N°. 5713.
A0. 1878.
30 September.
Maandag
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
r Tweede Blad.
INGEZONDEN.
Mijnheer de Redacteur,
LEIDSC
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regels1.05.
Iedere regel meerÏ4 o 0.17*.
Grootere letters naar plaatsruimte.
Gemengd Nieuws.
Er bestaan te Parijs een aantal werk
lieden die te huis hun arbeid verrichten en dan
natuurlijk verplicht zijn zich op bepaalde tijden
te verwijderen, ten einde de afgewerkte taak te
bezorgen en nieuwe bestellingen te halen. Van die
oogenblikken van afwezigheid maken niet alleen
dieven maar vooral dieveggen gebruik om hun
slag te slaan. Slechts zelden gelukt het hen te
betrappen. Bij de volgende gelegenheid echter had
dat plaats. Een passementwerkster op den boule
vard du Temple nl., van zulk een noodzakelijk
tochtje terugkeerende, ontmoette op de trap een
jong meisje met een kartonnen doos. Aan hare
kamer gekomen vond zij de deur open en alles
het onderstboven gekeerd. Onmiddellijk sloot zij de
deur en volgde het haar onbekende meisje, dat zij
juist inhaalde, toen deze in de omnibus van Bel
leville stapte. De arbeidster nam eveneens plaats
in het voertuig en volgde daarna de verdachte
vrouw in een koffiehuis, waar zij deze weldra in
gesprek zag met een jongmensch. Zonder een
woord te zeggen riep zij de hulp in van een po
litiebeambte, doch op diens nadering nam de jonk
man de vlucht. Het meisje echter werd gevangen
genomen, en bij het onderzoek der bewuste doos
kwamen een aantal gestolen voorwerpen van de
passementwerkster te voorschijn. Ook in de zak
ken der dievegge vond men ontvreemde zaken,
als horloges, portemonnaies enz. Nog echter waren
de verrassingen niet ten einde. Daar viel de aan
dacht der arbeidster op de bottines van het vrouws
persoon zij bemerkte dat ook deze haar eigendom
waren. De dievegge echter wilde zich daarvan niet
ontdoen, en toen dat met geweld geschiedde, kwa
men er uit het eene laarsje drie, uit het andere
twee gouden ringen met kostbare edelgesteenten
te voorschijn. Welke moeite men ook deed, de
schuldige wilde de politie niet bekendmaken met
den naam van haar medeplichtige; wel zeide zij,
dat deze altijd de noodige informaties nam bij
de concierges der huizen, waar zij voornemens
was hare operaties te verrichten.
In de groeven van St.-Amedée, onder
de gemeente Sauvignes in Frankrijk, is een doos,
bevattende 2 kilogram dynamiet, vaneengespron-
gen. De ontploffing was zoo verschrikkelijk, dat zij
aan twee werklieden het leven kostte, terwijl er
zeven zwaar werden gewond.
Een metselaar-aannemer uit het de
partement der Ardennen, die te Parijs was geko
men om de tentoonstelling te bezichtigen, verwij
derde zich van het ontbijt, dat hij bij zijne ouders
gebruikte, naar hij voorgaf om zijn aanteekenboekje
te gaan halen, dat hij op de bovenverdieping had
laten liggen. Weinige oogenblikken later hoorde
men een geluid als van een vallend lichaam op
de binnenplaats. De ongelukkige had zich naar
beneden gestort en overleed onmiddellijk aan de
gevolgen van den val. Men schrijft dien zelfmoord
toe aan een aanval van koortsde zaken van den
man waren in goede orde, maar bij herhaling
bad hij vroeger verklaard, dat alles te Parijs hem
verveelde.
Twee werklieden vonden op zekeren
lorgen, terwijl zij zich naar hun werk begaven,
o den straatweg van Orleans een meisje liggen
an ongeveer negen maanden. Het wicht was niet
leen verlaten, maar de hals vertoonde ook spo-
en van poging om het te worgen. Echter was
het nog in leven, ofschoon verkleumd en uitge
hongerd. De vinders namen het op en brachten
het naar het bureel der gendarmerie in het nabu
rige Montrouge, waar het liefderijk werd verpleegd
en vervolgens in een gesticht geplaatst. Later
evenwel heeft een der twee werklieden, Jules Tail
leur genaamd, in overleg met zijne vrouw het ver-
stooten kind in de echtelijke, maar niet met kroost
gezegende woning opgenomen, om het als het hunne
op te voeden.
Een inwoner van het Fransche plaatsje
Antony was met vrouw en kinderen in zijn
phaëton naar Parijs gereden om een bezoek te
brengen aan de wereldtentoonstelling. In de avenue
gekomen, wilden zijne dochters na dien langen
rit een oogenblik wandelen en verlieten dus het
rijtuig, terwijl de moeder daarin bleef zitten. Op
eens ziet de vader tot zijne groote ontsteltenis,
dat het paard op hol gaat. Hij roept zijne vrouw,
die was opgestaan, ijlings toe hare plaats niet te
verlatenmaar de ongelukkige, geheel verbijsterd,
deed een gevaarlijken sprong juist op het oogen
blik dat een voorbijganger liet paard tot staan
bracht. De vrouw brak het been en kreeg boven
dien een hersenschudding, zoodat zij in hopeloo-
zen toestand naar een ziekenhuis moest worden
vervoerd.
Zekere Farrant, koopman te Neuilly,
heeft getracht zijn vroegere bemjnde, Bertha Delisle
te Parijs, van het leven te be^oven. Ofschoon op
twee plaatsen door pistoolschoten gewond, wist zij
te ontkomen. De moordenaar loste toen nog drie
revolverschoten op zich zeivenalle waren raak,
maar dit belette hem niet zich nog een diepe hals-
wonde toe te brengen met een scheermes en ten slotte
uit het venster der derde verdieping te springen.
