N°. 5694.
Zaterdag
A0. 1878.
7 September.
Deze Courant wordt dagelijis, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
f 1.05.
0.17*.
STADS-BEEICHTEN.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
foor Leiden per 8 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.18.
ïïïïiïïi. 1*8.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIES
V»n 16 regels......
Iedere regel meer.VIïr..".TT
Grootere letters naar plaatsmhnte.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien art. 8, 1ste alinea, der Wet van 2 Juni 1875
Staatsblad n°. 95), tot regeling van het toezicht bij hel
oprichten van inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder
kunnen veroorzaken
Brengen bij deze ter algemeene kennis, dat door hen op
heden vergunning is verleend aan de firma VAN HAR-
TROP ZOON lot het oprichten van een fabriekgebouw op
het Galgewater n°. 22, ter aansluiting aan het aangren
zende gebouw n°. 21.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaat
sing in de Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Lei.den, DE FREMERY, Wethr. lo. B.
5 Sept. 1878. E. KIST, Secretaris.
LEIDEN, O September.
Den 3den September is de hoogere burgerschool
alhier geopend met 142 leerlingen, aldus over de
verschillende klassen verdeeld1ste klasse 45,
2de kl. 34 en 2 voor enkele vakken, 3de kl.
18 en 4 voor enkele vakken, 4de kl. 18 en 7
voor enkele vakken, 5de kl. 9 en 3 voor enkele
vakken, toehoorders 2.
De troepen uit Ylissingen, welke alhier en
ie Delft zijn gedetacheerd, zullen den lOden
September a. s. naar hun garnizoen per extra-
trein terugkeeren.
Te Woubrugge is tot wethouder herkozen
de heer Z. T. De Jongh van Arkel. Het mond-
of klauwzeer onder het rundvee aldaar, sedert
April uitgebroken, is nog niet gewekente Hoog-
made en in den Vlietpolder is het thans nog
heerscheude; in het geheel zijn zes runderen er
aan bezweken.
Tot wethouder der gemeente Oudshoorn is
herbenoemd de heer H. Kloot, terwijl ter vervan
ging van wijlen den heer M. C. Piek de heer
C. Van Wieringen zitting heeft genomen als raads
lid. Door den gemeenteraad te Noordwijk is
als wethouder herbenoemd de heer J. Kroon.
Te Waddingsveen is tot wethouder met
algemeene stemmen herbenoemd de heer K. Van
der Torren Kz. De aangeboden gemeentebe-
grooting voor 1879 bedraagt in ontvangst en uitgaaf
f 31,199.87'/,. De hoofdelijke omslag is geraamd
op f 7000, terwijl voor het lager onderwijs f 8600
is uitgetrokken. Als buitengewone uitgaaf komt
op deze begrooting voor een post van f 7350, tot
aanleg van een grintweg, ter verbinding van de
Dorrekenskade met. den Kerkweg.
Door den gemeenteraad van Bodegraven is
besloten de opening der lijn Leiden-Woerden
feestelijk te vieren, waartoe zich reeds eene feest
commissie gevormd heeft. Tot wethouder dier
gemeente is hei lenoemd de heer W. H. Kapteyn.
Tot de evangeliebediening zijn toegelaten
door het prov. kerkbestuur van Utrecht de beeren
P. A. Faure en J. J. Westerbeek van Eerten,
candidaten aan de Utrechtsche universiteit.
Tot leeraar in de geschiedenis en aardrijks
kunde aan de hoogere burgerschool „Prins Hendrik
der Nederlanden" te Apeldoorn is benoemd de
heer R. A. M. Stavenisse de Brouw, te 's-Gra-
venhage.
Van goederhand wordt meegedeeld dat het
bericht, door eenige bladen opgenomen, als zou
het sterfhuis van Spinoza door een drietal zijner
vereerders zijn aangekocht, ten eenenmale onjuist
is. Wel zijn er pogingen gedaan om uit te maken
in welk van de twee of drie huizen, die er voor
aangewezen worden, en die op de Paviljoens
gracht tegenover, niet in de Doubletstraat te
's-Hage gelegen zijn, Spinoza naar de meeste
waarschijnlijkheid heeft geleefd en gearbeidmaar
noch van den aankoop van eenig huis, noch van
't plaatsen van een gedenksteen is tot heden sprake.
