KOLONIE IN. Duitschland. Oostenr.-Hong. Monarchie. muziek van den heer Grentzius en uitgevoerd door de „Harmonie", van Warmond. Dixi! In eenf weide met eenige schapen aan 's-Gravenweg ontdekte men gistermorgen te zeven uren dat de hond van den bakker H. te Kralingen op de schapen was aangevallen en er. één had dood gebeten. Nog twee schapen, die vluchtten, geraakten in de sloot en verdronken. Twee agenten van politie hebben den hond naar het bureel gebracht. In het afgeloopen badseizoen is de hadplaats Sche veningen bezochtdoor3706 badgasten Tegen het viertal hulponderwijzers aan de openbare school te Noordwijk-binnen is proces-verbaal opgemaakt wegens moedwillige schen ding van eens anders eigendom en beleediging van den eigenaar. De stationschef te Kruiningen is, in verband met de inhechtenisneming zijner vrouw en dochter, in zijne betrekking geschorst. De melkinrichting te Amsterdam heeft voor de ingezetenen reeds het nut opgeleverd, dat ook andere melkverkoopers aldaar hunne emmers van deksels hebben voorzien. Tot nu toe was daartoe bijna geen enkele te bewegen. Ook ver neemt men, dat over het algemeen betere melk dan vroeger geleverd wordt. In een kleine boerenwoning, bewoond door den bejaarden L. Van der Hek en diens huisvrouw, aan den Hoogen Dijk, gemeente Berg- Ambacht, nabij Schoonhoven, ontstond Vrijdag avond om halfzes brand. Te zeven uren was het geheele perceel met een groot aantal hectol. aard appelen een prooi der vlammen. De oorzaak van den brand is onbekend. De inboedel is grooten- deels gered. Van het vijftal kinderen van den schoenmaker Kay, te Lagerdorf, zijn er nog slechts twee in leven. Een rijk Siciliaansch landeigenaar Passarello genaamd, van Cavonia, is door vijf struikroovers opgelicht en vervolgens losgelaten nadat zijne familie eene som gelds betaald had waarvan zij het bedrag niet wil openbaar maken; Het oorlogsstoomschip „Cornelis Dirks", commandant Baart de la Faille, is 31 Aug. 11. naar Savanilla vertrokken. De reis van dit schip schijnt in verband te staan met den moord, eenige maanden geleden op den Nederlandschen consul te Carthagena gepleegd. In een Hongaarsch blad vindt men onder het opschrift „Redding van een schilder" het volgende verhaal: „Toen in Augustus jl. vele troepen uit Pest naar Bosnië en de Herzegowina vertrokken, zag men ook een jong soldaat, die bij het inschepen een schetsboek voor den dag haalde, waarin hij snel eene teekening ontwierp van de levendige drukte op de kade. Het was Emerich Greguss, de jeugdige landschapschilder, die in het voorjaar door verscheidene schilderijen op de Hon- gaarsche tentoonstelling de aandacht trok. Hij ging naar het oorlogstooneel, en sedert hoorde men niets meer van hem. Thans wordt de won derbare redding van een infanterist Greguss ver haald, die niemand anders dan onze schilder kan zijn. Den 17den September begeleidde de luite nant Darczy bij Stolac met eene halve compagnie een proviandtransport, dat plotseling door eene talrijke bende insurgenten werd aangevallen. Ver scheidene soldaten vielen en de meesten, die niet gesneuveld waren, werden op barbaarsche wijze verminkt. Greguss werd door drie kerels iu het bosch gesleept, ontkleed, geslagen en getrapt; maar terwijl de bandieten zijne kleederen verdeel den, wist Greguss te ontkomen en vluchtte in een nabijgelegen tarweveld. Men zond hem eenige ko gels na, die hem echter niet troflen. Verder gaande, fiojurde hij zijne vijanden weder achter zich; hij sprong in eene rivier en zwom op den rug stroomafwaarts- Men schoot van den oever op hem, maar de insu7<?enten> hem op den rug ziende lig gen, hielden herii" voor dood en staakten de ver volging. Uit het i^ater gekomen, vond Greguss na een half uur ronddwalen een bataljon onzer jagers. Hij kreeg daar tfieuwe kleederen en den volgenden dag streed hij weder in de gelederen zijner kameraden." Twee slagersknechts, broeders, de een negentien en de ander achttien jaar oud, heb ben zich van Parijs op weg begeven naar Auxerre, om hunne tachtigjarige grootouders, die in een dorp nabij die plaats woonden, te vermoorden. Zij volbrachten de misdaad met hun hakbijl en maakten zich vervolgens meester van het geld, dat zij in eene lade vonden. De