Zaterdag
h 5736.
A0. 1878.
26 October.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
STADS-BEHICHTEN.
Y redecougres-theorieëu.
b. „Dat de gewapende interventie in de bin-
nenlandsche aangelegenheden van een anderen be
schaafden staat niet minder misdadig is dan de
veroveringsoorlog."
LEIDSOH
PEIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 nnandeti.i 1-10.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers°-05-
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regels....#1-05.
Iedere regel meer0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte.
Vergadering v.tn den Gemeenteraad van Leiden,
op Maandag, den 28sten October 1878, des namiddags te een unr.
Punt ter behandeling
De gemeentebegrooting dienst 1879.
Ter gemeentesecretarie zijn in druk verkrijg
baar het Algemeen Verslag van het verhandelde
in de sectiën van den Gemeenteraad omtrent de
begrooting dezer gemeente voor 1879, de Memo
rie van antwoord en het Rapport, der Commissie
van financiën, achtereenvolgens tegen betaling van
f 0.35, f 0.30 en f 0.20.
Mosterd na den maaltijd.
Zoo dachten wij bij het lezen der gewichtige
besluiten, dezer dagen genomen op het te Parijs
gehouden internationaal congres van de vredebonden.
Besluiten zoo althaus worden de eindresul
taten der op het congres gehouden besprekingen
genoemd. In hoeverre zij op dien naam aanspraak
kunnen maken, mogen onze lezers zelf benordeelen.
Er werd dan besloten, dat een internationale
conventie de middelen zal moeten omschrijven om
de uitvoering voor te bereiden van de volgende
punten
Let wel, lezerEr zal dus voorshands niets wor
den tot stand gebracht; er zal alleen nog maar
iets worden voorbereid. Och neen, wij vergissen
ons; zelfs dat niet. Maar wat dan De internatio
nale conventie zal de middelen moeten omschrij
ven om de uitvoering van bet een en ander voor
te bereiden. Om kort te gaan, zooveel is zeker,
dat we nog al den tijd hebben, eer het „ten
langen leste" tot de uitvoering van het vredebond
programma zal komen.
En nu de punten van dat programma Verneem
die orakelspreuken, o lezer, en bewonder ze, zoo
gij kunt: a. „Dat het recht om over het voeren
van oorlog te beslissen niet mag toebehooren aan
het uitvoerend gezag." Och, dat is een heel lee-
lijke, maar tevens zoo oude waarheid, mijne heeren
vredebonders, dat zij waarlijk aan de boorden van
de Seine niet behoefde herhaald te worden. Wij
twijfelen er dan ook niet aan, of van het oogen-
blik af, dat gij deze stelling hebt verkondigd, zal
men in alle landen, althans voor zoover zij zich
in het bezit eener constitutie verheugen, zich haas
ten om tot grondwetsherziening over te gaan, ten
einde het voornaamste struikelblok ter verwezen
lijking van uwen wensch uit den weg te ruimen.
Alvast een kleinigheid
Men gevoelt, dat dit punt is opgesteld onder
den indruk der tijdsomstandigheden. De oorlog
van Rusland tegen Turkije was immers een inter
ventie in de binnenlandsche aangelegenheden van
een anderen staat; de bezetting van Bosnië en
Herzegowina door Oostenrijk was .niet anders. De
strijd van Nederland tegen Atjeh is hetzelfde.