Prins Frederik zal morgen ter eere van prins
en prinses Hendrik op zijn buitenverblijf het
Huis de Pauw een déjeuner geven, na afloop
waarvan een matinee dansante zal plaats hebben.
De vorstelijke familie zal bij dit feest tegenwoordig
zijn, terwijl uitnoodigingen zijn rondgezonden aan
de leden van het corps diplomatique, de leden der
hofhoudingen en verschillende autoriteiten.
Prins en prinses Hendrik hebben heden
Burg. en Weth. van Amsterdam en eene deputa
tie van het bestuur der „Prins-Hendrik-stichting"
ontvangen, tot aanbieding der huwelijksgeschen
ken. Zij werden zeer welwillend ontvangen en de
vorstelijke personen betuigden hun bijzonderen dank.
Het bericht dat onze Koning het voorbeeld
van zijn broeder heeft gevolgd en zich in den
echt denkt te begeven met prinses Adelaide Emma
Wilhelmina Thérèse van Waldeck-Pyrmont wordt
meer en meer bevestigd. De moeder der prinses
is Helena Wilhelmina Henriëtte Pauline Marianne,
dochter van wijlen hertog Willem van Nassau.
Toen in 1255 graaf Hendrik van Nassau, bijge
naamd de rijke, overleden was, deelden zijne twee
zonen het graafschap in twee deelen. Walram
kreeg Idstein, Wiesbaden en Weilburg en is de
stamvader geworden van het huis van Nassau,
waaruit de moeder van 's Konings aanstaande ge
sproten is. Otto kreeg Dillenburg, Beilstein en
Siegen en uit deze lijn is het over Nederland re-
geerend vorstenhuis gesproten. De verschillende
gebieden van Nassau zijn door de nakomelingen
der beide genoemde graven gedurende vele eeuwen
geregeerd geworden, totdat in 1816 geheel Nassau
door erfopvolging verviel aan den alleen overge
bleven tak Nassau-Weilburg, uit welken van dat
jaar tot 1839, onder den titel van hertog, regeerde
Willem, van moeders zijde de grootvader van
's Konings bruid. De tak van Otto, waartoe onze
Koning behoort, was nl. in 1702 toen met
Willem III, die kinderloos stierf, het huis van
Oranje-Nassau in de mannelijke linie eindigde
overgegaan in het huis van Nassau-Dietz,
doordat prins Willem III tot zijn persoonlijken
erfgenaam benoemd had Jan Willem Friso, van
wieu onze Koning in rechte lijn afstamt. Het aan
staande huwelijk hecht dus aan moeders zijde der
bruid beide loten van den alouden stam nog
sterker samen. De moeder der bruid en die van den
prins Von Wied zijn eigen zusters. De Arnh. Ct.
is in de gelegenheid gesteld het photographisch
portret van prinses Emma en ook dat van prinses
Pauline te zien. Beiden zijn, zegt zij, schoone dames,
maar vooral de jongste, de aanstaande gemalin
des Konings, is zeer bekoorlijk van gelaat.
Het buitenverblijf „Welgelegen" te Rijswijk,
toebehoorende aan Z. M. den Koning, is naar
men verneemt publiek verkocht voor f 29,000.
Naar men verneemt is door den heer G.
Vas Visser te Doorn en den heer W. J. Visser
te Maartensdijk aan den minister van waterstaat
concessie aangevraagd tot het aanleggen van een
stoomtramway van het kruispunt van den Rijn
spoorweg en den rijks-straatweg lsfce klasse te
Driebergen, langs dien straatweg door de gemeen
ten Driebergen, Doorn, Leersum, Amerongen, Eist,
Rhenen, Wageningen, Renkum tot Arnhem.