oudste is te Parijs op Père la Chaise, waar hij zijn vader, die dood graver is, behulpzaam was in het delven van een graf, door de politie in verzekerde bewaring ge nomen; de ander is nog niet in handen der justitie. Onlangs kwam te Weenen een heer uit Munchen met eene jonge dame, naar hij zeide zijne echtgenoote, en nam in een hotel logies onder den naam van Jozef Kriiger. Na er acht dagen te hebben vertoefd, ging hij naar een ander hotel en den 27sten September weder naar een ander in de Leopoldstraat. Dinsdag-avond vroeg hij aldaar de rekening, betaalde, liet de bagage naar het spoorstation brengen en aanteekenen voor het vervoer naar Munchen, waarna hij met de dame vertrok. Des nachts te ongeveer één uur wordt er aan het hotel gescheld; de portier doet open en daar staat de logeergast weder, maar geheel alleen, zonder hoed of jas en druipnat. Zonder een woord te spreken, gaat hij naar boven, betrekt weer dezelfde kamer en doet de deur op slot. De portier, wien dit wat te vreemd toescheen, wekte den hotelhouder, die onmiddellijk de politie liet waarschuwen. Daarop kwam er een politie beambte met twee adsistenten. De kamerdeur werd geopend; den vreemdeling werden droge kleederen gegeven, en nu begon de beambte hem te onder vragen. Het bleek toen dat de vreemdeling onder een valschen naam reisde. Hij was de koninklijk Beiersche rentmeester Jozef Kaiser, 43 jaar oud, gehuwd, vader van een achttienjarigen zoon en eene veertienjarige dochter. De dame, met wie hij te Weenen was, heette Rosine Hampfmüller. In het midden der vorige maand had hij zijne familie verlaten en was met Rosine naar Weenen ver trokken, om, gelijk hij verklaarde, er samen te sterven. Dit moest dien nacht plaats hebben. Alvorens het hotel te verlaten, hadden zij een schriftelijke verklaring onderteekend dat zij vrij willig ter dood gingen. Hierbij hadden zij een banknoot gelegd, ten einde, wanneer hunne lijken werden gevonden, de kosten van begrafenis goed te maken. Dit papier hadden zij in een flesch gestopt en in het bed gelegd, waar het nu, daar men de kamer nog niet had opgeruimd, ook ge vonden werd. Daarna waren zij naar de Augarten- brug gewandeld. Omstreeks middernacht aldaar aangekomen, had Kaiser zijn jas, hoed en parapluie op den grond gesmeten en was over de leuning in het water gesprongen, in de stellige verwachting dat Rosine volgens afspraak hem onmiddellijk in den vloed zou volgen. Maar of hij al wachtte, Rosine kwam niet, en toen hem dit eindelijk te lang duurde, was hij weder aan wal gegaan om haar op te zoeken. Zij was evenwel nergens te vinden en ook zijn jas en parapluie waren verdwenen. Hieruit maakte hij op, dat zij die had medege nomen, te meer omdat zij wist dat hij in den jaszak nog eenige papieren van waarde had gehad. Haar nergens vindende, was hij eenvoudig naar het logement teruggegaan. Wat nu de jas en para pluie betrof, zoo bleek het spoedig dat een voor bijganger die had gevonden en onmiddellijk aan het politiebureel had afgegeven. Waar was dus Rosine gebleven? Dit is nog een raadsel. R echtzake n. De arrondissements-rechtbank te Rotterdam deed onlangs uitspraak in de zaak van A. R., leeraar aan de hoogere burgerschool te Gouda, die aan een agent van politie, welke hem op last van den commissaris van politie te Gouda had aangemaand een op straat gevonden kettinkje aan het bureel van politie te bezorgen, toegevoegd had de woor den: „Mijnheer Wieckert (doelende op den com missaris van politie te Gouda) moet maar doen wat hij wil, hij kan voor mijn part stikken." De rechtbank nam aan, dat, hoewel die woorden moe ten worden aangemerkt als eene in de taal der onbeschaafde volksklasse tegen den commissaris van politie gerichte, hoogst onvoegzame en allen eerbied verzakende uitdrukking, zij echter niet kunnen geacht worden te behooreu tot die grove beleedigingen (outrages) jegens een magistraats persoon, welke strafbaar gesteld worden in art. 222 van het wetboek van strafrecht. Op dien grond werd de beklaagde van rechtsvervolging ontslagen. De officier van justitie had drie dagen cellulaire gevangenisstraf gerequireerd, terwijl mr. Yan Gigh, uit 's-Gravenhage, als verdediger van den beklaagde was opgetreden. BATAVIA, 26 Augustus. Door den gonTerneur-generaal van Ned. Indië zijn de vol gende beschikkingen genomen: Civiel Departement. Verleend: Een tweej. verlof naar Ned., w. meer dan 15 jaren onafgebr. dienst, aan den contr. 