Voorzichtig, lezer! Er wordt in de formule der
heeren vredebonders gesproken van een anderen
beschaafden staat. Vraag: Waar ligt de grens
tusschen beschaafde en onbeschaafde staten? De
mannen van het Parijsche vredecongres zullen u
dit dienen te beantwoorden, wij althans zullen
het niet beproeven. Zooveel is zeker, dat die hee
ren het met een zoogenaamd onbeschaafden staat
zoo nauw niet nemen en als zoodanig zal men
zeker Atjeh moeten beschouwen. Voorwaar een
schoone vrede-theorie, doch dan toch altijd een
theorie met een „maar", wel geschikt om ingang
te vinden, vooral bij onbeschaafde natiën
c. „Dat een internationale commissie, samenge
steld uit vertegenwoordigers van alle natiën, be
last worde met bet verzamelen van nauwkeurige
opgaven omtrent de wapentoerustingen van elke
natie." Kwaad kan dat zeker niet, maar het
is niet voldoende, 't moet ook nut hebben, en
dat is zeer twijfelachtig. Wat zal het baten of
men al bekend is met de wapentoerustingen van
de verschillende natiën, zoo men bet middel niet
bezit om die tegen te gaan?
Doch ja, men tracht, die quaestie op te lossen
in punt d, luidende: „Dat de gouvernementen j
van de beschaafde volken zoo spoedig mogelijk i
onderhandelingen openen om te geraken tot een
proportioneele en gelijktijdige ontwapening in elk
land. Dat is nu juist het fijne van de zaak; dat
is het doel, tot welks bereiking men al zoo lang
doende is geweest. Het gaat er mee als met de
kinderen, die het ouderwetsche „boompje-verwis
selen" spelen. Niemand wil het eerst zijn veilig
boekje verlaten uit vrees van er de dupe van te
worden. En zoo zal het wel blijven; althans het
voortdurend streven naar algemeenen dienstplicht
wijst op geheel iets anders dan op ontwapening.
Ten slotte punt e. „Dat geen grondgebied, toe-
behoorende aan een erkendeu S^aat, aan een ander
land geannexeerd kan worden, zelfs niet. krachtens
het besluit van een congres, lerizij met de for-
meele toestemming der bevolking van dat grond
gebied." Een plebisciet alzoo, waarbij de volkswil
wordt kenbaar gemaakt. Jammer, dat de geschie
denis leert men denke aan de beruchte plebis
cieten onder het tweede Fransche keizerrijk
dat zulk een volksstemming, dank zij mogelijke
ongeoorloofde invloeden, lang niet altijd de volks-
meening weergeeft. En bovendien, wie zal de eerbie
diging van zulk een plebisciet verzekeren? Willen
de vredebonders dat doen door middel van een
reeds zoo dikwijls besproken internationale leger
macht? Maar dan komt men alweder tot oorlog.
Voorzeker ook wij zouden gaarne voortdurend
en overal vrede zien heerschen. Maar juist daarom
kunnen wij niet instemmen met het beuzelachtig
vertoon van een vredecongres aan het. einde van
een jaar, waarin weder zooveel menschenbloed op
het slagveld werd vergoten.
LEIDEN, 25 October.
Door de staatscommissie alhier is heden tot
arts bevorderd de heer W. Jaarsma en het ge
tuigschrift. van het eerste gedeelte uitgereikt aan
den heer P. Vermeulen, beiden doctorandus.
De lijst voor de dienstregeling aanvangende
15 October is thans aan het postkantoor alhier
verkrijgbaar gesteld. Het nut. en gemak dat zij ter
verzending van brieven voor binnenland, buiten
land of koloniën bestemd oplevert., is voldoende
bekend.
Op bet feestmaal te Amsterdam ter eere van
de Noordpoolvaarders bracht de heer Van der
Vlugt uit Leiden, namens het Leidsche studenten
corps, een broederlijken groet aan den beer Koo
lemans Beynen. Hij toch had de studenten door
zijn levendige schildering van zijne reis met de
„Pandora" met geestdrift voor Noordpool-expedi
ties vervuld. „Wij studenten", dus sprak hij, „die
in onze disputen alle Ned. staatsinstellingen ver
beteren of wel sloopen als den tempel van Jeruzalem,
gevoelen eene leemte. Wij hebben nog niets ge
daan, en nu is het verkwikkend, als wij een man
ontmoeten die op jeugdigen leeftijd zooveel heeft
gezien, ondervonden en voor het vaderland verricht.
