meldt men nader dat de brand aldaar omstreeks acht uren 's avonds ontdekt werd in eene woning binnen den bebouw den kring der gemeente en in de slaapkamer bleek ontstaan te zijn, waar de kinderen eenigen tijd te voren te bed waren gelegd. Toen de moeder de kamer binnenkwam, bleek dat de kleinen, van welke het oudste ruim vier jaren, het jongste een jaar oud, gestikt waren, zoodat hunne lijkjes uit de smeulende kamer naar buiten werden gedragen. De vader was op dat oogenblik afwezig. Door de pogingen der onmiddellijk aangerukte brandweer bepaalde de brand zich tot dat ééne vertrek. Een beschonken militair, sedertZon- dag gedeserteerd, werd Woensdag-avond door de patrouille te 's-Hage met veel moeite in arrest genomen. Tot tweemaal toe, op 't Spui eu op het Plein, wist hij zich los te rukken en zijn ge leiders te ontkomen, doch werd ten slotte, door tien man omringd, als 't ware naar de hoofd wacht gesleept. Gistervoormid dag vervoegde zich aan het bureel van politie te Delft een bouwman, die zich beklaagde dat hem in de tapperij van J. W. E. op de Paardenmarkt een bankbiljet van f 40 was ontvreemd. Onmiddellijk werd de tap perij door de politie in het oog gehouden en toen kort daarna de kastelein zijne woning verliet, werd hem door een agent van politie verzocht zich met hem naar het bureel te begeven. Aldaar ondervraagd ontkende hij aanvankelijk iets van de zaak te weten, maar de agent van politie De Zanger bemerkte dat hij in de voering van zijn pet eene kleine opening had, waaruit het bauk- biljet spoedig te voorschijn werd gehaald. Hij be kende nu dat het biljet hem door zijne vrouw ter inwisseling was ter hand gesteld. De politie heeft van de zaak proces-verbaal opgemaakt en zoowel den kastelein als zijne echtgenoote naar 's-Gravenhage doen overbrengen ter beschikking van den officier van justitie. Gistermorgen is te Haarlem een voer- mausknecht op de plaats bij de kazerne, bij het af spannen der paarden, tusschen den nog voortrol lenden beladen wagen en een boom bekneld ge raakt, waardoor hij zoodanig werd gekneusd, dat hij onmiddellijk daarna overleed. De ongelukkige was 69 jaar oud. Woensdag heeft, de trouwplechtigheid plaats gehad van gravin Maria, dochter van prins Von Bismarck, met graaf Rantzau. In het paleis van den rijkskanselier werd het burgerlijk huwe lijk door dr. Roth voltrokken in eene kamer, waarna de kerkelijke inzegening door ds. Vorberg in de congreszaal werd verricht. Reeds eenige jaren geleden had graaf Rantzau gravin Maria hel hof gemaakt. Toen zij later met een ander werd ver- i loofd, trok hij zich dit zoodanig aan, dat men voor 1 krankzinnigheid vreesde. Nauwelijks echter was haar verloofde overleden, of graaf Rantzau waagde bij haar een nieuwe liefdes-campagne, die thans met den gewenschten uitslag is bekroond. Op de soirée, Maandag door prins Yon Bismarck ter eere van het bruidspaar gegeven en waaraan de kroonprins en kroonprinses deelnamen, heeft een jong diplomaat keurig bewerkte blaadjes rondgedeeld, waarop onder het opschrift „On revient toujours a ses premiers amours" dit een en ander in dichtmaat nader werd verhaald. Het jonge paar is naar Dresden vertrok ken, om zich over Weenen naar Italië te begeven, van waar het tegen het Kerstfeest in den familiekring terugkeeren zal. Een vermogend Amerikaansch echt paar was pas te Parijs aangekomen, toen mevrouw, dewijl haar echtvriend erg vermoeid vras, zich naar een bankier begaf, waar zij 25,000 franken inkas- seerde, en daarop naar een magazijn om eenige inkoopen te doen. Bij het binnentreden geraakte zij in