2de kl. bij het binn. best. bniten Java en Madnra, L. K. Van Swieten. Ontslagen: Ingaande bij expiratie van verlof naar Ned., eer vol, met pens., de hoofdambt, mr. S. C. J. W. Musschenbroek, laatst, resident van Menado; eervol, met peos., de hoofdonderw. te Cheribon, O. E. Hansen Jr., en de klerk bij het vendnkant. te Batavia, J. L. tVintersteyn; eervol, de comm. 2de kl. bij den postdienst, M. Den Boer. Benoemd: Tot arts voor de krankz.-verpl. dr. W. A. Van der Star, zijnde hij belast met de betr. van geneesh.-direct. bij het hulpgesticht voor krankzinnigen te Soerabaia; tot contr. 2de kl. bij het binn. best. op de bez. buiten Java en Madura, H. A. Van der Steenstratentot adsp.-contr. bij het binn. best, op Java en Madura, H. V. baron Bentinck; tot 2den comm. bij het dep. van financiën, B. Kleykamp; tot comm. op het bur. van den res. der Fadangsche Bovenlanden, G. Kos; tot adj.-landmeter 2de kl. bij het kadaster in Ned. Indië, G. E. Wiemans; tot griffier bij den landr. te Pati, H. C. Van der Straaten. Departement van Oorlog. Verleend: Een tweej. verlof naar Ned., w. ziekte, aan den majoor der genie 1. J. Kcsner; naar Europa, w. ziekte, aan den magazijnm. van de genie lste kl., J. Jarman. Ontslagen: Eervol, de burg. schrijvers 3de en 5de kl. bij de mil. adm. F. Van Lingen en E. E. Theuvenet. Vergund: Aan den van het leger in Nederland in Ned.-Indië gedet. laten luit. der inf. E. De Man, op zijn verzoek, w. ziekte, naar Ned. terug te keeren; aan den van het leger in Nederland in Ned.-Indië gedet. lsten luit. der inf. J. P. F. G. E. Delpij om bij laatstgen. leger gedet. te blijven, in afwachting der be schikking op zijn verzoek om die detacheering nogmaals met één en een half jaar te verlengen. BTJITEINL.A.rVB. Frankrijk. De rechtsgeleerden, die geraadpleegd zijn door het comité der rechterzijde van den senaat, hebben beslist: dat het mandaat der eerste reeks van senatoren, die den 9dcn Januari 1876 gekozen zijn, eerst den Ssten Mei 1879 eindigt; dat in dien de verkiezingen eerder hadden plaats gehad, de gekozenen hun mandaat niet konden uitoefe nen vóór 8 Maartdat de bijeenroeping der gemeen teraden voor de benoeming van senatoriale gede legeerden niet wettig kan zijn vóór de heropening der Kamers. De „Post", het orgaan der vrije conservatieve partij, zegt: Als een treurig en opmerkelijk feit wordt ons medegedeeld, dat de keizer en prins Von Bismarck tijdens hun verblijf te Gastein, alsook op hunne latere reizen, overstelpt zijn met boosaardig dreigende brieven. Daarentegen ont vingen zij ook talrijke waarschuwingen tegen nieuwe aanslagen. Ook tegen het verblijf in Keulen werd de keizer gewaarschuwd. Gri*oot-Brita.iinië. Uit Kaapstad wordt, van 17 September gemeld, dat sir Bartle Frere, de gouverneur der Kaapko lonie, des anderendaags naar Natal zou vertrek ken, om den opperbevelhebber der troepen te ont moeten vervolgens zou hij zich naar de Transvaal, Pretoria, West-Grikwaland en Pondoland begeven. Omtrent den oorlog is er geen nieuws te melden de berichten van de Noordergrenzen der Trans vaal zijn onbeduidend en bovendien met elkander in tegenspraak. Het admiraalschip is met troepen en munitie te Simonstad aangekomen. De „Times" meldt dat een syndicaat van Schot- sche bankiers is overeengekomen om aan de depo santen der „City Bank of Glasgow" vijftig percent hunner vorderingen uit te keeren. Lord Napier van Magdala heeft zijn post te Gibraltar nedergelegd. Het officieel orgaan bevat een brief van den keizer, van 3 dezer, aan den heer Zells. Onder erkenning zijner ijverige diensten, verleent de keizer hem het gevraagd ontslag, met opdracht offi voorloopig tot nader order in functie te blijven. Tevens wordt medegedeeld het keizerlijk besluit waarin het ontslag van het geheele Hongaarsche ministerie wordt aangenomen, insgelijks met op dracht aan de ministers om tot na de benoeming hunner opvolgers de werkzaamheden voort te zetten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1878 | | pagina 2