Yolgens de laatste aflevering van
„Petermann's Mittheilungen" wordt de aarde door
1,439,145,300 menschen bewoond. Europa telt
312,398,800, Azië 831 mill., Afrika 205,210,500,
Australië en Polynesië 4,420,000 en Amerika
86,116,000 inwoners; derhalve gemiddeld 500
menschen op elke vierkante mijl. In dezelfde opgave
wordt het aantal paarden der wereld als 58 millioen
opgegeven.
Zekere Alexander Benéteau, vleesch-
houwer te Buffec (Charente), had als soldaat der
mobile garde van Charente den 12den Januari
1871 te Sainte-Marie een kogel in het been ge
kregen, even onder de knie. In de ambulances,
waarin hij verpleegd was, had men verklaard dat
het projectiel uit de wond verwijderd was. Dezer
dagen nu kreeg Benéteau een klein abces aan den
voet. Hoe verbaasd echter was hij, toen hij, het
verband losmakende, dat hij ter genezing om den
voet had gelegd, den kogel zag te voorschijn komen,
dien hij reeds lang verwijderd waande. Aan een
der uiteinden was het olijfvormige projectiel een
weinig geoxydeerd.
Omtrent het s p o o r w e g o n g e v a 1 te
Frouard wordt gemeld, dat de reizigers, die met
den nachttrein van Parijs naar Straatsburg reisden,
plotseling nabij Liverdun bemerkten, dat de trein
sneller ging rijden, en wel zóó, dat uit alle wagens
het „stoppen, stoppen" als een angstkreet weer
klonk doch reeds waren de vier achterste wagens
ontspoord, en hadden door hunne ouregelmatige
beweging ook de vier volgende van de rails gerukt.
Toen volgde een verschrikkelijk tooneel; de loco
motief vloog voort en de medegesleepte wagens,
waarin veel reizigers zaten, werden tegen elkaar
verbrijzeld. Toen eindelijk de trein tot staan kwam,
leverde de duistere nacht een vreeselijk tooneel
op. Twee reizigers waren verpletterdterwijl tal
van personen, waaronder vrouwen en kinderen,
zwaar gewond waren. Spoedig kwamen in den
duisteren nacht de in den omtrek wonende land
lieden met lantaarns voorzien den ongelukkigen
te hulp. Het is opmerkelijk, dat men noch op de
locomotief, noch in de acht onmiddellijk achter
de locomotief volgende rijtuigen iets van de ont
sporing der andere rijtuigen heeft bespeurd voordat
het te laat was.
Mag ik u beleefd verzoeken mij een plaatsje
af te staan in uwe courant voor het volgende.
Met verwondering las ik dezer dagen in uw blad
de verschillende aanvragen om concessie voor den
aanleg en de exploitatie van paardensporen in
Leiden. Met verwondering zeg ik, want als ik
nog eens nazie de onpartijdige en zaakkundige
berekeningen in de Leidsche Courant van 16 Maart
11. door de heeren G. Tibboel en J. H. H. Borgerding
gegeven, waaruit blijkt dat het paardenspoor te
Leiden jaarlijks een tekort zal hebben van f 10,398
of 15'/2 °/0 van het vroeger door mij gevraagde
kapitaal, dan moet ik zeggen hoe is het mogelijk,
dat iemand den moed nog heeft, om zoo eene
zaak te ondernemen. Onbegrijpelijker is het mij
nog te meer, nu men zelfs f 2000 in de gemeen
tekas wil storten voor zuik eene dwaze onder
neming.
Dat mijne zaak niet opging en voor een klein
bedrag in de door mij opengestelde leening werd
ingeschreven, verwonderde mij niets, want het kon
niet anders, daar de berekeningen van deskuudi-
gen onbetwistbaar waren(?). Ik was er bijna dank
baar voor; nu waren de inschrijvers, al was het
zonder opzet van mij, hun geld niet kwijt. Be
nieuwd ben ik echter wat de heeren Tibboel en
Borgerding nu zullen doenhet wordt nu toch al
te gek: in weerwil hunner berekeningen zijn er
drie aanvragers voor een paardenspoor en twee
van hen willen f 2000 voor de concessie aan de
gemeente geven.
Mij dunkt, hunne verwondering kent geene grens,
evenals die van het geacht raadslid, die bij de
behandeling van de voorwaarden in den gemeen
teraad van meening was dat Leiden eene te stille
stad voor paardensporen was, en door de drukte
in de stad ongelukken konden plaats hebben, ter
wijl hij nu gelooven moet: Leiden is zoo min
en stil niet, daar men zelfs f 2000 voor de con
cessie biedt.
Zooals met vele zaken in den regel, kost het
hem, die een nieuw denkbeeld wil exploiteeren,
veel geld, en hij begint en eindigt met geld uit
te geven. Zoo is het ook mij gegaan, en nu zal
mijn denkbeeld door anderen misschien met voor
deel in praktijk worden gebracht. De verschillende
aanvrageu, waarvan aanbiedingen van twee duizend
gulden, zijn voor mij een aangenaam gevoel, want
zij bewijzen dat mijn denkbeeld niet zoo fabel
achtig stom was, als de heeren Tibboel en Bor
gerding wel hebben doen voorkomen.
Ook is de gelegenheid nu wederom voor mij
als voor ieder ander opengesteld, om naar de con
cessie te kunnen mededingen, waarover door mij
ernstig wordt gedacht.
UEd. dank zeggende voor de gegeven ruimte,
blijf ik met achting
Woerden, UEd. dw. Dienaar,
September 1878. J. H. De Haan.