een hevig gedrang, dat zij echter spoedig zou heb ben vergeten, ware zij daaraan niet herinnerd, toen zij, haar inkoopen willende betalen, bemerkte, dat haar taschje met de 25 bankbiljetten van 1000 franken ieder was verdwenen. Onmiddellijk volgde er nu natuurlijk aangifte bij de politie, en juist toen de dame zich op het bureel bevond, werd daar een pick-pocket binnengebracht, in wieu zij een der mannen uit het gedrang voor het magazijn meende te herkennen. Doch de man was natuurlijk doodonschuldig! Gelukkig had de rijke Amerikaan bij zijn bankier nog 75,000 franken staan, zoodat hij lang niet in geld verlegenheid verkeerde. Hij moet zich na het voorgevallene echter hebben voorgenomen nimmer meer zoo vermoeid te zijn, dat zijn wederhelft de geldzaken moet behartigen. Sedert eenige dagen ontvingeen zeer aanzienlijke dame, die met haar echtgenoot een der prachtigste hotels va» het quartier de Passy te Parijs bewoont, een groot aantal rekeningen van modemagazijnen, juweliers, horlogemakers enz., waarbij dan op betaling werd aangedrongen. De dame weigerde die vorderingen te voldoen, omdat zij de opgegeven aaukoopen niet had gedaan en reeds sedert verscheidene jaren andere leveranciers had. Intusschen werden de eischen der crediteuren steeds dringender en zij beriepen zich ten bewijze van de echtheid hunner veelal verbazend hooge rekeningen op den koetsier en den palfrenier, in dienst van mevrouw de markiezin, toen deze in haar eigen rijtuig, met haar adellijk wapen voorzien, hun magazijnen had bezocht. Eindelijk liet de dame, die herhaalde vervolgingen moede, een der schuldeischers, een juwelier, bij zich toe, maar deze moest tot zijn eigen verbazing bekennen de markiezin nooit te voren te hebben gezien. De juweelen, en natuurlijk ook al de andere voor werpen, bleken gekocht te zijn door een vrouw, die van den naam der markiezin misbruik had gemaakt niet alleen, maar zelfs haar wapen op een rijtuig had nagebootst en een paar medeplichtigen in haar liverei had gestoken. Beide deze personen, die in handen der justitie zijn gevallen, weigerden echter ten eenenmale ook maar de geringste verklaring af te leggen, zoodat de naam der behendige be driegster nog steeds onbekend is. Naar men in sommige bladen leest is in de centrale gevangenis te Melun, in Erankrijk, eene fabriek van valsch geld ontdekt, met name van vijffrankstukken met den beeldenaar van Na poleon I. Twee gevangenen hadden van het slor dig uitgeoefende toezicht gebruik gemaakt om zich pleister te verschaffen, waarmede zij een vorm hadden gemaakt, in welken zij van fijn tin, dat zij uit de werkplaats, waarin zij moesten arbeiden, hadden weten mede te nemen, bedoelde stukken goten. Natuurlijk waren deze alles behalve be drieglijk, zoodat men ze slechts in de schemering of onder andere gunstige omstandigheden moet hebben uitgegeven. Door welke tusschenpersonen dit geschied mag zijn, is ondanks alle nasporingen nog onbekend. Zondag heeft het publiek voor het laatst te Parijs van den vastgelegden luchtballon gebruik gemaakt. In het geheel heeft de eigenaar, de heer Giffard, er 800,000 fr. mede verdiend. Blijkens nader bericht omtrent het gebeurde bij de Frankforter Bank moet zekere Jacob Franok, firmant van een klein bankiershuis, ten nadeele der Bank eene oplichterij hebben ge pleegd met 4'/j pet. Wurtembergsche staatsobli- gatiën, ten bedrage van 200,000 mark, en is in de kas van den kassier der Bank een deficit van 120,000 mark ontdekt. Nadat Eranck zich van kant had gemaakt, heeft de kassier zich in de Main verdronken. Werd hieruit