De „Times" bevat een Reuter-telegram uit
Brindisi gedagteekend Atjeh 27 Juli, volgens
hetwelk een aanzienlijke expeditionaire Nederland-
sche troepenmacht het district, dat Twentyatwo
genoemd wordt, is binnengedrongen. Met het oog
op de omstandigheid, dat dit district het meest
vijandelijk gezind is en het middelpunt van de
positie des vijands vormt, is het verlies der troepen
betrekkelijk gering. Het bestaat hoofdzakelijk in
Met ingang van 1 October aanstaande is
de toelage voor de militaire studenten van de
zeemacht verhoogd met f 100 en alzoo gebracht
op f 700 'sjaars.
Het stoomschip „Schiedam", van Rotterdam
naar Nieuw-York, passeerde gisteravond bij Kaap
Lezard.
Z. M. de Koning zal van 13 tot den och
tend van den 16den dezer te Soestdijk vertoeven.
Prins en prinses Hendrik zullen zich a. s. Maan
dag, des morgens te halftien per Rijnspoor naar
Utrecht en verder naar Soestdijk begeven. De
prins Von Wied is in de residentie teruggekeerd.
De groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach zal
in de volgende week de hofstad verlaten, de groot
hertogin zal er nog geruimen tijd verblijf houden.
De deputatie uit de Transvaal, die naar
Engeland is afgevaardigd, om hij het Britsche
gouvernement te protesteeren tegen de annexatie
van de Transvaalsche republiek, is in de residentie
aangekomen.
Z. M. heeft benoemd tot Hd. adjudant in
buitengewonen dienst, den kapitein ter zee jhr. H.
O. Wichers, minister van marine.
In het wetsontwerp tot wijziging der wet
op het hooger onderwijs worden de artt. 116,
117 en 118 der wet van 28 April 1876 (Staats
blad n°. 102) vervangen door de drie volgende
artikelen: Art. 116. Het examen in art. 11 be
doeld, wordt aan elk gymnasium voor de eerste
maal gehouden in de maand Juli van het zesde
schooljaar, nadat aan die inrichting de zesjarige
cursus, vermeld in art. 7, is ingevoerd. Het examen
in art. 12 bedoeld, wordt voor de eerste maal
gehouden in de maand Juli van het jaar 1886.
Art. 117. De gelegenheid tot verkrijging van het
bewijs, vermeld in het eerste lid van art. 1 van
ons besluit van 4 Augustas 1853 (Staatsblad
n9. 31), en tot het afleggen van het examen,
vermeld in het tweede lid van dat artikel, blijft,
op den voet bij dat besluit geregeld, tot 1 October
1885 bestaan. Art. 118. Zij, die in het bezit
zijn van het bewijs of met goed gevolg het examen
hebben afgelegd in het voorgaande artikel bedoeld,
kunnen, zonder in het bezit te zijn der getuig
schriften, vermeld in artt. 11 en 12, worden toe
gelaten tot de examens, bedoeld in art. 84, mits
zij vóór 1 October 1887 de bewijzen van be
kwaamheid hebben gegeven, door ons bij algemeenen
maatregel van inwendig bestuur bepaald. De
wet treedt in werking op 1 September 1878.
Worden door die nieuwe regeling, zegt de
minister in de memorie van toelichting, zooals
de regeering zich vleit, de moeilijkheden, die
eene behoorlijke inrichting der gymnasia in den
weg stonden, opgeheven, raadzaam schijnt het
tegelijkertijd enkele andere onderwerpen te rege
len, welke met de inrichting der gymnasia in
verband staan of daarvan het gevolg behooren te
wezen. Daartoe strekt bet tegenwoordig wetsontwerp.
Eene ruime plaats zal zoowel in de gymnasiale
opleiding als aan de hoogere inrichtingen van
middelbaar onderwijs de geschiedenis bekleeden.
Meer dan eenig ander vak heeft zij docenten noo-
dig, die eene zuiver wetenschappelijke leermethode
weten te volgen en een onderwijs dat, tot feiten
en jaartallen bepaald, alle waarde verliest, zoo te
geven, dat het een belangrijke factor in de alge
meene ontwikkeling wordt. Het moet daarom be
schouwd worden zoo al niet als een verzuim dan