Sinds ik Beynen ken, kan ik begrijpen dat mijn
vaderland Trompen en De Ruyters heeft voortge
bracht. Ik drink op de geestdrift voor een idee,
gerepresenteerd door deze nobele persoonlijkheid."
Het studenten-weekblad „Minerva" bevat
een antwoord van prof. Dozy op het stuk van
den heer Snijder. Op een paar onjuistheden wordt
gewezen, die, zegt het Vaderland, het fond der
zaak volstrekt niet raken. Zoo deelt prof. Dozy
mede, dat niet prof. Cobet, maar wel degelijk hij
zelf decanus der faculteit is, wat den heer Snij
der aanleiding gaf te antwoorden, dat er dan ge
handeld is in flagranten strijd met de wet, die
voorschrijft, dat de decanen gedurende 4 jaar hun
post blijven bekleeden. Overigens verzekert prof.
Dozy,' dat er omtrent de afwijzing van den exami
nandus eenstemmigheid bestond en dat hij met
den vader van den examinandus nooit onaange
naamheden heeft gehad. Dan spreekt de hoogleeraar
van jongelieden, „die toonen geen aanleg voor
studie te hebben, ook al brengen zij een dikwijls
zeer ongegronde gymnasium-reputatie aan de aca
demie mede". Dit is een merkwaardige poging
om door het poneeren van een algemeene stelling
het bijzondere geval weg te cijferen. Iemand, die
„summa cum laude" op een goed gymnasium
promoveert, die door prof. Cobet voor een examen
bekwaam genoeg wordt geacht, die volgefis het
oordeel van zijn rector goed beslagen ten ijs komt,
heeft die een engegronde gymnasium-reputatie?
En is prof. Dozy bij al zijn scherpte van blik iu
staat in een examen-uurtje en dan nog wel
bij een examen, zoo ellendig ingericht, als bet
literarisch-propaedeutische is te ontdekken, dat
iemand alle aanleg voor studie ontbreekt Id cre-
dat Judaeus Appella. Hoe het met dat beruchte
examen gesteld is, zegt het Vaderland verder, we^fc
iedereen. Er bestaat, niet de minste waarborg, dat
hij, die met het beste gevolg dit examen aflegt,
die kennis van de oudheid en de geschiedenis
bezit, welke men het recht heeft van een student
te verlangen, en niet de minste zekerheid, dat hij,
die afgewezen wordt, niet de verlangde hoogte
van ontwikkeling heeft bereikt. Zij, die het best
eenige dictaten letterlijk van buiten kunnen leeren
en die de loopjes der hooggeleerden kennen, zijn
er het best aan toe.
Gisteren onderwierpen zich in Den Haag
7 candidaten aan het examen voor de Eransche
taaltoegelaten inej.D. L. Ch. Peters en S. S.
Rigoulot uit Voorschoten en L. Ch. Slot uit
's-Hage. Voor de akte als hoofdonderwijzer waren
15 candidaten; toegelaten de heeren: A. Van Gils
uit Ridderkerk, H. J. Kolstee van den Plas, J.
Komen, E. A. Schouten en J. J. Wiegman uit
Delft, H. J. Van der Kraan uit IJselmonde.
Men leest in de StandaardDinsdag viel
in eene vergadering van broederen uit Amsterdam,
Rotterdam, 's-Gravenhage en Utrecht het gewich
tige besluit om eene vereeniging op te richten
voor hooger onderwijs. Tevens is eene commissie
van deskundigen benoemd om in concept-statuten
de beginseleu uit te werken, die voor deze vereeni
ging voorloopig zijn aangenomen. Deze commissie
zal den 14den November in uitgebreider vergade
ring rapporteeren. Het plan is, dat allereerst
door deze vereeniging eene theologische faculteit
te Amsterdam zal worden gesticht. Grondslag der
vereeniging zal zijn een aldus omschreven arti
kel 2: „De in het vorig artikel omschreven ver
eeniging voor hooger onderwijs wordt geplaatst op
den grondslag der Gereformeerde beginselen, en