afgeleid dat beiden met elkaar in geheime relatie hadden gestaan, zoo werd dit bevestigd door het feit dat men ten huize van den kassier voor 100,000 mark van de verdwenen obligatiën heeft teruggevonden. De makelaar H. Schomerus, te Bremen, die in Maart op de vlucht was gegaan, met ach terlating van een aanzienlijken schuldenlast, naar men zegt van 100,000 mark, is te Folkestone gearresteerd en Ie Londen verhoord. De Engelsche rechter heeft last gegeven om hem aan Duitschland uit te leveren. R echtzaken. Voor den hoogen raad werd gisteren behandeld het beroep in cassatie, ingesteld door den procu reur-generaal bij het gerechtshof te 's-IIertogen- bosch tegen een arrest van dat hof, waarbij, met bevestiging van een vonnis der arrondissements rechtbank te Maastricht, de kapelaan der parochie van St.-Servatius aldaar van alle rechtsvervolging werd ontslagen ter zake van op 10 Juni 1878 zich in een wit koorkleed op de openbare straat te hebben vertoond en eene bedevaart te hebben geleid, waarbij vaandeldragers enz. zich bevonden. De procureur-generaal had bij memorie twee mid delen van cassatie voorgesteld, nl.1°. schending van art. 9 der wet van 10 September 1858 (Stbl. n®. 102) en van art. 167 al. 2 der grondwet, omdat het hof ten onrechte de koninklijke mis sive van 24 Juli 1840 had beschouwd als een zoodanig reglement vaststellend, waardoor de be lemmering, sedert het jaar 1819 tegen de onder- werpelijke processie bestaande, zou zijn opgehe ven; 2°. schending van art. 206 van het wetboek van strafvordering door, aangenomen de verbin dende kracht van dien brief, niet te beslissen over het meerdere aan den beklaagde ten laste gelegde. Ter bestrijding dezer beide cassatie-middelen werd namens den kapelaan het woord gevoerd door den advocaat mr. A. P. Th. Eyssell. Pleiter ver klaarde nog verder te willen gaan dan het hof en aan te nemen dat het koninklijk schrijven van 1840, waarbij namens Z. M. verklaard werd dat deze berustte in het bestaande gebruik omtrent de bedevaarten te Maastricht, ze eigenlijk niet opnieuw geoorloofd kan maken, wijl de zoogenaamd koninklijke missive van 1819 waarbij de secretaris-generaal der zaken van den Roomsch- Katholieken eeredienst aan de kerkvoogden der zui delijke provinciën 's konings verlangen mededeelde om die openbare optochten der R.-Kath. kerk zeer te beperken ongrondwettig was, als vooral in strijd met art. 193 der grondwet van 1815. Dit trachtte pleiter zeer in het breede aan te toonen, ten slotte subsidiair er op wijzende dat wie het schrijven van 1819 aannam als een reglement vast stellend, dit met het hof ook doen moest ten aan zien van het schrijven van 1840. Wat het tweede middel betrof, wees pl. er alleen op, wat het verder aan den beklaagde ten laste gelegde, dat zich achter de door hem geleide bedevaart vaandel-fakkel dragers en eene zingende menigte bevonden, betreft, die allen een bestanddeel der bedevaart vormden daarin was dus niets ongeoorloofds. De voorziening van pastoor Sijben der St.- Mathias-kerk te Maastricht tegen een arrest van hetzelfde gerechtshof, waarbij hij wegens het leiden van een processie verklaard is in strijd te hebben gehandeld met de wet, werd daarna door mr. W. J. Wintgens toegelicht. De procureur-generaal zal in beide zaken den 28sten November conclusie nemen. BUITENLAND. Frankrijk. De heer Camille Sée heeft bij de Kamer van afgevaardigden een wetsontwerp ingediend tot regeling van het middelbaar onderwijs voor meis jes. Hij verwijst in de memorie van toelichting

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 2